ECLI:NL:GHSHE:2022:4529

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
200.310.954_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarigen na scheiding van ouders

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], geboren in 2015. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 februari 2022 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld die de kinderen in een 50/50-verdeling bij beide ouders plaatst. De moeder is van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is en heeft verzocht om een alternatieve regeling met minder wisselmomenten. De vader, die de kinderen erkend heeft, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te handhaven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2022 zijn beide ouders, hun advocaten, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De moeder heeft bezorgdheid geuit over de impact van de huidige regeling op de kinderen, die volgens haar last hebben van de frequentie van de wisselmomenten. De vader daarentegen stelt dat de kinderen zich goed voelen bij de huidige regeling en dat de onrust die zij ervaren voortkomt uit de strijd tussen de ouders.

Het hof heeft overwogen dat de huidige regeling te veel wisselmomenten bevat, wat onrust voor de kinderen met zich meebrengt. Het hof heeft besloten om de zorgregeling te wijzigen naar een week-op-week-af regeling, waarbij de kinderen om de week bij elke ouder verblijven, met een wisselmoment op woensdag na school. De vakanties en feestdagen worden gelijk verdeeld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling en heeft de nieuwe regeling vastgesteld, die als uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 december 2022
Zaaknummer: 200.310.954/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/351363 / FA RK 18-5845
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.M. Bongers,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), beiden geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 mei 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het hoger beroep daarop ziet en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorgregeling tussen de vader en de
kinderen te bepalen, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van woensdag uit school tot maandagochtend voor school bij de vader zijn dan wel subsidiair eenmaal per veertien dagen van woensdag uit school tot dinsdagochtend voor school bij de vader zijn.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 5 juli 2022, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans dit hoger beroep als ongegrond dan wel onbewezen af te wijzen.
Tevens heeft de vader hierbij incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorgregeling te bepalen, waarbij de kinderen in de oneven weken bij de vader verblijven en in de even weken bij de moeder, waarbij het wisselmoment zal plaatsvinden op vrijdag, dan wel subsidiair een zorgregeling te bepalen die het hof in het belang van de kinderen geraden acht.
2.2.1.
Er is geen verweerschrift in incidenteel hoger beroep bij het hof ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Bongers;
- de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] .
Ook heeft het hof als informanten gehoord [ouderschapsbemiddelaar] (ouderschapsbemiddelaar bij [instantie 1] ) en [systeemtherapeut] (systeemtherapeut bij [instantie 2] ).
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 december 2019;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 maart 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 januari 2022;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 28 oktober 2022;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
Partijen hebben tot medio 2018 een relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
De vader heeft de kinderen erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 20 december 2019 onder toezicht van de GI.
De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 20 december 2022.
3.3.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank -
voor zover in hoger beroep aan de orde - bepaald dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken van donderdag uit school tot dinsdag naar school. Op donderdag brengt de moeder de kinderen naar school en haalt de vader hen daar na school op. Op dinsdag brengt de vader de kinderen naar school en worden zij na school aldaar door de moeder opgehaald.
In de oneven weken zijn de vader en de kinderen gerechtigd tot contact met elkaar van
woensdag na school tot vrijdag voor school. In deze week brengt de moeder de kinderen naar school op woensdag en haalt de vader hen op die dag op na school. Op vrijdag brengt de vader de kinderen naar school en haalt de moeder hen op na school.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn voor de helft van de vakanties en de feestdagen bij de moeder en de vader. De GI kan samen met de ouders een precieze regeling maken.
3.4.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in (incidenteel) hoger beroep gekomen.
Standpunten
3.5.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld is niet in het belang van de kinderen. Het advies van de deskundigen ( [deskundige] en de raad) is door de rechtbank onvoldoende meegewogen. Zo heeft [deskundige] geadviseerd om de wisselmomenten zoveel mogelijk te beperken. De huidige regeling bevat echter veel wisselmomenten (drie wisselingen in de oneven weken). De kinderen hebben hier last van. Dit uit zich in bedplassen, slecht slapen en uit bed komen, slecht eten en agressief gedrag. Hier komt nog bij dat de vader voor het overgrote deel bij zijn vriendin en haar kinderen verblijft. Dit is voor de kinderen ook een onrustige en nieuwe situatie. Anders dan de vader stelt gaat het niet goed met de kinderen. De vader en de jeugdzorgwerker hebben onvoldoende aandacht voor de terechte zorgen van de moeder over de kinderen. Mogelijk is er bij de kinderen ook sprake van kindeigen problematiek. De jeugdzorgwerker maakt onvoldoende werk van passende hulp voor de kinderen. De moeder heeft onlangs tegenover de jeugdzorgwerker haar bedenkingen geuit over de afspraak met de kinderbehartiger, omdat de jeugdzorgwerker de kinderen op onverantwoorde wijze met de kinderbehartiger wilde confronteren.
