ECLI:NL:GHSHE:2022:4571

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
200.299.163_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contactregeling en hoofdverblijf van minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de moeder met betrekking tot de contactregeling en het hoofdverblijf van hun minderjarige dochter, geboren in 2011. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.J. Hos, verzoekt om een wijziging in de zorgregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. H. Sanli, zich verzet tegen deze wijziging. De bijzondere curator heeft in haar rapport aangegeven dat de huidige situatie voor de minderjarige problematisch is, met een loyaliteitsconflict tussen beide ouders. Het hof heeft de moeder een laatste kans gegeven om haar medewerking te verlenen aan een contactregeling tussen de minderjarige en de vader. Indien deze medewerking uitblijft, kan het hof besluiten om het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader te bepalen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 november 2022, waarbij de moeder niet is verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader de nodige ontwikkelingskansen biedt voor de minderjarige en dat het in haar belang is om van beide ouders te profiteren. De vader zal de minderjarige om de week ophalen en terugbrengen, en is voorlopig geen kinderalimentatie verschuldigd aan de moeder. Een nieuwe mondelinge behandeling is gepland op 30 maart 2023 om de situatie te evalueren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 december 2022
Zaaknummer: 200.299.163/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/356851 / FA RK 20-1249
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J. Hos,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Sanli.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , ook kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
als vervolg op de beschikking van 17 maart 2022.

7.De beschikking van 17 maart 2022

Bij beschikking van 17 maart 2022 heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van de kinderalimentatie. Verder heeft het hof
mr. [bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator. Iedere verdere beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling is aangehouden.

