ECLI:NL:GHSHE:2022:4618

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
20-001708-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 6 juli 2021 was vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij twee strafzaken, met parketnummers 03-217195-20 en 03-082388-21. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van het feit met parketnummer 03-082388-21 en had de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een nieuwe uitspraak, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van het feit met parketnummer 03-082388-21, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat. Het hof heeft vervolgens het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover dit aan zijn oordeel was onderworpen. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het hof onvoldoende bewijs aanwezig achtte om tot een veroordeling te komen. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, en het beslag op de in beslag genomen aanhangwagen is opgeheven.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot diefstal en de diefstal van tuingereedschappen, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen die de wet stelt. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001708-21
Uitspraak : 16 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 6 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-217195-20 en 03-082388-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 20-001228-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
- poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (feit 1 van
03-217195-20) en
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (feit 2 van 03-217195-20),
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte is vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-082388-21 tenlastegelegde. Tevens heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd bij arrest van het gerechtshof te
’s-Hertogenbosch van 10 juli 2019. Voorts heeft de politierechter beslist op het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder parketnummer 03-082388-21 tenlastegelegde feit;
- het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-217195-20 bewezen zal verklaren;
- de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest;
- de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen en
- de teruggave van de inbeslaggenomen aanhanger aan verdachte zal gelasten.
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is verzocht deze af te wijzen. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Limburg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-082388-21 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
parketnummer 03-217195-20:
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Epen, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (uit een stal/schuur) goederen van hun/zijn gading, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich naar die stal/schuur heeft/hebben begeven en/of (aldaar) een slot en/of ketting heeft/hebben doorgeknipt en/of de bewegingsmelder van de lamp heeft/hebben afgeplakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 augustus 2020 tot en met 26 augustus 2020 te Vijlen, gemeente Vaals, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse tuingereedschappen (waaronder een grasmaaier en/of een versnipperaar en/of een bosmaaier en/of een heggenschaar en/of twee bladblazers en/of een motorzaag), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 2] (en/of haar man), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Integrale vrijspraak
Feit 1 (03-217195-20 )
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak ten aanzien van feit 1 bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte binnen een tijdsbestek van 20 minuten niet van de plaats delict (Epen) naar de plaats waar hij om 22.35 uur is aangehouden (Beek), kan zijn gereden en hij derhalve niet de persoon kan zijn geweest die op 26 augustus 2020 rond 22:15 uur door aangever [benadeelde 1] bij de stal van aangever (c.q. de plaats delict) is gezien.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van een poging tot diefstal op 26 augustus 2020 op [adres 2] . Aangever zag dat omstreeks 22.15 uur de lamp aan de stal door middel van een bewegingsmelder werd ontstoken. Aangever is vervolgens bij de stal gaan kijken. Aangever zag in de nabijheid van zijn stal een persoon met een petje lopen. De persoon liep op het aanroepen van aangever hard weg. Aangever hoorde een auto starten en wegrijden. Aangever heeft verklaard dat het een rode Volkswagen Transporter betrof, met [kenteken] als eerste letters van het nummerbord. De aangever constateerde dat de bewegingsmelder bij de stal was afgeplakt met duct tape en dat de ketting aan de toegangspoort was doorgeknipt, waardoor de toegang tot zijn terrein werd verschaft. Omstreeks 22:35 uur werd de verdachte op [adres 3] samen met een medeverdachte aangehouden in een rode Volkswagen Transporter met het kenteken [kenteken] . Verdachte droeg een zwart petje.