De moeder heeft verder bezwaar tegen een co-ouderschapsregeling, omdat de vader door zijn werk niet altijd beschikbaar is en partijen wat betreft de wijze van opvoeden enorm tegenover elkaar staan. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de communicatie en de samenwerking tussen de ouders, die nodig zijn bij een co-ouderschap. De moeder bepleit een uitgebreid raadsonderzoek naar de meest passende zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Primair is de moeder van mening dat een zorgregeling conform het eerste advies van [deskundige] het meest in het belang van de kinderen is. In deze regeling verblijven de kinderen eenmaal per veertien dagen van woensdag uit school tot maandagochtend voor school bij de vader.
Subsidiair stelt de moeder, hoewel zij gelet op de hiervoor genoemde bezwaren geen voorstander is van een co-ouderschap, een zorgregeling voor waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van woensdag uit school tot dinsdag voor school bij de vader zijn. In deze regeling zijn er minder wisselmomenten en de kinderen hebben bij elke ouder een rustpunt in de week in de vorm van het weekend. Dit laatste hebben de kinderen nodig, zeker gelet op de eerdere incidenten waarbij de vader de kinderen grensoverschrijdend heeft gestraft.
Niet de moeder, maar de therapeute heeft de systeemtherapie in september 2022 stopgezet.
3.6.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat beide ouders een even groot aandeel hebben in de
zorg- en opvoedingstaken. Dit is ook de visie van de GI en de ouderschapsbemiddelaar. De deskundige bevindingen waarop de moeder een beroep doet zijn verouderd. De moeder heeft een groot wantrouwen richting de vader.
Sinds mei 2021 is er sprake van een 50/50-zorgverdeling tussen de ouders. De kinderen voelen zich hier prettig bij. Zij doen het goed op school en ook elders.
De concrete verdeling in de huidige regeling brengt echter onnodige onrust mee. Er zijn veel wisselmomenten. Een week-op-week-af regeling met minder wisselmomenten is prettiger voor de kinderen.
Sinds enige tijd zijn de kinderen onrustiger. De vader ziet loyaliteitsproblematiek bij hen. Hiervoor hebben de kinderen begeleiding nodig.
3.7.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
School heeft aangegeven geen zorgen te hebben over de kinderen. De kinderen hebben op school een vertrouwenspersoon.
Momenteel zijn de kinderen ietwat onrustig. De GI heeft daarom [instantie 1] benaderd voor een kinderbehartiger. Onlangs was een eerste afspraak gepland met de kinderbehartiger, maar de moeder heeft die afspraak tegen gehouden.
Sinds september 2022 is de systeemtherapie bij de moeder gestopt vanwege de moeizame samenwerking tussen de moeder en de therapeute.
Een week-op-week-afregeling is rustiger voor de kinderen.
3.8.
De systeemtherapeut [systeemtherapeut] heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende verklaard.
De systeemtherapie bij de moeder ligt stil, omdat de moeder voornemens was een klacht tegen de therapeute in te dienen. De therapeute is hierover nog met de moeder in gesprek.
De ouders voeren nog steeds een strijd tegen elkaar. Zij moeten kijken naar hun eigen aandeel in het voortduren van deze strijd.
Een zorgregeling in de vorm van week-op-week-af is prettiger voor de kinderen, omdat daarin minder wisselmomenten zitten.
3.9.
De ouderschapsbemiddelaar [ouderschapsbemiddelaar] heeft tijdens de mondelinge behandeling - in het kort - het volgende verklaard.
De ouders hebben een verschillende opvoedstijl. Dat hoeft geen probleem te zijn, mits de ouders elkaar niet afvallen in bijzijn van de kinderen. De kinderen krijgen van de moeder niet de emotionele toestemming om bij de vader te verblijven.
