ECLI:NL:GHSHE:2022:4548

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
20-000727-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter in strafzaak met betrekking tot overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 17 maart 2022. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd in België, was aangeklaagd voor een overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 15 januari 2021 te Maastricht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 10 uren en 5 dagen hechtenis, met de bepaling dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders gelast. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 1.153,87, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 januari 2021. Het hof heeft ook de verplichting opgelegd om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer, en de duur van de gijzeling is bepaald op maximaal 21 dagen. Dit arrest is mondeling gewezen door mr. J.J.M. Gielen-Winkster en uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000727-22

Uitspraak : 4 november 2022
TEGENSPRAAK (art. 279 WvSv)
Arrest van de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 17 maart 2022, in de strafzaak onder parketnummer 03-013410-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
verblijfadres: [adres] ,
thans blijkens mededeling van de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep,
uit anderen hoofde gedetineerd in een Penitentiaire Inrichting in België.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Gepleegd op 15 januari 2021 te Maastricht.
Toegepaste wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-013410-21 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.153,87 (duizend honderddrieënvijftig euro en zevenentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.153,87 (duizend honderddrieënvijftig euro en zevenentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 januari 2021.
Strafbepaling op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering in de zaak met parketnummer 03-158937-20:
Bepaalt de door de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, opgelegde straf voor het onder parketnummer 03-158937-20 bewezenverklaarde op een taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is mondeling gewezen door mr. J.J.M. Gielen-Winkster.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2022.