ECLI:NL:GHSHE:2022:4593

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
20-004036-19 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Limburg inzake vordering ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, dat op 11 december 2019 is gewezen. De rechtbank had in dat vonnis het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op een bedrag van € 5.000,- en een betalingsverplichting opgelegd voor hetzelfde bedrag. De betrokkene heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak behandeld op 7 december 2022, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis, met een aanvulling op de beslissing omtrent de opgelegde gijzeling. Met de inwerkingtreding van het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht per 1 januari 2020, heeft het hof de duur van de gijzeling bepaald. De duur van de gijzeling kan maximaal 100 dagen bedragen, berekend op basis van de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd en de duur van de gijzeling vastgesteld op 100 dagen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004036-19 OWV
Uitspraak : 7 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 december 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-162319-19 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 5.000, - en is aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor eenzelfde bedrag.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis, met aanvulling van de beslissing omtrent de opgelegde gijzeling.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste drie jaar.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 100 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 7 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.