ECLI:NL:GHSHE:2022:4590

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
200.313.393_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf en vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een geschil tussen de vader en de moeder over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, geboren in 2009. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2022 aangevochten, waarin de moeder vervangende toestemming kreeg om met het kind te verhuizen naar een andere woonplaats en hem daar in te schrijven op school. De vader verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en het hoofdverblijf van het kind bij hem te bepalen, evenals toestemming te verlenen voor inschrijving op een school in zijn woonplaats.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader stelt dat het in het belang van het kind is om in zijn huidige woonplaats te blijven, waar hij zijn sociale netwerk heeft en zijn school heeft doorlopen. De moeder daarentegen betoogt dat de verhuizing al heeft plaatsgevonden en dat het kind zich heeft aangepast aan de nieuwe situatie. Het hof heeft de belangen van het kind afgewogen, waarbij het belang van continuïteit en stabiliteit voorop staat.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het hoofdverblijf van het kind bij de vader dient te zijn, gezien de sterke banden die het kind heeft met zijn huidige woonomgeving. De verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving op school in de nieuwe woonplaats zijn afgewezen. De zorgregeling tussen de ouders is vastgesteld, waarbij het kind één weekend per veertien dagen bij de moeder verblijft en wekelijks op dinsdag na school.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 december 2022
Zaaknummer: 200.313.393/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/377676 / FA RK 21-5868
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.H.C. van de Kerkhof,
tegen
[de moeder],
voorheen wonende te [woonplaats] , thans wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Poort-van der Meeren.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juli 2022, heeft de vader het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, onder compensatie van kosten, verzocht om, opnieuw rechtdoende:
  • het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met [minderjarige] naar [woonplaats moeder] en zich aldaar samen te vestigen, af te wijzen;
  • het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op het [school] in [woonplaats moeder] , af te wijzen;
  • te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij de vader zal zijn gelegen; en
  • te bepalen dat aan de vader toestemming zal worden verleend om [minderjarige] als leerling in te schrijven op het [school] te [woonplaats vader] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2022, heeft de moeder het hof verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep, althans hem dat verzoek te ontzeggen als ongegrond dan wel onbewezen, onder bekrachtiging van de bestreden beschikking.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 november 2022.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van de Kerkhof;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van der Meeren;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen (producties 14-21) van de advocaat van de moeder d.d. 3 november 2022;
- het V6-formulier met bijlagen (producties C,D,E,) van de advocaat van de vader d.d. 3 november 2022;
- het V6-formulier met bijlage (productie F) van de advocaat van de vader d.d. 7 november 2022;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 7 november 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.1.1.
De vader heeft twee dochters uit een eerder huwelijk en woont samen met zijn partner en haar twee kinderen (uit een eerdere relatie). De dochters van vader komen conform een omgangsregeling bij hen thuis
.
3.1.2.
De moeder woont samen met haar partner. De drie kinderen van haar partner komen conform een omgangsregeling bij hen thuis.
3.2.
Bij beschikking van 26 mei 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant, onder wijziging van de beschikking van dit hof van 7 augustus 2014 (voor wat betreft de reguliere zorgregeling) en wijziging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant (voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens de vakanties en feestdagen) een zorgregeling vastgesteld zoals in de beschikking van 26 mei 2021 is weergegeven. De reguliere zorgregeling is als volgt: de vader is gerechtigd tot contact met [minderjarige] gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag naar school en wekelijks van woensdag na school tot donderdag naar school. Tijdens de vakanties en de feestdagen is een zodanige regeling opgenomen dat de vader en [minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen met elkaar doorbrengen, conform hetgeen onder rechtsoverweging 5.4. in de beschikking van 26 mei 2021 is verwoord.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank
I. de moeder – in plaats van de vader – vervangende toestemming verleend op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) om met [minderjarige] met ingang van 23 juli 2023 te verhuizen naar [woonplaats moeder] en hem aldaar in te schrijven in de Basisregistratie personen;
II. de moeder – in plaats van de vader – vervangende toestemming verleend op grond van artikel 1:253a BW om [minderjarige] met ingang van het schooljaar 2022/2023 in te schrijven op het [school] , locatie [woonplaats moeder] ;
III. het meer of anders verzochte afgewezen.
De rechtbank is, gelet op het de afwijzing van het zelfstandig verzoek van de vader tot vaststelling van het hoofdverblijf bij hem, niet toegekomen aan het voorwaardelijke verzoek van de moeder om de bestaande zorgregeling te wijzigen.