Naar het oordeel van het hof brengt de waarneming van de aangever in combinatie met de vaststelling dat verdachte enige tijd na de betreffende poging tot inbraak in de stal in Beek is aangetroffen, onvoldoende met zich dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich eerder die avond schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal op het perceel van aangever [benadeelde 1] . Hoewel er aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn dat verdachte bij voornoemde poging tot diefstal betrokken kan zijn geweest, is het hof van oordeel dat het door aangever opgegeven signalement onvoldoende specifiek en gedetailleerd is om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat verdachte strafrechtelijk betrokken is geweest bij het onder feit 1 tenlastegelegde. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in de avond van 26 augustus 2020 wel in de omgeving van de plaats delict in Epen aanwezig was, maar dat was om met zijn vriend een ijsje te eten bij de Wingbergerhoeve. Het hof heeft ter terechtzitting vastgesteld via raadpleging van het internet en de site van die hoeve dat deze hoeve zich direct om de hoek bij aangever bevindt. Voorts is ter terechtzitting vastgesteld dat die hoeve in de maand augustus ruime avondopeningstijden hanteert. Ervan uitgaande dat dit in 2020 ook zo was, betekent dit dat de verdachte voor zijn aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict een plausibele verklaring heeft gegeven die niet zonder meer wordt weerlegd door de overige bewijsmiddelen. Ook de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat hij na zijn bezoek aan de hoeve iemand heeft gezien met een zaklamp, maakt het voren overwogene niet anders. Daarnaast is het niet te verklaren hoe verdachte binnen (ongeveer) 20 minuten van [adres 2] (de plaats delict) naar [adres 3] (de plaats van de aanhouding) zou hebben kunnen rijden, nu het hier een afstand van 33,6 kilometer betreft en volgens Google Maps het overbruggen van die afstand met een auto 35 minuten vergt. Hierbij heeft het hof nog betrokken de mogelijkheid dat de aangever zich in het tijdstip zou hebben vergist, doch dit lijkt allerminst het geval, gelet op de overige bevindingen in het dossier, waaronder de beelden van een beveiligingscamera uit de nabij de plaats delict gelegen supermarkt in Epen. Volgens het proces-verbaal van bevindingen is op deze beelden waarneembaar dat om 22:13 uur een Volkswagen Transporter bestelbus, met een opvallend rode kleur over de Wilhelminastraat rijdt, komende uit de richting van de Terpoorterweg (plaats delict) en rijdende richting de Roodweg te Epen. Dit alles tezamen geeft volgens het hof ruimte voor twijfel hetgeen maakt dat het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot diefstal.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte aldus te worden vrijgesproken van dit tenlastegelegde feit.
Feit 2 (03-217195-20)
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep tevens vrijspraak ten aanzien van feit 2 bepleit. Verdachte heeft verklaard dat hij de tuingereedschappen de avond van 25 augustus 2020 heeft gekocht van een connectie van hem in Vaals. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren en het was zijn bedoeling om deze weer door te verkopen.
Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster [benadeelde 2] heeft op 27 augustus 2020 aangifte gedaan van diefstal van (elektrisch) gereedschap uit het tuinhuisje behorende bij haar vakantiewoning gelegen aan [adres 4] . Verdachte is in zijn Volkswagen Transporter op 26 augustus 2020, omstreeks 22:35 uur aangehouden op de Grootgenhouterstraat in Beek. Verbalisanten zagen dat er achter in het voertuig van verdachte (elektrisch) tuingereedschap lag. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2020 volgt dat het hier tuingereedschap van aangeefster [benadeelde 2] betrof. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze gestolen tuingereedschappen van een connectie van hem heeft gekocht in Vaals.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van het voorhanden politiedossier niet worden vastgesteld dat verdachte de tuingereedschappen uit het tuinhuisje van aangeefster [benadeelde 2] heeft gestolen. De tuingereedschappen zijn volgens de aangifte tussen zondag 23 augustus 2020 om 20:00 uur en woensdag 26 augustus 2020 om 22:35 uur gestolen. Het precieze moment van de diefstal kan derhalve niet worden vastgesteld. Dat uit de verkeersgegevens van verdachtes telefoonnummer blijkt dat deze op 26 augustus 2020 tussen 19:48:49 en 22:37:49 diverse telefoonmasten in Zuid Limburg heeft aangestraald, te weten in Wijlre, Epen, Vaals, Epen en Ulestraten, waaronder ook een of meer mast(en) in de omgeving van de plaats delict, maakt het voren overwogene niet anders. Te meer niet, nu het hof van oordeel is dat ook met die mastgegevens niet kan worden uitgesloten dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, de gestolen goederen heeft gekocht van een connectie in Vaals. Aan de verdachte is echter niet enige variant van heling van deze goederen tenlastegelegd. Het hof is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de onder feit 2 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van dit tenlastegelegde feit.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 juli 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-217195-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Beslag
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal gelasten de aanhangwagen die door de politie in beslag was genomen in de zaak met parketnummer 03-082388-21 aan de verdachte terug te geven. Nu deze aanhangwagen ziet op een feit waarvoor de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken en welk feit in hoger beroep niet langer aan de beoordeling van het hof is onderworpen, volgt die aanhanger datzelfde lot. Dit betekent dat dit beslag in hoger beroep evenmin aan het oordeel van het hof is onderworpen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-082388-21 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-217195-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissementsparket Limburg van 15 september 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof
's-Hertogenbosch van 10 juli 2019, parketnummer 20-001228-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen met een proeftijd van 2 jaar.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Jutte, griffier,
en op 16 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.