ECLI:NL:GHSHE:2022:467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.266.918_0
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schadevergoeding door illegale elektriciteitsaftakking ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Enexis Netbeheer B.V. De zaak betreft een illegale aftakking van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij die in de paardenstallen van de woning van [appellante] werd aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] in de periode van 3 april tot en met 3 juni 2014 de woning bewoonde en dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerij. Enexis vorderde schadevergoeding voor het onrechtmatig afgenomen elektriciteitsverbruik, dat door hen werd geschat op € 12.201,59. Het hof oordeelde dat [appellante] haar zorgplicht jegens Enexis had geschonden door niet te voorkomen dat er elektriciteit werd afgenomen via een illegale aftakking. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.266.918/01
arrest van 15 februari 2022
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. C.A. Gobbens te Breda,
tegen
Enexis Netbeheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 september 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 26 juni 2019, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en Enexis als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7271799 CV EXPL 18-4371)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 2 december 2021, waarbij de advocaten de standpunten nader hebben toegelicht en partijen zijn gehoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
[appellante] heeft in of omstreeks de periode februari 2014 tot en met 3 juni 2014 in huur en gebruik gehad de woning aan de [adres] in [plaats] . Zij bewoonde deze met haar partner [persoon A] .
3.1.2.
[appellante] heeft een overeenkomst gesloten met Essent voor de levering van energie met ingang van 3 april 2014. Als gevolg daarvan is zij ook in een contractuele verhouding komen te staan met netbeheerder Enexis, die zorg draagt voor het energienetwerk.
3.1.6.
In en boven de paardenstallen op dit perceel is op 3 juni 2014 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
3.1.3.
De paardenstallen zijn met de woning verbonden; tussen die stallen en de woning zit een deur.
3.1.4.
Eigenaar van de woning met stallen is de heer [persoon B] .
3.1.5.
[appellante] is bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vrijgesproken van – samengevat – medeplegen van hennepteelt in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 3 juni 2014.
3.2.
In deze zaak vordert Enexis schadevergoeding. Zij stelt daartoe kort gezegd dat er een aftakking van elektriciteit voor de meter was gerealiseerd in de meterkast van de woning die [appellante] bewoonde, dat daarmee de hennepkwekerij van elektriciteit werd voorzien, en dat [appellante] haar zorgplicht ten opzichte van Enexis niet is nagekomen. Het gaat daarbij om de volgende posten en totaalbedrag berekend door Enexis:
berekend verbruik € 6.098,39
capaciteitstarief € 152,49
administratiekosten € 363,89kosten netmeting € 331,24kosten trafostation € 4.716,58
kosten werkzaamheden monteur € 252,00kosten werkzaamheden fraude-inspecteur€ 296,00
€ 12.201,59
3.3.
Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter [appellante] veroordeeld tot betaling van € 12.201,59 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2014, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.
In hoger beroep voert [appellante] onder meer het volgende aan:
- zij betwist dat gedurende de periode van 3 april 2014 tot 3 juni sprake is geweest van een aftakking van elektriciteit in de meterkast;
- zij betwist dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerij. Daar is zij pas na terugkomst van vakantie op 30 mei 2014 ((de dag na Hemelvaartsdag 2014) achter gekomen. Zij was voornemens aangifte te doen;
- zij betwist de omvang van het door Enexis berekend verbruik, met name het berekend verbruik in het kader van voorgaande teelt(en);
- zij betwist het causaal verband tussen haar handelen en de schade aan de transformator en zij stelt dat bij de berekening van die schade een nieuw voor oud korting moet worden verdisconteerd;
Het hof zal de diverse stellingen in logische volgorde behandelen.
Is sprake geweest van een illegale aftakking voor de meter ten behoeve van de aangetroffen hennepkwekerij?
3.5.
Enexis heeft op pagina 11 en 12 van de inleidende dagvaarding onder verwijzing naar niets aan duidelijkheid te wensen overlatende foto’s toegelicht dat sprake was van een op 3 juni 2014 aangetroffen illegale aftakking in de meterkast in de woning van [appellante] . De kabels van die illegale aftakking zijn duidelijk zichtbaar. Ter zitting in hoger beroep heeft [persoon C] , fraude-inspecteur bij Enexis, toegelicht dat de aftakking, die onder de meter is aangebracht, naar de ruimtes ging waar de hennepkwekerij is aangetroffen, zodat de via de aftakking afgenomen elektriciteit niet op de meter werd geregistreerd. Tevens blijkt dat de aansluiting illegaal is verzwaard met drie zekeringen van 100 Ampère in plaats van de oorspronkelijke 35 Ampère.
