Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (
- in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringen (
Zaak met parketnummer 02-036339-22:hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Breda [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] een mes en/of een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of met een/dat/die mes/schaar/voorwerp in de richting te bewegen/wijzen van die [benadeelde] ;
Zaak met parketnummer 02-065869-21 (gevoegd):hij, op of omstreeks 27 augustus 2020 te Breda, in het besloten lokaal aan het winkelcentrum [locatie] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 26 augustus 2019 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum ontzegd voor de duur van 24 maanden.
Zaak met parketnummer 02-036339-22:hij op 12 februari 2022 te Breda [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde] een mes te tonen en met dat mes in de richting te bewegen/wijzen van die [benadeelde] .
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken;
€ 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro)als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
€ 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro)als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2022 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogte
15 (vijftien) dagenkan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.