Na het instellen van het hoger beroep door de moeder hebben er geen ouderschapsgesprekken meer plaatsgevonden. Het voeren van procedures is een contra-indicatie.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling - in het kort - het volgende naar voren gebracht.
Het lukt de ouders niet om een brug naar elkaar te slaan. Het lijkt alsof het de moeder niet lukt om op een andere manier naar de situatie te kijken, ook niet vanuit het oogpunt dat zij vecht voor de kinderen. Een raadsonderzoek heeft geen toegevoegde waarde. Er moet op
ouderniveau gekeken worden naar mogelijkheden tot verandering, zoals een solo parallel ouderschap. De moeder doet er goed aan om te bezien hoe zij anders om kan gaan met de wisselmomenten. Het kan zijn dat de moeder hierbij ondersteuning nodig heeft. De moeder doet er ook verstandig aan om te onderzoeken waar haar wantrouwen in de vader vandaan komt.
De vader heeft een groot aantal stappen gezet. Hij laat zich goed begeleiden.
Het probleemgedrag van de kinderen komt voort uit de onderlinge strijd tussen de ouders.
Er is hulp nodig voor de kinderen.
Oordeel van het hof
3.11.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2 aanhef en sub a BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.11.2.
Het hof overweegt als volgt.
De door de rechtbank bepaalde zorgregeling loopt al geruime tijd. Deze regeling voorziet in een 50/50-verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. Ook het hof acht het in het belang van de kinderen dat zij even vaak bij de moeder als bij de vader zijn. Beide ouders zijn in staat om voor de kinderen te zorgen en onvoldoende is gebleken van contra-indicaties die maken dat de ene ouder daartoe minder geschikt zou zijn dan de andere ouder. Daarnaast laat het hof meewegen dat de door de rechtbank bepaalde zorgregeling in de afgelopen tijd op zichzelf goed heeft gefunctioneerd.
Het hof ziet geen reden om de huidige zorgregeling te beperken zoals de moeder primair en subsidiair heeft verzocht. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de door haar primair en subsidiair verzochte zorgregeling meer in het belang van de kinderen wenselijk is dan de huidige regeling. De bezwaren die de moeder tegen de co-ouderschapsregeling heeft geuit acht het hof niet overtuigend. Zoals de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd, hebben de kinderen hulp nodig, maar door de strijd tussen ouders lukt het samenwerken met deze hulpverleners niet en dat is niet in het belang van de kinderen. Dat eventuele problemen van de kinderen zoals de moeder die signaleert, veroorzaakt worden door de huidige co-ouderschapsregeling, heeft de moeder niet nader onderbouwd. De moeizame manier waarop de ouders met elkaar communiceren en samenwerken in relatie tot de kinderen, is voor het hof een werkelijke zorg. De ouders doen er daarom in het belang van de kinderen verstandig aan om zo spoedig mogelijk verder te gaan met de systeemtherapie die al is ingezet.
Alle betrokkenen zijn het er wel over eens dat de door de rechtbank bepaalde zorgregeling te veel wisselmomenten bevat. Dit geeft onrust voor de kinderen. Het hof zal daarom een week-op-week-af regeling vaststellen. De ouders zijn het er tijdens de mondelinge behandeling over eens geworden om het wisselmoment op woensdag na school te laten plaatsvinden.
Geen van de ouders heeft bezwaren geuit tegen de door de rechtbank bepaalde zorgregeling voor de vakanties en de feestdagen. Het hof zal die regeling daarom overnemen.
Het hof ziet geen aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten zoals de moeder heeft verzocht. Het hof is voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen.
3.12.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen
.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 februari 2022 voor zover daarbij in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een regeling is bepaald tussen de vader en de kinderen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt in het kader van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , beiden geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , in een week-op-week-af regeling bij elke ouder zullen verblijven, waarbij het wisselmoment op woensdag na school zal plaatsvinden;
bepaalt dat de vakanties en de feestdagen bij helfte tussen de ouders worden verdeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, A.J.F. Manders en H.J. Witkamp en is op 15 december 2022 uitgesproken in het openbaar door
mr. A.J.F. Manders in tegenwoordigheid van de griffier.