3.4.
De vader is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2022 en hij heeft verzocht zoals in rechtsoverweging 2.1 is weergegeven.
3.5.
De vader heeft zestien grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd, die er in de kern op neerkomen dat de inleidende verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen, [minderjarige] voortaan zijn hoofdverblijf bij de vader in [woonplaats vader] zal hebben en dat [minderjarige] aldaar ingeschreven kan worden als leerling van het [school] .
Samengevat voert de vader daartoe aan dat de rechtbank de belangen van [minderjarige] heeft miskend en dat het juist in het belang van [minderjarige] is om niet met de moeder naar [woonplaats moeder] te verhuizen en aldaar zijn middelbare schoolopleiding te starten. [minderjarige] is geworteld in [woonplaats vader] , waar hij al vanaf zijn geboorte woont en hij zijn sociaal netwerk heeft. [minderjarige] wil zelf ook niet verhuizen. De rechtbank heeft zonder enig onderzoek de door de moeder gestelde en door de vader betwiste gronden voor de verhuizing als juist aangemerkt en daardoor voldoet de beschikking niet aan de wettelijke maatstaven. De wens van de moeder om te gaan samenwonen met haar partner is geen criterium dat van belang is voor de te nemen beslissing ter zake de verhuizing. Ditzelfde geldt voor de woonruimte, nog los van het gegeven dat de man betwist dat sprake is van een geschikte woonruimte voor [minderjarige] in [woonplaats moeder] . De vader hekelt de wijze waarop de moeder jegens hem acteert aangaande beslissingen omtrent [minderjarige] . Dat de moeder [minderjarige] , zonder de vader hierin te kennen, heeft ingeschreven op een school in [woonplaats moeder] , is daarvoor tekenend. Ten onrechte heeft de rechtbank ook gewicht toegekend aan de blote stelling van de moeder dat zij onderzoek heeft gedaan naar een voor [minderjarige] geschikte voetbaltraining.
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het zwaartepunt van de zorg voor [minderjarige] bij de moeder ligt en dat deze zorg nu goed verloopt. Naast de reguliere zorgregeling draagt de vader ook buiten die regeling om regelmatig de zorg voor [minderjarige] . Bovendien wordt de zorg die de moeder stelt te verlenen regelmatig uitbesteed aan derden. De zorg die de moeder verleent is ook niet de meest adequate zorg. De vader betwist dat de bestaande zorgregeling na de verhuizing onverminderd kan worden voortgezet. De contacten die de vader buiten de zorgregeling om met [minderjarige] had na schooltijd zijn na de verhuizing niet meer mogelijk. Bovendien is de vader vanwege zijn werk niet in staat om [minderjarige] op donderdagochtend terug naar [woonplaats moeder] te brengen, als gevolg waarvan de zorgregeling op woensdag/donderdag praktisch niet meer uitvoerbaar is. De rechtbank heeft overwogen dat de moeder bereid is om na te denken of en mee te werken aan extra contactmomenten om het verlies aan contactmomenten te compenseren, maar nog los van het feit dat dit geen criterium is op grond waarvan het verzoek moet worden beoordeeld, heeft de moeder nog altijd geen voorstel daartoe gedaan. Eveneens heeft zij het hulpverleningstraject beëindigd, nadat duidelijk werd dat de vader geen toestemming wilde geven voor verhuizing van de moeder met [minderjarige] . Door te overwegen dat van partijen wordt verwacht dat zij een beroep doen op een hulpverlener voor ouderschapsbemiddeling, heeft de rechtbank niet, althans onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de communicatie tussen partijen zodanig slecht is dat deze gebrekkige communicatie en verstandhouding tussen partijen een verhuizing in de weg staat.