Daarmee staat voldoende vast dat sprake is van een illegale aftakking buiten de meter om. Uit de overige door Enexis overgelegde foto’s blijkt genoegzaam dat de hennepkwekerij al langere tijd functioneerde; zo blijkt uit de foto op p. 6 bovenaan van de inleidende dagvaarding dat sprake is van een kweekruimte met hennepplanten in een vergevorderd groeistadium; de hennepplanten laten ontwikkelde toppen zien. Voorts blijkt uit de foto op p.6 onderaan dat in die ruimte een eerdere kweek heeft plaatsgevonden; ook zijn er resten van hennepplanten aangetroffen. In het licht van die bevindingen gaat het hof ervan uit dat de illegale aftakking aanwezig is geweest gedurende de periode vanaf 3 april t/m 3 juni 2014. Het is ongeloofwaardig en onaannemelijk dat de aftakking pas op het einde van de groeiperiode van deze teelt is gemaakt. [appellante] heeft in het licht van het voorgaande onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aftakking niet gedurende de (gehele en overigens relatief korte) periode dat zij energie heeft afgenomen van Essent aanwezig is geweest in de meterkast. Haar verwijzing naar het geregistreerde energiegebruik kan niet gezien worden als een gemotiveerde betwisting. Ook indien [persoon D] , die aldus [appellante] kort na aanvang van de huur internetkabels in de meterkast heeft aangelegd, verklaart dat hij geen illegale aftakking heeft gezien, leidt dat gelet op het hiervoor vastgestelde niet tot een andere conclusie. Het hof overweegt daartoe nog dat de kantonrechter heeft vastgesteld dat [appellante] de woning omstreeks februari 2014 in gebruik heeft genomen, dat het contract met Enexis op 3 april 2014 is ingegaan en dat de fraude-inspecteur van Enexis ter zitting heeft verklaard dat de aftakking eenvoudig verwijderd kan worden en daarna weer kan worden aangesloten. Het aanbod om [persoon D] als getuige te horen zal derhalve als niet relevant voor de beslissing worden afgewezen. Ook de stelling van [appellante] dat het geregistreerd gebruik via de meter (circa € 1.500,-- aan elektriciteit gedurende de maanden april-juni) een aanwijzing is dat de stroom van de hennepkwekerij wél via de meter liep acht het hof onvoldoende. Dat verbruik is mogelijk hoger dan gemiddeld, maar daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat het om een vrijstaande woning met paardenstallen gaat. Bovendien is ook dit geregistreerde gebruik zodanig laag dat het niet kan hebben voorzien in de elektriciteitsbehoefte van de aangetroffen hennepkwekerij. De stelling dat er sprake is geweest van een hoger dan gemiddeld gebruik is derhalve niet redengevend voor het verweer dat geen of slechts voor een beperkte periode sprake is geweest van een illegale aftakking. In het licht daarvan is het onder 32 in de memorie van grieven daarop betrekking hebbend bewijsaanbod onvoldoende onderbouwd en kan de enkele stelling dat sprake is van een hoger dan gemiddeld gebruik niet leiden tot een andere beslissing.
Het hof gaat er derhalve van uit dat gedurende de periode van 3 april tot en met 3 juni 2014 sprake is geweest van een illegale aftakking als hiervoor weergegeven.
Was [appellante] op de hoogte van de illegale aftakking en heeft zij haar zorgplicht ten aanzien van Enexis geschonden ?
3.6.
Het hof acht de stelling van [appellante] dat zij pas op 30 mei 2014 op de hoogte was van de hennepkwekerij in de paardenstallen ongeloofwaardig.
Het hof verwijst in dat kader allereerst naar de gedetailleerde ondertekende verklaringen die [appellante] en haar partner [persoon A] (hierna [persoon A] ) op 5 juni 2014 ten overstaan van verbalisanten hebben afgelegd.
Zo antwoordt [persoon A] op vragen van verbalisanten (V) onder meer:
“(…)
V: Wat was het verhaal van meneer [persoon B] met betrekking tot het huren van de woning aan de [adres] ?
