ECLI:NL:GHSHE:2022:4578

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
200.295.831_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind na een hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader van een minderjarige, geboren in 2012. De vader verzoekt om een wijziging van de omgangsregeling met zijn kind, die momenteel op maandag plaatsvindt. De vader, die als internationaal vrachtwagenchauffeur werkt, stelt dat het voor hem moeilijk is om op maandag vrij te zijn en vraagt om de omgang te verplaatsen naar vrijdag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport geadviseerd om de huidige begeleide omgangsregeling voort te zetten, maar de vader is van mening dat de omgangsmomenten niet meer actueel zijn en dat hij zijn kostbare tijd met zijn kind niet wil delen met de grootouders. De GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) steunt het advies van de raad en pleit voor het hervatten van de oude omgangsafspraken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2022 zijn de vader, de GI en de raad gehoord. De moeder en de pleegouders zijn niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende rapporten en brieven, waaronder een rapport van de raad van 14 april 2022. Het hof overweegt dat er geen onoverkomelijke bezwaren zijn om de omgangsmomenten van maandag naar vrijdag te verplaatsen, gezien de omstandigheden van de vader. Het hof stelt vast dat de omgang tussen de vader en het kind vanaf 24 februari 2023 zal plaatsvinden op vrijdag, eens per twee weken, gedurende twee uur, onder begeleiding van een door de GI aan te wijzen omgangsbegeleider. De locatie van de omgang zal in onderling overleg worden bepaald, waarbij de GI de beslissende stem heeft. De beschikking van de rechtbank Limburg van 28 mei 2021 wordt vernietigd, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 december 2022
Zaaknummer: 200.295.831/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/290074/ FA RK 21-1110
in de zaak in hoger beroep van
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. van den Dungen,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
  • [de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder;
  • [de pleegouders], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de pleegouders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 21 oktober 2021

Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht om aan het hof rapport en advies uit te brengen over een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader en iedere verdere beslissing aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van den Dungen;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen. De pleegouders zijn, met voorafgaand bericht van verhindering, eveneens niet verschenen.
6.3.
De begeleider van de vader (van [instantie] ), [begeleider vader] , heeft met toestemming van het hof tijdens de mondelinge behandeling plaatsgenomen in de zittingszaal.
6.4.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
  • het rapport van de raad van 14 april 2022 (pas ontvangen op 23 juni 2022);
  • de brief van de GI van 21 juli 2022;
  • de brief van de advocaat van de vader van 1 augustus 2022.

7.De verdere beoordeling

7.1.
In het raadsrapport van 14 april 2022 adviseert de raad de begeleide omgangsregeling zoals die is opgesteld door de GI voort te zetten, waarbij [minderjarige] en de vader eens per twee weken op maandag twee uur begeleide omgang hebben (plaats en tijdstippen in overleg te bepalen). Een uitbreiding van de omgang of een onbegeleide omgang is naar de mening van de raad op dit moment niet in het belang van [minderjarige] , omdat de omgang met de vader op dit moment voor haar door een aantal factoren (nog) belastend is. De raad kan zich voorstellen dat het voor [minderjarige] wenselijk is dat de vaste en vertrouwde pleegzorgwerker de omgang begeleidt, maar dit is voor de raad geen doorslaggevende overweging gelet op de haalbaarheid hiervan (denk aan vakanties). Voor wat betreft de dag waarop het omgangsmoment zal plaatsvinden en de strijd hierover, merkt de raad op dat als het de vader ondanks zijn inspanningen in de praktijk niet lukt om op maandag verlof te regelen voor het omgangsmoment, de raad zich kan voorstellen dat de GI opnieuw zal overwegen of wijziging van de dag in het belang is van [minderjarige] op dat moment. De raad ziet meer mogelijkheden voor omgang op de vrijdag als de omgang voor langere tijd structureel wordt nagekomen, waarbij regelmaat, voorspelbaarheid en begeleiding belangrijk zijn voor [minderjarige] . De spanningen rondom de omgang zullen mogelijk gaan afnemen wanneer er regelmaat en voorspelbaarheid is in de bezoeken met de vader, waarbij het belangrijk is dat de vader zijn best blijft doen om geen belastende uitspraken te doen in het bijzijn van [minderjarige] .
