ECLI:NL:GHSHE:2022:452

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20-003997-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met herkenning door verbalisanten in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1980, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 16 december 2019, waarin hij was vrijgesproken van een tenlastegelegde poging tot diefstal. Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is voor zover het zich richt tegen de vrijspraak, aangezien er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak volgens artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het beroep tegen het vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 02-166733-19 wel inhoudelijk behandeld. De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal in de periode van 1 juli 2019 tot en met 2 juli 2019 te Roosendaal. De verdachte had geprobeerd in te breken in een pand door een slot te forceren met een schroevendraaier. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten betrouwbaar was, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de camerabeelden onvoldoende duidelijk waren. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot diefstal en het eerder uitgesproken vonnis vernietigd.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder verslavingsproblematiek. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen weken, waarbij het hof ook rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003997-19
Uitspraak : 26 januari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 16 december 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-107844-19 en 02-166733-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het in de zaak met parketnummer 02-107844-19 tenlastegelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat hiertegen is gericht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof:
  • de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-107844-19;
  • het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren;
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-166733-19 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 2 juli 2019 te Roosendaal ( [adres 2] ) ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een aldaar gelegen [benadeelde] en/of [bedrijfs-]pand [nummer 8]) weg te nemen een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] [adres 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en om zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, zich heeft begeven naar de achterzijde en/of (achter-)ingang van die praktijk en/of dat pand en/of (aldaar) een slot van een deur (deel uitmakende van en/of behorende tot die praktijk en/of dat pand) met een schroevendraaier, althans met een daarop gelijkend voorwerp, heeft geforceerd, althans heeft getracht te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-166733-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 2 juli 2019 te Roosendaal ( [adres 2] ) ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aldaar gelegen [benadeelde] weg te nemen een of meerdere goederen van zijn gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en om zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich heeft begeven naar de achteringang van die praktijk en aldaar een slot van een deur van die praktijk met een schroevendraaier heeft getracht te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2019, pagina’s 18 t/m 21, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van aangeefster [benadeelde] :

(pagina 18)
Ik doe aangifte van poging tot inbraak van de [benadeelde] [adres 2] gelegen aan de [adres 2] te Roosendaal en gepleegd tussen maandag 1 juli 2019 te 17:00 uur en dinsdag 2 juli 2019 te 07.50 uur. Ik ben de personeelsmanager van de [benadeelde] en ik ben namens de [benadeelde] gemachtigd om aangifte te doen.
Op dinsdag 2 juli 2019 zag mijn assistente [naam] dat er gepoogd was om in te breken via de achteringang van de [benadeelde] . Bij de achterdeur zaten braaksporen. Ik zag schade op de deurstijl/deurpost van de achterdeur. Verder zag ik verschillende krassen op het slot.

2. Een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 2] Roosendaal) d.d. 3 juli 2019, pagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

(pagina 22)
Op woensdag 3 juli 2019 om 09:30 uur kwam ik, naar aanleiding van een poging tot
gekwalificeerde diefstal in/uit bedrijf/kantoor, voor een forensisch onderzoek aan op
de locatie [adres 2] .
(pagina 23)
Vanaf de openbare weg en het plantsoen/grasveld werd de achterzijde van het pand
benaderd door de dader en werd de buitendeur in de linker gevel, ter hoogte van het kantoor bereikt. Door middel van wrikken met een schroevendraaier werd gepoogd de slotplaat van deze buitendeur weg te breken. Door mij werden in de slotplaat, op de buitenzijde van deze buitendeur, enkele werktuigsporen aangetroffen. Op enig moment staakte de dader zijn poging in te breken in het pand. Het pand werd niet binnengedrongen en er werd niets ontvreemd.

3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2019, pagina 24, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

(pagina 24)
Op de camerabeelden van de tandartspraktijk zie ik een persoon die door middel van een
schroevendraaier de deur van de [benadeelde] probeert te forceren. Op het
moment dat deze persoon met zijn lichaam dichter in de buurt komt van de camera
herken ik deze persoon als [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1980.
Op maandag 1 juli 2019 ben ik naar een melding geweest waarbij [verdachte] betrokken was.
Ik heb toen [verdachte] aangesproken en heb hem daarbij in zijn gezicht aangekeken op een
afstand van 1,5 meter. Ik herkende het gezicht van [verdachte] op de camerabeelden. Ook herkende ik hem aan zijn haardracht. Zijn haar is langer van lengte, zwart van kleur en vettig. Tevens herkende ik zijn houding. Hij liep met gebogen schouders op de camerabeelden, zoals hij op maandag 1 juli 2019 ook liep.

