ECLI:NL:GHSHE:2022:4516

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
200.309.361_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging wijziging gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag, afwijzing vaststelling omgang en afwijzing nader raadsonderzoek

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 21 januari 2022 aangevochten, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] werd beëindigd en de moeder alleen het gezag kreeg. De vader was het niet eens met deze beslissing en verzocht om een raadsonderzoek, omdat hij meende dat zijn psychische problemen en middelengebruik niet voldoende waren onderzocht. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwistte de stabiliteit van de vader en stelde dat hij niet in staat was om zijn verantwoordelijkheden als ouder te vervullen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2022 werd duidelijk dat de vader niet aanwezig was, wat zijn onbereikbaarheid onderstreepte. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de vader niet in staat is om een veilige en stabiele omgeving voor [minderjarige] te bieden. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag is beëindigd en de moeder alleen het gezag heeft over [minderjarige]. Ook het verzoek van de vader om omgang met [minderjarige] werd afgewezen, omdat de vader niet aan de voorwaarden voldeed en er ernstige zorgen waren over zijn psychische gesteldheid. De raad heeft geadviseerd om de beslissing van de rechtbank in stand te houden, wat het hof heeft gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 december 2022
Zaaknummer: 200.309.361/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/294091 / FA RK 21-2547
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J.E. Verschuren,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A. Oberendorff-Ploemen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de zorgregeling tussen de vader en na te noemen minderjarige en de beëindiging van het gezag van de vader over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016 (hierna: [minderjarige] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 21 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 april 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder omtrent het gezag af te wijzen en te bepalen dat de vader onder begeleiding van [jeugdinstelling] omgang met [minderjarige] heeft, waarbij [jeugdinstelling] de regie heeft over de frequentie, de duur en de verdere uitbreiding van de omgang.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juni 2022, heeft de moeder verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat de zelfstandige verzoeken van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • namens de vader: mr. Verschuren, tezamen met een kantoorgenoot, mr. E. Ebenau;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Oberendorff-Ploemen;
  • [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] namens de raad.
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De advocaat van de vader heeft kenbaar gemaakt niet te weten waar de vader thans verblijft en dat zij de vader ondanks diverse pogingen niet heeft kunnen bereiken.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 11 januari 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 26 april 2022;
  • het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 21 oktober 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 21 oktober 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De vader en de moeder hebben van 2010 tot mei 2017 een affectieve relatie met elkaar gehad en tijdens deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2.
[minderjarige] heeft van 21 april 2020 tot 21 juli 2021 onder toezicht gestaan met onder meer als doel te komen tot contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en te bewerkstelligen dat [minderjarige] op een veilige en structurele wijze contact kon hebben met de vader, aansluitend bij de behoefte van [minderjarige] .
3.3.
De vader en de moeder oefenden tot 21 januari 2022 samen het ouderlijk gezag uit.
3.4.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.5.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
- het verzoek van de vader om de zorgregeling met [minderjarige] te hervatten, afgewezen,
- bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] wordt beëindigd en dat de moeder alleen het ouderlijk gezag heeft over [minderjarige] ;
- bepaald dat de moeder de vader eenmaal per maand schriftelijk, dan wel per e-mail, informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige] , waarbij informatie wordt verstrekt over zijn schoolprestaties, zijn gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, hobby’s en overige activiteiten, onder overlegging van schoolrapporten, alsmede twee maal per jaar een recente foto van [minderjarige] aan de vader doet toekomen.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Gezag
3.7.
De vader voert in het beroepschrift ‑ samengevat ‑ het volgende aan. De vader is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat er in het kader van de gezagsbeëindiging geen aanleiding zou zijn tot het instellen van een raadsonderzoek. De vader heeft zich bereid verklaard mee te werken aan een dergelijk onderzoek en daarnaast is hij ook bereid om structureel urinetesten te ondergaan. De raad is dé adviserende instantie wanneer het gaat om advies over kinderen. Nu er geen advies door de raad is uitgebracht is niet alle nodige informatie meegenomen en kan er ook niet tot een gedegen conclusie worden gekomen. De beslissing van de rechtbank om het gezag van de vader te beëindigen is voornamelijk gebaseerd op het verleden van de vader. De vader heeft er in het verleden vanwege psychische problemen niet voor [minderjarige] kunnen zijn, maar hij heeft wel de benodigde toestemmingen omtrent [minderjarige] gegeven. Hij heeft telkens het belang van [minderjarige] voor ogen gehouden. Inmiddels heeft de vader hard aan zichzelf gewerkt en is hij stabiel. Hij gebruikt geen middelen meer en woont in een huurwoning. De beslissing om te komen tot een gezagsbeëindiging is onvoldoende onderbouwd en aan de vader zou de kans moeten worden geboden om samen met de moeder belangrijke beslissingen over [minderjarige] te nemen. In ieder geval zal er een gedegen onderzoek door de raad moeten plaatsvinden zodat duidelijk is waarmee het belang van [minderjarige] gediend is. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt van de wetgever en er is thans te lichtvaardig tot een dermate verstrekkend oordeel gekomen. De vader verzoekt het hof de raad alsnog opdracht te geven tot een raadsonderzoek.
