ECLI:NL:GHSHE:2022:4504

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
200.298.370_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van partneralimentatie in hoger beroep met betrekking tot draagkracht en WSNP-aanvraag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de partneralimentatie tussen een man en een vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Willemsen, had in eerste aanleg een beschikking gekregen waarin zijn partneralimentatie was vastgesteld op € 399,- bruto per maand voor 2020 en € 446,- voor 2021. De beslissing over de alimentatie voor 2022 was aangehouden in afwachting van informatie over een WSNP-aanvraag van de man. Het hof heeft diverse stukken ontvangen van de advocaten van beide partijen, maar de man heeft niet de benodigde informatie verstrekt over zijn financiële situatie en de voortgang van de WSNP-aanvraag. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie, bleef de situatie onduidelijk. Het hof heeft vastgesteld dat er geen dwangakkoord is gesloten en dat er geen WSNP-traject is gestart. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten de partneralimentatie voor de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2022 vast te stellen op € 455,- bruto per maand, na indexering. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Zaaknummer: 200.298.370/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/360395 / FA RK 20-3175
beschikking van de meervoudige kamer van 15 december 2022
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B. Willemsen te Lent,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.V.C. Van Sambeek te Eindhoven.

8.De beschikking van 2 juni 2022

Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat de door de man te betalen partneralimentatie met ingang van 9 juli 2020 wordt vastgesteld op € 399,- bruto per maand voor het jaar 2020 en op € 446,- bruto per maand voor het jaar 2021. De beslissing over de hoogte van de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 1 januari 2022 is aangehouden tot pro forma 1 juli 2022, in afwachting van het bericht van de advocaat van de man over de procedure bij de rechtbank ten aanzien van de WSNP-aanvraag.

9.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

9.1.
Het hof heeft nadien ontvangen:
- de mail, met bijlage, van de advocaat van de man van 1 juli 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de mail, met bijlage, van de advocaat van de man van 31 augustus 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 29 september 2022 van de advocaat van de man, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 14 oktober 2022 van de advocaat van de man, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 31 oktober 2022 van de advocaat van de vrouw ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
9.2.
De advocaat van de vrouw heeft het hof bij voornoemd V8-formulier van 31 oktober 2022 verzocht om beschikking te wijzen. Het hof ziet aanleiding om op basis van de hiervoor genoemde stukken uitspraak te doen.

10.De verdere beoordeling

10.1.
Het hof heeft bij beschikking van 2 juni 2022, kort gezegd, overwogen dat de financiële situatie van de man over de periode met ingang van 1 januari 2022 onvoldoende inzichtelijk is geworden. Een eventuele toelating tot de WSNP, dan wel een dwangakkoord met de schuldeisers van de man is van grote invloed op de draagkracht van de man, reden waarom het hof de beslissing op het aangehouden deel van het verzoek over de periode met ingang van 1 januari 2022 heeft aangehouden tot pro forma 1 juli 2022. De man is daarbij in de gelegenheid gesteld om het hof nader te informeren over de uitkomst van de procedure ten aanzien van de WSNP-aanvraag.
10.2.
Nadien heeft het hof van de advocaat van de man een brief ontvangen van 1 juli 2022 waarin, kort gezegd, wordt aangegeven dat het WSNP-verzoek ter zitting is behandeld en dat de woning van de man getaxeerd moet worden. Uit de mail blijkt voorts dat er een nieuw voorstel zal worden gedaan, waarna er op korte termijn een nieuwe WSNP-aanvraag ingediend zal worden. Namens de man is verzocht om de procedure aan te houden tot
1 september 2022. Dit uitstel is door het hof toegewezen.
10.3.
Vervolgens heeft de advocaat van de man het hof bij mail van 31 augustus 2022 geïnformeerd dat er op 30 augustus 2022 een aanbod is gedaan aan de crediteuren van de man en dat zij een reactietermijn hebben van drie weken. De advocaat van de man heeft verzocht de zaak opnieuw aan te houden, en wel tot 1 oktober 2022. Ook dit uitstel is door het hof gehonoreerd.
10.4.
Daarna is het hof bij V8-formulier van 29 september 2022 door de advocaat van de man geïnformeerd dat er twee crediteuren hebben ingestemd met het voorstel, maar de gemeente [gemeente] en de ABN niet. Verzocht is om de zaak nogmaals aan te houden, omdat binnen twee weken er verdere duidelijkheid zou moeten zijn, aldus de advocaat van de man. Het hof heeft vervolgens tot 14 oktober 2022 uitstel verleend.
10.5.
Het hof heeft vervolgens bij V8-formulier van 14 oktober 2022 van de advocaat van de man begrepen dat de gedane voorstellen niet zijn geaccepteerd door de gemeente [gemeente] en de bank en dat er een WSNP-traject in gang gezet moet gaan worden.
10.6.
De advocaat van de vrouw heeft bij V8-formulier van 31 oktober 2022 het hof vervolgens verzocht beschikking te wijzen. De procedure is al meerdere keren aangehouden zonder resultaat, aldus de advocaat van de vrouw. Voorts is aangegeven dat indien er in de toekomst een wijziging van omstandigheden zou optreden, het aan de man is om een nieuwe procedure te starten.
10.7.
Het hof overweegt als volgt.
10.7.1.
Het hof constateert dat, ondanks dat de zaak geruime tijd is aangehouden en de man ruimschoots in de gelegenheid is geweest het hof van de verzochte informatie te voorzien, er geen dwangakkoord is gesloten en ook nog geen WSNP-traject is gestart en dat ook niet duidelijk is of, en zo ja, wanneer dat gaat gebeuren. Bij het laatste bericht van de advocaat van de man is enkel gesteld dat er “een WSNP-traject in gang gezet moet worden”, zonder verdere toelichting. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de procedure niet verder vertraagd moet worden en zal thans op basis van de voorhanden zijnde gegevens beslissen over de hoogte van de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 1 januari 2022.
Voor zover de man bedoeld heeft zijn stelling te onderbouwen dat er loonbeslag is gelegd op het inkomen van de man door een telefoonbericht tijdens de mondelinge behandeling aan het hof te laten zien, is dit - mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw - onvoldoende onderbouwd. De man heeft terzake van het gestelde loonbeslag geen verifieerbare stukken overgelegd, hetgeen wel op zijn weg had gelegen.
Het hof gaat er vanuit dat de man in 2022 hetzelfde inkomen heeft als in 2021 en dat hij derhalve per 1 januari 2022 dezelfde draagkracht heeft als door het hof is becijferd over de periode met ingang van 1 januari 2021, zijnde € 446,- bruto per maand (in 2021). Mocht op enig moment blijken dat de financiële omstandigheden van de man gewijzigd zijn, dan is het aan de man om zich hierover tot de vrouw te richten, daarover afspraken te maken of indien nodig eventueel een nieuwe procedure te starten.
10.7.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 1 januari 2022, na indexering, zal vaststellen op € 455,- bruto per maand (het bedrag van € 446,- in 2021 geïndexeerd analoog aan de wettelijke indexering en afgerond).
Het hof zal de proceskosten compenseren, gelet op de aard van de procedure en aangezien de ouders getrouwd zijn geweest.

11.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2022 als uitkering tot haar levensonderhoud zal voldoen, het bedrag van € 455,- bruto per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin en
H.J. Witkamp, en is op 15 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.