4. Een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 10 juli 2019, pagina 25 en 26, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

(pagina 25)
Op woensdag 10 juli 2019 zag ik een aandachtvestiging van Team Recherche Roosendaal,
waarin videobeelden werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd
gegeven: Persoon op de beelden heeft geprobeerd in te breken bij [benadeelde]
gelegen aan de [adres 2] te Roosendaal.
De persoon op de videobeelden herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1980 te Roosendaal en Nispen in Nederland en wonende te [adres] te Bergen op Zoom.
Ik, verbalisant, ken de verdachte ambtshalve. Toen ik de camerabeelden van
[benadeelde] zag, zag ik een man welke ik direct, voor 100%, herkende als [verdachte] .
Ik herkende [verdachte] aan zijn gezicht, haardracht, baardgroei en manier van bewegen. Recent, op 18 juni 2019 en 19 juni 2019, heb ik hem als verdachte gehoord in een andere zaak. Ik heb in totaal ruim een halve dag in verhoor gezeten met de verdachte. Tevens heb ik op 18 en 19 juni 2019 meerdere keren in persoon contact gehad met de verdachte om te vragen of hij een verklaring wilde afleggen en of hij daar zijn advocaat bij wilde hebben.
(pagina 26)
De als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegde print van de camerabeelden.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de enige print van de camerabeelden die zich in het procesdossier bevindt een onvoldoende duidelijk beeld geeft van de dader. De specifieke kenmerken van het gezicht zijn niet te zien door de invalshoek van de camera. Nu de originele camerabeelden niet meer traceerbaar zijn kunnen de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] niet getoetst worden op hun betrouwbaarheid. Dit heeft als gevolg dat het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] en het proces-verbaal van herkenning van verbalisant [verbalisant 3] niet kunnen meewerken aan de overtuiging dat de verdachte de dader is van het strafbare feit. Daarnaast bevat het procesdossier geen ander ondersteunend bewijsmateriaal zodat vrijspraak dient te volgen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van verdachte als dader op de in de processen-verbaal beschreven wijze. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verbalisanten voldoende concreet hebben weergegeven op basis waarvan zij de verdachte herkennen, te weten: het gezicht, de haardracht (lang, zwartkleurig en vettig), de baardgroei en de houding/manier van bewegen. Daarnaast hebben de verbalisanten, kort voordat zij de camerabeelden van de poging tot diefstal hebben gezien, nog contact gehad met de verdachte, zodat zij beschikten over recent referentiemateriaal om hun herkenning op te baseren. Zo heeft verbalisant [verbalisant 2] op de dag van de poging tot diefstal nog contact gehad met de verdachte in verband met een melding en heeft verbalisant [verbalisant 3] ongeveer twee weken voor de poging tot diefstal de verdachte driemaal verhoord. Verder beschikten de verbalisanten over de (bewegende) camerabeelden om hun herkenning op te gronden en niet alleen over de print die zich in het procesdossier bevindt. Dat zich in het procesdossier alleen een print bevindt van de camerabeelden, doet niets af aan de juistheid van de herkenningen en overigens ziet het hof geen reden om op grond van die print te twijfelen aan de herkenningen.
Het hof verwerpt aldus het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-166733-19 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden zal worden opgelegd.
De raadsman heeft verzocht tot oplegging van een gevangenisstraf van zes weken, zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg. Hij heeft verzocht geen gevangenisstraf met een langere duur op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak bij een [benadeelde] . Het hof acht algemeen bekend dat inbraken gevoelens van angst en onveiligheid met zich brengen. Hoewel er in dit geval geen sprake was van een inbraak in een woning, kan het hof zich voorstellen dat de werknemers van de [benadeelde] na de poging tot inbraak niet graag alleen de praktijk betreden of afsluiten en dat zij zich niet prettig voelen bij het idee dat een onbekende het pand heeft willen in gaan. Daarnaast gaat een (poging) inbraak vaak gepaard met materiële schade, zo ook in dit geval nu de verdachte de slotplaat en de deurpost heeft beschadigd.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2021, waaruit volgt dat hij voorafgaand aan het onderhavige strafbare feit vier keer onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Zo is de verdachte door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2018 voor een tweetal diefstallen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 86 dagen, op 6 juli 2017 voor een vernieling en gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, op 7 juli 2016 voor een vernieling veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien dagen en op 6 oktober 2014 voor een poging tot diefstal en een diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte was aldus een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er niet van weerhouden wederom de fout in te gaan. Uit voornoemd uittreksel volgt verder dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook daarmee heeft het hof rekening gehouden.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Er is sprake van verslavingsproblematiek bij de verdachte. Dit heeft onder andere als gevolg dat zijn kind uit huis is geplaatst. Verder ontvangt de verdachte een Wajong uitkering en heeft hij schulden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het strafbare feit en op de veelvuldige recidive van de verdachte niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof houdt er echter bij de hoogte van de straf wel rekening mee dat het enkel is gebleven bij een poging.
Het hof acht op basis van het vorenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken passend en geboden.
Het hof heeft dient echter ook rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM. Namens de verdachte is op 20 december 2019 tegen het bestreden vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden - 26 januari 2022 - einduitspraak. Het procesverloop in hoger beroep bedraagt aldus twee jaar en ongeveer een maand, waarmee eindarrest zal worden gewezen na het verstrijken van de tweejaarstermijn. Deze termijnoverschrijding is niet te wijten aan de verdediging.
Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 weken opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-107844-19 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-166733-19 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-166733-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 weken.

Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier,
en op 26 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, voor zover niet anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Roosendaal, met dossiernummer PL2000-2019154632, gesloten d.d. 23 juli 2019, aantal