In het raadsrapport geeft de raad de vader mee dat omgang afdwingen door zich dwingend en dreigend op te stellen zeer onwenselijk is. Ook bestaat de mogelijkheid dat hij [minderjarige] met deze houding verder van zich afduwt. De raad merkt verder op dat er op dit moment geen vaste voogd vanuit de GI gekoppeld is aan deze zaak. Een vaste voogd kan mogelijk meer rust brengen door in gesprek met de vader (nogmaals) goed uit te leggen waarom de GI bepaalde keuzes maakt. Er is op dit moment geen contact tussen de GI en de vader en dit komt naar de mening van de raad de samenwerking niet ten goede.
7.2.
De vader merkt op dat de inhoud van het raadsrapport niet meer actueel is. Het herstel van de vader is voorspoedig verlopen en hij is ontslagen uit het revalidatiecentrum. De vader is sinds juli weer aan het werk via een re-integratietraject van het UWV (met behoud van zijn ziektewetuitkering). Het belangrijkste punt voor de vader is het wijzigen van het omgangsmoment van maandag naar vrijdag in verband met zijn werk. De vader is werkzaam als internationaal vrachtwagenchauffeur en werkt van zondag(avond) tot donderdagavond of -nacht. Op vrijdag is hij vrij. Hij heeft geprobeerd de maandag als vaste vrije dag te krijgen, maar dat is erg moeilijk in de transportsector. Op dit moment heeft de vader in verband met zijn re-integratie in de week dat er een omgangsmoment is met [minderjarige] de hele week vrij. Dat wordt mogelijk gemaakt door het UWV, maar kan niet eeuwig voortduren. De vader voert verder aan dat het gebrek aan samenwerking met de GI een van de redenen is voor het hoger beroep. Er was lange tijd geen voogd verbonden aan onderhavige zaak en alle communicatie verliep via pleegzorg en de bureaudienst van de GI. De communicatie met de pleegzorgwerker verloopt alles behalve soepel en er is sprake van oud zeer. Een frisse start qua omgangsmoment en begeleider is zeer wenselijk.
In reactie op de brief van de GI voert de vader aan dat hij beperkt de tijd heeft met [minderjarige] en hij zijn kostbare tijd met haar niet wenst te delen met de grootouders. De vader nodigt de grootouders soms uit bij hem thuis, het contact tussen hen is prima. Daarnaast hebben de grootouders goed contact met de pleegouders en kunnen zij [minderjarige] dus ook bij de pleegouders bezoeken. De vader mist [minderjarige] enorm en hij zou graag zien dat hem perspectief wordt geboden, maar hij begrijpt ook dat het lastig is voor haar en hij praat er daarom niet meer met [minderjarige] over.
7.3.
De GI voert in de schriftelijke reactie aan dat zij zich kunnen vinden in het advies van de raad. De GI zou graag zien dat wordt vastgelegd dat de omgang eenmaal per maand bij de vader plaatsvindt en eenmaal per maand bij de grootouders (vaderszijde). Dit is lange tijd zo geweest en [minderjarige] vindt het prettig omdat ze bij haar grootouders met haar vader in de grote tuin kan spelen. Door de ziekte en ziekenhuisopname van de vader hebben de omgangsmomenten alleen nog bij de vader plaatsgevonden. De GI, de pleegzorgmedewerker die de omgang begeleidt, de grootouders en [minderjarige] zouden graag zien dat de oude afspraken voor wat betreft de locatie weer worden hervat. Dit gaat, anders dan de vader stelt, niet ten koste van het contact tussen hem en [minderjarige] . De GI is van mening dat het belang van [minderjarige] hierin zwaarder weegt.