A: Nadat wij hadden gezegd dat wij interesse hadden in de woning toen heeft meneer [persoon B] verteld wat hij van plan was. Hij vertelde ons dat hij een gedeelte van de stallen zou gaan gebruiken voor het telen van hennep
(…)
V: Wanneer is hij begonnen met het verbouwen/leegruimen van de stallen?
A: Ik denk begin maart 2014 want dit was vlak nadat wij in de woning zaten en dat was februari 2014.
V: Jullie gaven de paarden hooi en hadden de sleutel nodig van de ruimte om bij het hooi te kunnen komen. Deze kregen jullie van [persoon B] en wat zag je toen?
A: Dit was begin april 2014 dat wij de sleutel kregen. Ik heb toen licht zien branden in één ruimte. Dit was volgens mij de middelste ruimte van de begane grond en ik zag stroomkastjes hangen tegen de wand aan. Ik dacht dat ik drie kastjes heb zien hangen waarvan er één aan was.(…) Ik heb hier achterlangs gekeken en ik zag toen hennep planten staan. De schat dat de hoogte ongeveer 100 cm. En deze stonden in potten. (…)
Ik was toen alleen en niet met [appellante] ( [appellante] , hof). [appellante] heeft ze wel zien staan, maar op een ander moment.
(…)
V: Hebben jullie een gedeelte terug gehad van de maandelijkse huur van [persoon B] ?
A: 1750 per maand betaalde wij per bank naar een rekening nummer van meneer [persoon B] . Wij ontvingen per maand 1000 euro contant hiervan terug.
V: Is er afgesproken dat er 1000 euro contant terug wordt gegeven omdat jullie kennis hadden van de hennep teelt?
A: Ja dit was omdat wij er weet van hadden en niks mochten zeggen.”
(…)
V: Er is een stroomstoring geweest op 21/05/2014, wat kunt u hierover vertellen?A: Ik weet van de stroomstoring af maar heb niet meegekregen of ze in de meterkast zijn geweest. Van mijn buurvrouw had ik te horen gekregen dat zij Essent had geïnformeerd over de storing.
V:Vanaf wanneer kon u niet meer in de meterkast?
A: Dit is schat ik half maart 2014 geweest. Het is mij niet bekend wie deze op slot heeft gedraaid. [persoon B] heeft mij wel verteld dat de sleutel hiervan onder de bestekbak lag.
(…)”
[appellante] zelf verklaart op vragen van verbalisanten onder meer het volgende:
“(…)
V: Hoelang wist je van de hennepkwekerij af?
A: ik wist van begin af aan wat er speelde. Dat er een hennep kwekerij zou zitten. Dit had [persoon B] zelf verteld niet met zoveel woorden maar dit begreep ik eruit.V: Wat was je reactie hierop?A: Ik was zo blij met deze woning en dat deze betaalbaar was voor ons. Hij zocht betrouwbare bewoners omdat hij voor twee jaar naar het buitenland zou gaan. Achteraf klopte dit verhaal niet. Het is onze keuze geweest daar te blijven gaan wonen ondanks de informatie die wij hadden.
V: Wat hebben jullie afgesproken in het begin van het huurcontract?A; Dat wij de woning huren voor twee jaar en weinig hoefden te betalen omdat wij nette mensen zijn. Wij hebben ons kop in het zand gestoken dat wij 750 euro betaalde en in zo een huis daarvoor konden wonen
V: Heb je de kwekerij gezien?A: Ja ik heb een kamer gezien waar ik licht zag branden. Dit was beneden. Ik zag wel drie stoom meters hangen waarvan een brandde.
(…)”
3.7.
[appellante] voert aan dat zij ten tijde van deze verklaringen snel uit voorlopige hechtenis naar huis wilde en om die reden zo verklaard heeft. Dat verweer overtuigt niet. De bij de politie overgelegde verklaringen zijn gedetailleerd en ook de omstandigheid dat zij door [appellante] en [persoon A] onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd draagt bij aan de betrouwbaarheid ervan. Ten slotte is voor het hof niet begrijpelijk waarom [appellante] en [persoon A] tijdens de politieverhoren bewust onjuist verklaard zouden hebben en met name bewust niet hebben verklaard dat zij pas de dag na Hemelvaartsdag bekend raakten met de hennepkwekerij in de paardenstallen. Een en ander heeft [appellante] ook op de zitting in hoger beroep niet inzichtelijk gemaakt. Het hof gaat derhalve uit van de juistheid van de op 5 juni 2014 bij de politie afgelegde verklaringen die gedetailleerd en geloofwaardig zijn. Daarmee staat voldoende vast dat [appellante] en haar partner in elk geval vanaf begin april op de hoogte waren van de hennepteelt in de via een inpandige deur tot de woning behorende, althans aan de woning grenzende, paardenstallen en van het feit dat daarvoor elektriciteit nodig was.