8.De verdere beoordeling in hoger beroep

8.1.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 24 november 2022. Bij deze gelegenheid zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door mr. Hos en door [tolk] , tolk in de Arabische taal;
  • mr. Sanli namens de moeder;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de bijzondere curator.
8.1.1.
De moeder is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
8.2.
Het hof verder heeft nog kennis genomen van:
  • het rapport van de bijzondere curator, ingekomen ter griffie op 19 september 2022;
  • het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 17 oktober 2022.
De (nadere) standpunten
8.3.
De bijzondere curator heeft in haar rapport, aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Zij is eerst met de moeder en met [minderjarige] afzonderlijk in gesprek gegaan. Dit gesprek heeft buiten moeten plaatsvinden, onder toeziend oog van de partner van de moeder, omdat de bijzondere curator niet in de woning van de moeder werd binnengelaten. De bijzondere curator is vervolgens op 19 augustus 2022 met [minderjarige] naar de vader gegaan. [minderjarige] had de vader op dat moment al geruime tijd niet gezien. Aanvankelijk was [minderjarige] terughoudend, maar op een gegeven moment voelde [minderjarige] zich op haar gemak en hebben [minderjarige] en de vader een leuke dag in de dierentuin gehad. De bijzondere curator heeft daarbij gezien dat [minderjarige] en de vader veel met elkaar bespreken, terwijl de communicatie tussen de moeder en [minderjarige] beperkter lijkt.
De huidige situatie is voor [minderjarige] heel lastig. Er is duidelijk sprake van een loyaliteitsconflict bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft het fijn bij de vader, maar het geeft haar ook veel spanningen. Alhoewel het contact tussen de vader en [minderjarige] goed is, is het voor [minderjarige] onbespreekbaar dat ze bij de vader gaat wonen.
De bijzondere curator ziet verder een moeder die veel van [minderjarige] houdt, maar die niet in staat is [minderjarige] emotionele en fysieke ruimte te geven om naar de vader te kunnen gaan. [minderjarige] zal waarschijnlijk zelf geen initiatief hiertoe nemen. De bijzondere curator stelt verder vast dat de vader [minderjarige] iets te bieden heeft op het gebied van haar algemene ontwikkeling, waardoor [minderjarige] beter zal toekomen aan haar leertaken en aan haar integratie in Nederland. Indien [minderjarige] bij de vader zou gaan wonen, dan heeft de bijzondere curator er bovendien vertrouwen in dat dat de vader het contact tussen [minderjarige] en de moeder zal ondersteunen.
De bijzondere curator stelt voor om de moeder nog een laatste kans te geven. Mocht over een periode van bijvoorbeeld drie maanden blijken dat het contact tussen [minderjarige] en de vader niet (blijvend) van de grond komt, dan zou het hof kunnen besluiten om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader te bepalen. De bijzondere curator plaatst daarbij de kanttekening dat dit gevoelsmatig een lastige en ingrijpende beslissing is.
8.4.
De vader heeft, samengevat, nog het volgende naar voren gebracht.
Hij heeft met dank aan de bijzondere curator een fijne dag met [minderjarige] gehad. De vader zou het liefst zien dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij hem zou hebben, maar van de andere kant wil hij [minderjarige] niet uit haar vertrouwde omgeving halen. Indien het hoofdverblijf niet bij de vader wordt bepaald, dan dient het contact tussen [minderjarige] en de vader te worden hersteld en goed te blijven. De vader heeft er geen vertrouwen in dat dit gaat gebeuren. De moeder stimuleert het contact tussen [minderjarige] en de vader niet. Verder is er geen zicht op de thuissituatie van de moeder en dat is zorgelijk. De vader heeft inmiddels een nieuwe woning met vier kamers en een tuin. Er staat ook een bed en kast voor [minderjarige] klaar, mocht het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader worden bepaald.
8.5.
De advocaat van de moeder heeft, samengevat, nog het volgende naar voren gebracht. De moeder herkent zich niet in het beeld dat de bijzondere curator over haar heeft geschetst. De moeder heeft [minderjarige] altijd gestimuleerd om naar de vader te gaan en zij zal dit ook blijven doen. Het brengen van [minderjarige] naar de vader blijft echter problematisch, omdat de moeder volledig afhankelijk is van haar huidige partner en de moeder nog de zorg heeft over twee zeer jonge kinderen die regelmatig ziek zijn als gevolg van extreme astma-aanvallen. Het is spijtig dat niet is onderzocht of de vader bereid is om [minderjarige] op te halen en terug te brengen bij de moeder.
[minderjarige] heeft bij de moeder haar broertjes, school en sociaal netwerk. Het wijzigen van het hoofdverblijf van [minderjarige] kan niet in het belang van [minderjarige] worden geacht.
8.6.
De GI heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