3.8.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling ‑ samengevat ‑ het volgende aan. De rechtbank heeft op terechte gronden geoordeeld dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] moet worden geacht. De vader is de afgelopen jaren als gevolg van zijn psychische problematiek diverse keren opgenomen geweest. De vader kampt nog steeds met psychoses en weigert zijn voorgeschreven medicatie te nemen. De moeder betwist dat de vader zijn leven op orde heeft en geen middelen meer gebruikt. De vader is niet stabiel en is niet in staat gebleken zijn vaderrol te vervullen en de daarbij behorende verantwoordelijkheid als ouder te nemen. Hij is niet beschikbaar voor [minderjarige] , als gevolg van zijn psychische gesteldheid onberekenbaar en een gevaar voor zowel zichzelf als zijn omgeving.
Gelet op het feit dat de vader bij het indienen van het beroepschrift achterwege heeft gelaten betrouwbare en objectieve informatie over te leggen over zijn middelengebruik en psychische gesteldheid toont aan dat de vader niet de stabiliteit en veiligheid kan waarborgen die in het belang van [minderjarige] nodig is. De moeder ziet geen aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten.
3.9.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de wijziging van het gezag in stand te laten. De raad staat achter de beslissing van de rechtbank en constateert dat er meer rust en stabiliteit is gekomen sinds de vader geen gezag meer heeft over [minderjarige] .
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.2.
Ter beoordeling aan het hof ligt voor de vraag of de rechtbank op juiste gronden het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder over [minderjarige] heeft beëindigd en aan de moeder alleen het gezag heeft toegekend.
3.10.3.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader met ingang van 27 juni 2016 gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefenden, nadat zij dit hebben laten aantekenen in het gezagsregister.
3.10.4.
Eerst moet, gelet op het wettelijk kader, beoordeeld worden of er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Het hof overweegt daartoe als volgt. Tijdens de zwangerschap van [minderjarige] maakte de moeder zich al zorgen over de psychische problemen, het middelengebruik en het gedrag van de vader. Een jaar na de geboorte van [minderjarige] heeft de moeder om die reden de relatie met de vader beëindigd. Inmiddels is de situatie waarin [minderjarige] opgroeit ingrijpend gewijzigd. De vader is een aantal keren (gesloten) opgenomen geweest bij [instelling] voor behandeling. De vader en [minderjarige] hebben al sinds eind 2019 geen contact meer. Er is sprake geweest van een ondertoezichtstelling van [minderjarige] van april 2020 tot april 2021 waarbij geprobeerd is om te komen tot contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . De vader heeft zich niet gehouden aan de veiligheidsafspraken en ook is hij de voorwaarden voor contactherstel niet nagekomen. Er hebben zich enkele incidenten voorgedaan en de moeder is zelfs samen met [minderjarige] moeten verhuizen wegens veiligheidsoverwegingen. Ook is [minderjarige] naar een andere school gegaan. Er is derhalve sprake van een wijziging van omstandigheden.
3.10.5.
Het hof overweegt verder dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.10.6.
Er zijn ernstige zorgen over de psychische gesteldheid en het middelengebruik van de vader. Op grond van de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader met enige regelmaat en ook momenteel afwezig en onbereikbaar is. De moeder heeft een aan haar gerichte brief van de gemeente overgelegd waarin te lezen is dat men niet weet waar de vader op dit moment verblijft. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de moeder heeft de vader niet kunnen aantonen dat hij stabiel is en dat de veiligheid van [minderjarige] gewaarborgd is. Dit blijkt onder meer uit de door de moeder overgelegde verontrustende berichten van de vader op social media en een foto van de vader waarop te zien is dat hij tegen alle veiligheidsafspraken in op het bankje voor de woning van de partner van de moeder zit. Het feit dat de vader afwezig en onbereikbaar is en hij ook niet bij de mondelinge behandeling is verschenen, maakt dat het zeer aannemelijk is dat in tegenstelling tot hetgeen hij zelf stelt, de vader allesbehalve stabiel is op dit moment. Voor de moeder is het van belang dat zij die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor [minderjarige] en dat de vader deze beslissingen niet blokkeert. In deze omstandigheden ziet het hof, evenals de rechtbank en de raad, geen basis bij de ouders voor het nemen van gezamenlijke beslissingen en is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] wordt belast.