Het hof acht het verzoek om [appellante] en [persoon A] opnieuw te horen als getuigen in het licht van het vorenstaande onvoldoende onderbouwd. Het hof zal eveneens het verzoek om [persoon E] als getuige te horen afwijzen. Door [appellante] is onvoldoende onderbouwd wat de relevantie is van dit bewijsaanbod.
Nu er in rechte van uit kan worden gegaan dat [appellante] op de hoogte was van de hennepteelt in de met de woning verbonden paardenstallen, diende [appellante] er extra bedacht op te zijn dat mogelijk elektriciteit zou worden afgenomen via haar aansluiting. Vaststaat dat daadwerkelijk elektriciteit is afgenomen via een vóór de meter aangebrachte illegale aftakking in de meterkast van de woning van [appellante] . Daarmee heeft [appellante] niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht met betrekking tot die aansluiting en is zij als gevolg daarvan aansprakelijk voor de door Enexis geleden schade.
Dat [appellante] in een strafrechtelijke procedure is vrijgesproken van medeplegen of medeplichtigheid aan hennepteelt leidt niet tot een ander oordeel over deze civielrechtelijke aansprakelijkheid.
Omvang van de schade
3.8.
[appellante] komt op tegen twee van de hiervoor onder 3.2. weergegeven en door de kantonrechter toegewezen schadeposten, te weten de schade in verband met het door Enexis berekend verbruik en de schade in verband met de storing in het transformatorstation.
Berekend verbruik:
3.9.
Essent heeft in de inleidende dagvaarding onder randnummer 22 tot en met 24 gemotiveerd weergegeven hoe zij tot een geschat verbruik van 88.252 kWh komt. Op basis van een kWh kostprijs van € 0,069 becijfert zij het niet geregistreerde verbruik op € 6.089,39 (exclusief btw en exclusief energiebelasting). Dat bedrag vordert zij ter zake het verbruik. Dit bedrag is door de kantonrechter toegewezen.
3.10.
[appellante] brengt tegen die berekening het volgende in:
Zij heeft slechts gehuurd van 24 maart tot en met 3 juni 2014, derhalve kan slechts van één oogst worden gesproken; eerdere kweekrondes zijn niet aannemelijk en daarmee heeft Enexis het door haar geschatte gebruik onvoldoende aangetoond.
3.11.
Het hof stelt het volgende voorop. Enexis vordert schadevergoeding in verband met onrechtmatig afgenomen elektriciteit. Op Enexis rust in beginsel de stelplicht en bewijslast van het door haar gestelde verbruik. Aangezien die schade bestaat uit buiten de meetapparatuur om verbruikte energie (waarvoor [appellante] verantwoordelijk was), kan van Enexis niet meer dan een deugdelijk onderbouwde begroting van haar schade worden verlangd.
3.12.
Naar het oordeel van het hof heeft Enexis het door haar berekende verbruik deugdelijk onderbouwd. Enexis heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij is uitgegaan van één voorgaande teelt in de kweekruimtes 1 en 3 en een verbruik van energie van 10 dagen in droogruimte 5 alsmede van een verbruik van energie op basis van de aangetroffen teelt in de kweekruimtes 2, 4 en 6. Dat een voorgaande teelt in de kweekruimtes 1 en 3 heeft plaatsgevonden neemt het hof aan op grond van de niet of nauwelijks betwiste bevindingen van Enexis, onder meer dat sprake was van de aanwezigheid van een inrichting voor hennepkweek en verkleuring van een koolstoffilter. Die verkleuring was niet aanwezig op een plaats waar het touw hing. Dat sterkt het hof in de overtuiging dat de verkleuring en het gebruik van dat filter niet in een andere kwekerij heeft plaatsgevonden. Ook de mededeling van [persoon C] ter zitting dat hij op basis van zijn deskundigheid kan vaststellen dat de hennep in de droogruimte, gelet op de verkleuring daarvan, pas net gedroogd is en niet langer dan ongeveer 10 dagen daarvoor was geoogst sterkt het hof in de overtuiging dat de voorgaande teelt in de ruimtes 1 en 3 recent voor 3 juni 2014 heeft plaatsgevonden en in de periode dat [appellante] contractant was van Essent en Enexis.