Tijdens de mondelinge behandeling voert de vertegenwoordiger van de GI aan dat hij sinds oktober jl. als vaste gezinsvoogd aan onderhavige zaak is verbonden. De laatste drie omgangsmomenten zijn heel goed verlopen. [minderjarige] had geen spanningen ervaren, de vader hield zich aan de afspraken en hij belastte haar niet met dingen. De vader probeerde wel foto’s te maken van [minderjarige] , terwijl daar afspraken over zijn gemaakt. De vader krijgt een knuffel bij het afscheid, maar soms wil [minderjarige] dat niet. De GI kijkt naar de wens en het belang van [minderjarige] . Als de omgangsmomenten naar de vrijdag worden verplaatst, is het in het belang van [minderjarige] dat de frequentie wordt verlaagd. [minderjarige] is aan het einde van de week
óp, en de omgang met de vader is dan te belastend voor haar. De omgang zou wellicht wel een uur langer kunnen duren. De gezinsvoogd heeft nog niet scherp wie de omgang in dat geval moet gaan begeleiden.
7.4.
Tijdens de mondelinge behandeling adviseert de raad de omgangsmomenten van de vader met [minderjarige] op vrijdag te bepalen. De raad ziet dit niet als onoverkomelijk. Ook ziet de raad geen reden om in dat geval de frequentie aan te passen. De spanningen bij [minderjarige] zijn niet dermate hoog dat zij het niet aan kan. De raad benadrukt verder dat het goed is dat er met de nieuwe jeugdzorgwerker een frisse blik is gekomen en dat er moet worden gekeken naar de rol van de pleegzorg.
7.5.
Het hof overweegt als volgt.
7.5.1.
Het hof ziet geen onoverkomelijke bezwaren om de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] te verplaatsen van maandag naar vrijdag. De vader heeft gemotiveerd gesteld dat het als internationaal transportchauffeur heel lastig is om op maandag vrij te zijn. Op dit moment heeft het UWV geregeld dat de vader beschikbaar is tijdens de omgangsmomenten, maar zoals de vader ook aangeeft kan dit niet voortduren. Daarnaast ziet het hof net als de raad niet in dat het verplaatsen van de omgangsmomenten naar vrijdag te belastend is voor [minderjarige] . Zoals de raad in het rapport beschrijft, is regelmaat, voorspelbaarheid en begeleiding belangrijk voor [minderjarige] . Het aanpassen van de frequentie (zowel een verlaging als een verhoging) van de omgangsmomenten acht het hof niet aan de orde. Hoewel de wens vanuit de vader om [minderjarige] vaker te zien invoelbaar is, acht het hof dat op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . Het hof zal dan ook bepalen dat de omgang plaatsvindt eens per twee weken op vrijdag gedurende twee uur, onder begeleiding van een door de GI aan te wijzen omgangsbegeleider. Ook de locatie waar de omgang zal plaatsvinden (bij de vader thuis of ook bij de grootouders) laat het hof aan de GI over. Het hof zal verder bepalen dat het eventueel meerdere in onderling overleg moet worden bepaald, waarbij aan de GI de beslissende stem toekomt.
7.5.2.
Omdat de omgangsmomenten op dit moment plaatsvinden op maandag en er enige tijd nodig zal zijn om de omschakeling naar de omgangsmomenten op vrijdag (praktisch) te organiseren (er zal een andere pleegzorgmedewerker moeten worden ingeschakeld), zal het hof bepalen dat aan voornoemde omgangsregeling vanaf 24 februari 2023 uitvoering moet worden gegeven.
7.5.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen.
7.5.4.
Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
28 mei 2021;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader vast waarbij [minderjarige] en de vader vanaf 24 februari 2023 contact hebben op vrijdag eens per twee weken gedurende twee uur, tijdstippen en locatie in onderling overleg te bepalen, onder begeleiding van een door de GI aan te wijzen omgangsbegeleider en het eventueel meerdere in onderling overleg te bepalen, waarbij aan de GI de beslissende stem toekomt;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin en P.M.M. Mostermans en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.