De GI heeft een aantal keer met de ouders gesproken en rekening gehouden met de cultuurverschillen. Aan de moeder is uitgelegd hoe het systeem van de ondertoezichtstelling werkt en wat er van haar wordt verwacht. De GI heeft [hulpverlening] ingeschakeld in het kader van de hulpverlening, omdat deze instantie bekend is met de cultuur en taal van de moeder. Het is [hulpverlening] , net als de GI, niet gelukt om bij de moeder binnen te komen, zodat de gesprekken, waarbij de partner van de moeder steeds aanwezig was, nergens toe hebben geleid. Een schriftelijke aanwijzing heeft evenmin tot enig resultaat geleid. [minderjarige] heeft gesprekken met een kindercoach gehad, maar ze laat weinig los. De GI, alhoewel geen expert op dat gebied, ziet signalen van ouderverstoting en acht dit zorgelijk. Enerzijds ziet de GI niet in hoe er uitvoering kan worden gegeven aan de ondertoezichtstelling, maar anderzijds wil de GI haar verantwoordelijkheid naar [minderjarige] blijven nemen. Op school doet [minderjarige] het relatief goed en komen er geen grote zorgen naar voren. De moeder geeft nu aan dat alleen het vervoer een probleem is en dat [minderjarige] gewoon naar de vader kan gaan. De GI betwijfelt of de moeder hierin betrouwbaar is en of zij de zorgregeling zal nakomen, indien de vader het halen en brengen voor zijn rekening neemt.
8.7.
De raad heeft, zakelijk weergegeven, als volgt geadviseerd.
Er dient een belangenafweging te worden gemaakt. Indien [minderjarige] bij de moeder blijft, dan krijgt zij geen kans om een relatie met de vader op te bouwen. Dit zal een negatieve invloed hebben op de algehele ontwikkeling van [minderjarige] . Verder zal er geen zicht komen op de thuissituatie van de moeder, terwijl er wel zorgen zijn over die thuissituatie. De partner van de moeder lijkt een bepaalde controle te willen uitoefenen, waardoor niemand in de woning wordt toegelaten. Wanneer [minderjarige] het hoofdverblijf bij de vader zal krijgen, dan zal dat een enorme shock voor haar zijn. Dan wordt zij uit haar vertrouwde omgeving gehaald en zal zij minder contact hebben met haar moeder en broertjes. Mogelijk verhoogt dit de ouderstrijd en wordt hierdoor het loyaliteitsconflict bij [minderjarige] versterkt. Anderzijds sluit de vader goed bij [minderjarige] aan, biedt hij [minderjarige] de nodige ontwikkelingskansen en geeft hij haar ruimte om contact met de moeder te hebben. Het is wenselijk dat er nog een ultieme poging wordt genomen om vanuit de huidige situatie tot een goede contactregeling met de vader te komen, zoals de bijzondere curator heeft voorgesteld. Het moment is nu daar, aangezien er voor [minderjarige] toch een verandering van school zit aan te komen.
De overwegingen van het hof
8.8.
Het hof maakt zich op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht veel zorgen over [minderjarige] . Het systeem van de moeder, waarin [minderjarige] opgroeit is heel gesloten en er lijkt een grote invloed uit te gaan van de partner van de moeder, waardoor de GI en de hulpverlening geen ingang krijgen om in het kader van de ondertoezichtstelling de noodzakelijke hulpverlening in te zetten. Er zijn verder zorgen over [minderjarige] , omdat het contact met de vader al geruime tijd niet van de grond komt. De bijzondere curator is er desalniettemin in geslaagd om het contact tussen [minderjarige] en de vader weer tot stand te brengen.
Met de bijzondere curator en de raad is het hof van oordeel dat de vader [minderjarige] het nodige te bieden heeft en dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij van beide ouders kan profiteren, ook in het licht van de hiervoor geschetste thuissituatie bij de moeder. De vader dient een grotere rol van betekenis in het leven van [minderjarige] te krijgen, zodat een zorgregeling op structurele basis van groot belang is.
Het is nu aan de moeder om hieraan haar volledige medewerking te verlenen en [minderjarige] hierin daadwerkelijk te stimuleren en te ondersteunen, zowel in praktisch als in emotioneel opzicht.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof reeds overwogen dat het voorstel van de bijzondere curator zal worden gevolgd en dat de moeder nog een allerlaatste kans zal worden gegeven om aan te tonen dat zij haar medewerking zal verlenen aan een goede contactregeling tussen [minderjarige] en de vader, zoals door, dan wel namens haar, is toegezegd.
In dit kader is bepaald dat de vader [minderjarige] met ingang van 3 december 2022 om de week op zaterdag om 12.00 uur op het station [woonplaats] zal ophalen en op zondag om 18.00 uur op het station [woonplaats] zal terugbrengen. Daarbij heeft verder te gelden dat de vader, zolang deze regeling geldt, geen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] aan de moeder verschuldigd is. Verder is besproken dat het hof op 30 maart 2023 een nieuwe mondelinge behandeling zal gelasten, teneinde deze voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedtaken te evalueren. Mocht alsdan blijken dat het contact tussen de vader en [minderjarige] alsnog niet tot stand komt, dan zal het hof daaraan de nodige conclusies kunnen verbinden en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader kunnen bepalen.
8.9.
Het hof zal in afwachting van voorgaand traject de verdere beslissing op de verzoeken van de vader aanhouden.

9.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat [minderjarige] voorlopig, met ingang van 3 december 2022, met de vader contact zal hebben, waarbij de vader [minderjarige] om de week op zaterdag om 12.00 uur op het station [woonplaats] zal ophalen en op zondag om 18.00 uur op het station [woonplaats] zal terugbrengen en waarbij de vader voorlopig, zolang deze regeling loopt, geen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] verschuldigd is;
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
30 maart 2023 te 11.00 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel en E.P. de Beij en is op 22 december 2022 uitgesproken in het openbaar door in tegenwoordigheid van de griffier.