3.10.7.
Het hof acht zich op grond van de stukken en mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen over het gezag en ziet geen aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten, zoals door de man is verzocht.
3.10.8.
Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de beëindiging van het gezag van de vader zal bekrachtigen.
Omgang
3.11.
De vader voert in het beroepschrift - samengevat - het volgende aan. Ook ten aanzien van het verzoek tot omgang heeft de rechtbank geen meerwaarde gezien in een raadsonderzoek. Hiertegen richt zich de tweede grief van de vader. De vader heeft aangetoond dat er al sinds de zomer van 2021 geen meldingen van psychoses zijn geweest. Er is sprake van een ruime periode van stabiliteit. De vader realiseert zich dat de moeder geen vertrouwen meer heeft in de man als opvoeder en verzoekt om die reden om een begeleide omgang. Ook in dit kader zou een raadsonderzoek in het belang van [minderjarige] zijn.
3.12.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - aan dat zij geen moeite heeft met omgang tussen de vader en [minderjarige] zolang het op een veilige wijze kan. De psychische problematiek en het middelengebruik van de vader is zodanig ernstig dat er ook op dit moment niet naar contactherstel tussen de vader en [minderjarige] kan worden toegewerkt. Er zijn in het verleden reeds diverse BOR-trajecten gestart. [minderjarige] is vervolgens onder toezicht gesteld waarbij door jeugdzorg expliciete voorwaarden aan vader zijn gesteld betreffende stabiliteit en veiligheid. Tijdens de ondertoezichtstelling van [minderjarige] was de vader ook instabiel en niet in staat zich aan de basisvoorwaarden te houden. De moeder betwist met klem de stelling van de vader dat hij geen middelen meer gebruikt. Ook betwist de moeder dat de vader stabiel is nu hij wederom is opgenomen bij [instelling] . De vader voldoet nog steeds niet aan de basisvoorwaarden en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is een raadsonderzoek te gelasten.
3.13.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat nu de vader niet aan de gestelde voorwaarden voldoet en niet bereikbaar is, omgang niet mogelijk is. Ook stelt de raad de vraag of [minderjarige] het op dit moment zou aankunnen om contact met de vader te hebben. Ook op dit punt adviseert de raad de beslissing van de rechtbank in stand te laten.
3.14.
Het hof overweegt het volgende.
3.14.1.
Ingevolge artikel 1:377a BW stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.14.2.
De in het verleden gedane pogingen om een begeleid omgangstraject te doorlopen hebben niet geresulteerd in een contact tussen de vader en [minderjarige] . De vader voldeed niet aan de veiligheidsvoorwaarden en het lukte hem niet de gemaakte afspraken met de hulpverlening na te komen.
3.14.3.
Het hof is van oordeel dat de vader zijn stelling dat hij psychisch stabiel is en geen middelen meer gebruikt tegenover de gemotiveerde betwisting van de moeder niet objectief heeft weten te onderbouwen. Uit de overgelegde stukken, de bestreden beschikking en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gekomen, kan het hof niet anders concluderen dan zoals ook hiervoor in rov. 3.10.6 al overwogen, dat de vader niet zodanig stabiel en betrouwbaar is dat het contact tussen de vader en [minderjarige] weer veilig kan worden opgebouwd. De vader dient eerst aan te tonen dat hij een betrouwbare opvoeder voor [minderjarige] kan zijn alvorens er omgang kan plaatsvinden met [minderjarige] .
3.14.4.
Vanwege onder meer traumasignalen, hechtingsproblematiek en verlieservaringen met de vader heeft [minderjarige] een behandeltraject doorlopen bij [jeugdorganisatie] . In het evaluatieverslag van juli 2022 wordt geconstateerd dat er vooruitgang is in de thuissituatie en dat, nu de rust is wedergekeerd, er sprake is van een stabiel patroon. Op dit moment zal omgang van de vader met [minderjarige] dan ook ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van [minderjarige] .
3.14.5.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling voorts laten zien dat de vader een plaats in het leven van [minderjarige] mag krijgen mits de vader langdurig stabiel en betrouwbaar is. Als het veilig kan en de vader is ingesteld op de medicatie staat de moeder open voor contact tussen de vader en [minderjarige] . Op dit moment is daar echter geen sprake van.
3.14.6.
Het hof acht zich op grond van de stukken en mondelinge behandeling ook voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen over de omgang en ziet ook in dit kader geen aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten, zoals door de man is verzocht.
3.14.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking ten aanzien van de omgang eveneens bekrachtigen.
Afsluitende conclusie
3.15.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de verzoeken van de vader afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 21 januari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, A.M. Bossink en A.C. van den Boogaard en is op 15 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.