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. De keuze voor een verhuizing kan niet bij [minderjarige] worden neergelegd, aangezien hij door zijn jonge leeftijd hierover geen gefundeerde mening kan geven en hij daardoor voor de keuze komt te staan om te kiezen tussen zijn ouders. De verhuizing heeft reeds plaatsgevonden en [minderjarige] is gewend geraakt. Dat [minderjarige] bij de vader negatief over de verhuizing praat, laat zien dat [minderjarige] in een tweestrijd is beland. De moeder is altijd de hoofdverzorger geweest en [minderjarige] is hier aan gewend. Het is niet in het belang van [minderjarige] om zijn hoofdverblijf plotseling bij de vader te vestigen, ook al zou dit betekenen dat [minderjarige] dan in [woonplaats vader] kan blijven wonen. Dit zou te veel instabiliteit en onrust met zich meebrengen, zeker nu de verhuizing naar [woonplaats moeder] al heeft plaatsgevonden en [minderjarige] reeds is gestart op zijn nieuwe school. De vader is zowel in praktische zin als in financiële zin niet in staat om de volledige zorg voor [minderjarige] te dragen. De rechtbank dient alle omstandigheden mee te wegen in haar beslissing en de in de rechtspraak ontwikkelde criteria zijn daartoe slechts handvatten en geenszins limitatief. De moeder betwist dat het zwaartepunt van de zorg niet bij haar zou liggen. Zij erkent dat de ouders van de vader soms voor [minderjarige] zorgen, maar dit is op woensdag, de dag dat [minderjarige] bij de vader behoort te zijn. De moeder is meer dan voldoende beschikbaar voor [minderjarige] . Zij werkt onder schooltijden en heeft ook de mogelijkheid om thuis te werken. De moeder van de moeder past één keer in de twee weken op zaterdagmiddag op. De moeder is bereid om [minderjarige] wekelijks op woensdag naar de vader te brengen en om hem in de avond weer op te halen. De moeder wil de vader en [minderjarige] wel degelijk compenseren voor eventueel verlies van contactmomenten en heeft daartoe reeds voorstellen gedaan. De moeder betwist dat zij het hulpverleningstraject bij [hulpverlening] heeft beëindigd. Het is [hulpverlening] die de hulp heeft gestaakt als gevolg van de thans lopende procedure tussen ouders. De moeder wenst er alles aan te doen om de communicatie tussen partijen te verbeteren en staat open voor ouderschapsbemiddeling.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benoemd dat [minderjarige] duidelijk klem zit tussen de ouders. De zorgen die de raad over de situatie heeft bestaan al langer. Er is door de raad al in een eerder stadium nagedacht over een ondertoezichtstelling, gelet op de zorgelijke communicatie tussen de ouders. Mede in dat kader is destijds door de raad bepaald dat het van groot belang was voor [minderjarige] om continuïteit in zijn situatie te handhaven. Desondanks heeft de moeder alsnog besloten om - met [minderjarige] - in [woonplaats moeder] te gaan wonen. In feite is de situatie daardoor verslechterd, aldus de raad. Het is volgens de raad een gemiste kans dat de ouders pas in een laat stadium met elkaar zijn gaan praten over de keuze voor de middelbare school van [minderjarige] . Zeker omdat eerder al is gebleken dat [minderjarige] behoefte heeft aan stabiliteit en continuïteit. Verder benoemt de raad dat [minderjarige] van zijn kant consequent is ten aanzien van zijn wens om in [woonplaats vader] te willen blijven wonen. Het blijft de vraag of hij de gevolgen daarvan kan overzien. Aan de andere kant is de nieuwe opvoedsituatie bij de moeder in [woonplaats moeder] ook best lastig voor [minderjarige] . Hij is niet alleen uit [woonplaats vader] vertrokken maar hij maakt nu ook deel uit van het (deels samengestelde) gezin van de moeder en haar partner. Bovendien hebben zijn ouders ruzie en is er daardoor sprake van een situatie waarin hij klem zit. De ouders hebben voorts het hulpverleningstraject bij [hulpverlening] niet verder afgemaakt.
De behoefte van [minderjarige] ligt volgens de raad meer in de vertrouwdheid in de omgeving van [woonplaats vader] . De raad adviseert alsdan om goed te kijken naar de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder. Tot slot benadrukt de raad dat de ouders, in welke situatie dan ook, ondersteunend dienen te zijn naar [minderjarige] .
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
Hoofdverblijf, vervangende toestemming verhuizing en inschrijving middelbare school
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
3.8.2.