Dat sprake is van een relatief hoog geregistreerd verbruik van energie door [appellante] in de betreffende periode kan, zonder nadere toelichting, niet leiden tot een ander oordeel. Daarbij betrekt het hof dat het berekend verbruik van de aangetroffen hennepkwekerij tot een aanzienlijk hoger geregistreerd verbruik zou hebben geleid dan het door [appellante] geregistreerde verbruik. De grief voor zover gericht tegen de hoogte van het gebruik faalt. Het hof zal evenals de kantonrechter uitgaan van een verbruik van 88.252 kWh.
[appellante] voert weliswaar in algemene zin verweer tegen alle door Enexis gehanteerde tarieven bij de diverse schadeposten, maar onderbouwt dat onvoldoende in het licht van de door Enexis als productie 5 bij inleidende dagvaarding overgelegde pagina uit het tarievenboek.
Tegen het door Enexis gehanteerde tarief per kWh van € 0,069 per kWh heeft [appellante] geen concreet verweer gevoerd en zij heeft evenmin aangevoerd waarom in het kader van de schadevergoeding niet van dit tarief, dat aanzienlijk onder de destijds geldende marktprijs ligt, mag worden uitgegaan. Voor zover Enexis heeft bedoeld hiertegen verweer te voeren, wordt dat als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Kosten in verband met vervanging van de transformator
3.13.
Naar het oordeel van het hof staat met voldoende zekerheid vast dat de storing en vervanging van de transformator te wijten is aan de hennepkwekerij in de paardenstallen bij [appellante] . Dat leidt het hof af uit de verklaring van [persoon F] bij de rechter-commissaris (prod. 12 Enexis). Daarmee staat ook voldoende vast dat Enexis schade heeft geleden. Die schade heeft Enexis becijferd in prod. 7 bij dagvaarding. Dat het transformatorstation in het verleden niet perfect gefunctioneerd zou hebben wordt door [appellante] niet onderbouwd. Het hof passeert die stelling. [appellante] heeft nog aangevoerd dat een nieuw voor oud correctie zou moeten worden toegepast. Het hof neemt aan dat dit verweer ziet op de post materiaalverbruik. [appellante] heeft dit verweer niet nader geconcretiseerd of toegelicht. Het hof ziet dan ook onvoldoende aanleiding om met een dergelijke correctie rekening te houden.
Schade verhaald op [persoon B] ?
3.14.
[appellante] voert ten slotte aan dat voor zover [persoon B] enig bedrag heeft betaald aan Enexis, dit in mindering moet worden gebracht op de vordering van Enexis op [appellante] .
Enexis heeft gereageerd met de mededeling dat [persoon B] geen betaling aan Enexis heeft verricht op de aan hem toegezonden nota en dat Enexis uiteraard die betaling op de vordering in mindering zou hebben gebracht. Ook dit onderdeel van de grieven faalt.
Bewijs
3.15.
De door [appellante] gedane bewijsaanbiedingen, voor zover hiervoor nog niet gemotiveerd verworpen, zijn ofwel onvoldoende specifiek of gelet op het hiervoor overwogene niet langer relevant voor de beoordeling. Het hof gaat daaraan voorbij en ziet evenmin ambtshalve aanleiding om tot bewijslevering over te gaan.
3.16.
De slotsom is dat het hof de bestreden beslissing zal bekrachtigen en [appellante] zal veroordelen in de proceskosten van dit hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van 26 juni 2019;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van Enexis in hoger beroep, tot op heden begroot op € 2.228,--, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157,--zonder betekening van dit arrest en van € 239,-- bij betekening van dit arrest, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na dit arrest tot de dag van de voldoening;
verklaart de veroordeling tot betaling uitvoerbaar bij voorraad
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, A.P. Zweers-van Vollenhoven en J.K.B. van Daalen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 februari 2022.
griffier rolraadsheer