In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een geschil over een franchiseovereenkomst tussen To Concept B.V. en een geïntimeerde. De zaak is voortgekomen uit een eerder vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 29 mei 2019 is gewezen. De appellanten, To Concept B.V. en [appellant 2], hebben in hoger beroep de financiële afwikkeling na de opzegging van de franchiseovereenkomst aan de orde gesteld. De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, met tussenarresten van 19 november 2019 en 19 oktober 2021, waarin het hof eerder al enkele grieven heeft behandeld.
In het tussenarrest van 19 oktober 2021 heeft het hof vastgesteld dat het hoger beroep zich richt op de grieven II, IV en V. Grief IV is verworpen, en het hof heeft geoordeeld dat grief V geen zelfstandige betekenis heeft. De geïntimeerde heeft in haar akte van 2 november 2021 verzocht om haar naam te wijzigen in verband met een echtscheiding, wat door het hof is toegestaan. De kern van het geschil betreft de aanpassing van het percentage in de franchiseovereenkomst van 10% naar 25% voor bestaande dossiers, waarbij To Concept stelt dat deze wijziging in onderling overleg is afgesproken.
Het hof heeft geconcludeerd dat de geïntimeerde geen tegenbewijs heeft geleverd tegen de stelling van To Concept dat de aanpassing van het percentage is overeengekomen. Het hof heeft ook overwogen dat deskundige voorlichting nodig kan zijn voor de berekening van de aan [geïntimeerde] toekomende bedragen, en heeft partijen gevraagd om suggesties voor de benoeming van een deskundige. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de kosten van de deskundige zullen gelijkelijk ten laste van partijen komen.