[minderjarige] is geboren en opgegroeid in [woonplaats vader] . Sinds de ouders uit elkaar zijn gegaan is er sprake van een zodanige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat beide ouders bij hem betrokken zijn. [minderjarige] woonde bij de moeder, maar was ook door de week - conform de zorgregeling maar ook regelmatig op andere dagen na schooltijd - bij de vader waar hij zijn halfzusjes zag en op bezoek ging bij zijn grootouders (vaderszijde). Zijn basisschooltijd heeft hij ook in [woonplaats vader] doorlopen en hij heeft daar zijn vrienden gemaakt. Verder was hij in [woonplaats vader] lid van een voetbalteam.
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling van het hof naar voren is gekomen blijkt dat de moeder na de bestreden beschikking met [minderjarige] is verhuisd naar [woonplaats moeder] . Aanvankelijk verbleef de moeder samen met [minderjarige] aldaar in de woning van haar partner; op de mondelinge behandeling heeft zij verklaard onlangs de door haar en haar partner aangekochte nieuwbouwwoning te hebben betrokken. Desgevraagd heeft zij ter mondelinge behandeling verklaard dat zij in [woonplaats moeder] zal blijven wonen. Met die blijvende afstand tussen de woonplaatsen van de ouders, ligt nu feitelijk de vraag voor waar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] zal zijn: in bij de vader in [woonplaats vader] of bij de moeder in [woonplaats moeder] .
Naar het oordeel van het hof dient het zwaartepunt van het leven van [minderjarige] in [woonplaats vader] te liggen. [minderjarige] heeft hier zijn hele leven gewoond, zoals hiervoor overwogen heeft hij zijn contacten met het grootste gedeelte van de familie in [woonplaats vader] en heeft hij daarnaast altijd in [woonplaats vader] op school gezeten, zijn vrienden gemaakt en gesport. Verder is het al langere tijd de wens van [minderjarige] , welke wens hij meerdere keren heeft verwoord en uitgesproken, om in [woonplaats vader] te blijven wonen. Met de raad is het hof van oordeel dat de nieuwe woonsituatie in [woonplaats moeder] een ingrijpende wijziging is geweest voor [minderjarige] , temeer nu eerder al is gebleken dat voor [minderjarige] continuïteit en stabiliteit van belang zijn.
Dit alles leidt ertoe dat het hof het in het belang van [minderjarige] acht om het verzoek van de vader om het hoofdverblijf bij hem te bepalen toe te wijzen.
3.8.3.
De inleidende verzoeken van de moeder om met [minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats moeder] en hem aldaar in te schrijven in de Basisregistratie personen en de moeder – in plaats van de vader – vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op het [school] , locatie [woonplaats moeder] , wijst het hof gelet op het voorgaande alsnog af.
3.8.4.
Het hof verleent, mede gelet op het voorgaande, aan de vader – in plaats van de moeder – vervangende toestemming om [minderjarige] als leerling in te schrijven op het [school] te [woonplaats vader] . Het hof is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij onderwijs volgt in de gemeente waar hij woont. Bovendien kan hij, althans zo begreep het hof, in de klas worden geplaatst van vrienden die hij nog kent van zijn basisschool.
Zorgregeling
3.8.5.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.6.
Tijdens de mondelinge behandeling van het hof heeft de moeder haar in eerste aanleg gedane voorwaardelijke verzoek ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gehandhaafd. Desgevraagd heeft zij verklaard dat zij, ingeval het hof het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader bepaalt, aan deze regeling wil vasthouden. Een reguliere weekendregeling om de veertien dagen vindt de moeder te beperkt. Daarom verzoekt zij het hof alsdan te bepalen dat [minderjarige] gedurende ieder weekend van vrijdag na school tot maandag naar school bij haar verblijft, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen conform de beschikking van de rechtbank van 26 mei 2021, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
De vader heeft zich, voor het geval het hoofdverblijf bij hem wordt bepaald, geschaard achter het voorstel dat [minderjarige] tijdens het gesprek met de voorzitter naar voren heeft gebracht, namelijk een verblijf bij de moeder gedurende één weekend per veertien dagen en daarnaast op dinsdag na school tot na het eten.
3.8.7.
