ECLI:NL:GHSHE:2022:4595

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
20-001485-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met valse sleutel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met een valse sleutel. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast was er een schadevergoeding van € 15.000 toegewezen aan de benadeelde partij, een bedrijf, die ook wettelijke rente en een schadevergoedingsmaatregel ontving. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarbij hij primair vrijspraak heeft bepleit en subsidiair een strafmaatverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd het vonnis te bevestigen, maar met een aangepaste strafmaat. Het hof heeft de bewijsvoering en kwalificatie van de politierechter beoordeeld en vastgesteld dat de kwalificatie van de diefstal niet correct was. Het hof heeft de kwalificatie aangepast en de verdachte opnieuw veroordeeld voor diefstal, waarbij hij zich toegang heeft verschaft tot de plaats van het misdrijf door middel van valse sleutels.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte had op 17 juli 2020 hoger beroep ingesteld en het hof heeft op 7 december 2022 arrest gewezen. Het hof heeft de strafmaat aangepast, maar heeft uiteindelijk besloten om de eerder opgelegde taakstraf van 120 uren te handhaven, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in zoverre bevestigd, maar de kwalificatie van het feit herzien.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001485-20
Uitspraak : 7 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 6 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-017316-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezen verklaard en gekwalificeerd als ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Verder is de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] toegewezen tot een bedrag van € 15.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente. De politierechter heeft de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, in die zin dat het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren zal opleggen.
Door en namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de bewijsvoering, de kwalificatie en met aanvulling van de gronden voor wat betreft de strafmotivering.
Bewijsvoering
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak heeft bepleit. In onderhavige zaak heeft de verdachte in hoger beroep het tenlastegelegde feit ontkend en is bovendien vrijspraak bepleit. Derhalve kan met een opsomming van de bewijsmiddelen met betrekking tot het tenlastegelegde niet worden volstaan.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
De door de raadsvrouw in hoger beroep aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot de bepleite vrijspraak worden naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de – in geval van cassatie nader uit te werken – door het hof voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, zodat het verweer geen verdere bespreking behoeft. Het hof merkt daarbij op dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor de juistheid van de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep herhaalde stelling dat hij op de tenlastegelegde datum en het betreffende tijdstip de winkel slechts in is geweest om zijn privékleding op te halen.
Kwalificatie
De politierechter heeft in het vonnis het bewezenverklaarde abusievelijk gekwalificeerd als ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel’. Het hof stelt vast dat deze kwalificatie niet in overeenstemming is met de (door het hof bevestigde) bewezenverklaring zoals aangetekend in het vonnis waarvan beroep. Immers is bewezen verklaard diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het bewezenverklaarde wordt daarom opnieuw en als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar
Aanvulling van de strafmotivering
In hoger beroep is van de zijde van de verdediging verzocht om rekening te houden met de schending van de redelijke termijn en derhalve de door de politierechter opgelegde duur van de taakstraf te matigen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof neemt de strafmaatoverwegingen van de rechtbank over, met aanvulling van het volgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel, door met een toegangscode van een collega het pand van zijn voormalige werkgever, de [bedrijf] , te betreden en vervolgens met een andere code € 15.000, - uit de kluis weg te nemen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Hij was kennelijk louter uit op eigen gewin en heeft het vertrouwen van [benadeelde] - die haar toegangscode van het pand met de verdachte heeft gedeeld - geschonden en haar bovendien in een kwaad daglicht gesteld door deze toegangscode te gebruiken om de winkel te betreden waarna hij het geld heeft weggenomen uit de kluis. Verder heeft de verdachte schade en hinder veroorzaakt voor het bedrijf van aangever.
Het hof heeft verder acht geslagen op de duur van de berechting.
Het hof neemt in aanmerking dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De verdachte heeft op 17 juli 2020 hoger beroep ingesteld en het hof zal op 7 december 2022 arrest wijzen. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met bijna 5 maanden overschreden. Het hof acht in beginsel - anders dan de advocaat-generaal - gelet op de hierboven uiteengezette ernst van het feit, naast de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis passend en geboden. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof, evenals de rechtbank, volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep dus ook in zoverre.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie en kwalificeert dit feit zoals hiervoor vermeld en doet in zoverre opnieuw recht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 7 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.