Het hof overweegt als volgt. Al jaren laat de communicatie tussen de ouders te wensen over. In het kader van een eerdere procedure (medio 2014) tussen de ouders bij het hof over onder meer de verdeling van de zorg -en opvoedingstaken is reeds het belang benadrukt dat de ouders met elkaar gaan praten over zaken die [minderjarige] aangaan. Uit de beschikking van de rechtbank van 26 mei 2021volgt dat de ouders destijds hebben toegezegd zich te zullen aanmelden voor een traject van ouderschapsreorganisatie bij de [instantie] of [hulpverlening] . Helaas is gebleken dat [hulpverlening] in verband met het tussen de ouders voeren van een juridische procedure dit traject voortijdig heeft gestopt. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verwachting uitgesproken dat de ouders zich na die procedure, in het belang van [minderjarige] , weer tot deze of een andere hulpverlener zullen wenden voor ouderschapsbemiddeling.
Ondanks deze jarenlange strijd tussen de ouders en de nodige procedures heeft [minderjarige] kunnen opgroeien in het huishouden van zowel de moeder als de vader. Duidelijk is dat beide ouders het beste voor hebben met hun zoon en dat zij zich beiden als gevolg van het handelen van de andere ouder gedwongen voelen om procedures te blijven voeren. Duidelijk is echter ook dat [minderjarige] , mede als gevolg van voornoemde strijd, nog steeds klem zit tussen zijn ouders. Het hof is van oordeel dat de sleutel voor het stoppen van de onderlinge strijd in handen ligt van de ouders. Zij zijn, gelet op hun ouderlijke verantwoordelijkheid en de nog voorliggende periode waarin [minderjarige] hun beider liefde, zorg en aandacht hard nodig zal hebben, het aan [minderjarige] verplicht om er alles aan te doen dat die strijd stopt.
Met de raad is het hof van oordeel dat de ouders [minderjarige] dienen te blijven ondersteunen, ongeacht zijn verblijfssituatie. Hij is gebaat bij een zorgregeling waarbij sprake is van zoveel mogelijk rust en duidelijkheid, waarbij hij contact kan hebben met beide ouders, maar ook met zijn overige familieleden en met de kinderen van de wederzijdse partners van partijen, die ook belangrijk zijn in zijn leven.
3.8.8.
Het hof zal in verband met de wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] , toekomend aan het voorwaardelijk verzoek van de moeder, een zorgregeling vaststellen tussen hem en zijn moeder. Het voorstel van de moeder om te bepalen dat [minderjarige] ieder weekend bij haar zal doorbrengen zal het hof niet volgen, omdat hij dat niet in het belang acht van [minderjarige] . Het is naar het oordeel van het hof voor [minderjarige] ook fijn als hij een weekend in [woonplaats vader] kan doorbrengen en daar kan voetballen en afspreken met vrienden. Het hof zal daarom aansluiten bij het door [minderjarige] naar voren gebrachte voorstel en bepalen dat [minderjarige] bij de moeder zal zijn gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond 19:00 uur en wekelijks op dinsdag na school tot dinsdagavond 19:00 uur. Daarnaast zal de verdeling van de vakanties en feestdagen worden gehandhaafd conform de beschikking van de rechtbank van 26 mei 2021.
Het staat de ouders uiteraard vrij om in onderling overleg van deze regeling af te wijken. Daarbij kunnen dan ook, zoals reeds ter mondelinge behandeling van het hof naar voren is gekomen, de punten worden besproken die de financiën betreffen, omdat op dat vlak door de wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] ook de nodige wijzigingen zullen optreden (en die niet voorliggen aan het hof in de onderhavige procedure).
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover daarbij aan de moeder vervangende toestemming is verleend om met [minderjarige] met ingang van 23 juli 2022 te verhuizen naar [woonplaats moeder] en hem aldaar in te schrijven in de Basisregistratie personen en om hem met ingang van het schooljaar 2022/2023 in te schrijven op het [school] , locatie [woonplaats moeder] , en de verzoeken van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen en hem vervangende toestemming te geven om hem inschrijven op het [school] te [woonplaats vader] toewijzen.
Proceskosten
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2022;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt het hoofdverblijf van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] bij de vader;
verleent aan de vader – in plaats van de moeder – vervangende toestemming om [minderjarige] als leerling in te schrijven op het [school] te [woonplaats vader] ;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] de volgende regeling vast: een zorgregeling waarbij de moeder is gerechtigd tot contact met [minderjarige] gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond 19:00 uur en wekelijks op dinsdag na school tot dinsdagavond 19:00 uur. De verdeling van de vakanties en feestdagen zal gehandhaafd blijven conform de beschikking van de rechtbank van 26 mei 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin, M.I. Peereboom-Drunick en is op 22 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.