Uitspraak
,
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Raad voor de Kinderbescherming,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de vader met betrekking tot het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2013. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. van der Geest, verzoekt het hof om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.F. Prickartz, is van mening dat het behoud van zijn gezag noodzakelijk is voor de toekomst van het kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2022 is naar voren gekomen dat de minderjarige ernstige traumaklachten ervaart en dat de huidige situatie rondom het gezag bijdraagt aan de onrust en spanning van het kind. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming hebben beide aangegeven dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit de noodzakelijke therapie van het kind in de weg staat. Het hof heeft vastgesteld dat het in stand houden van gezamenlijk gezag de situatie voor de minderjarige zou compliceren en dat het kind behoefte heeft aan rust en stabiliteit.
Uiteindelijk heeft het hof besloten het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen op grond van artikel 1:253c lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het gezag, en het hof heeft de beslissing genomen dat de vader niet samen met de moeder belast zal worden met het ouderlijk gezag over de minderjarige. Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2022 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.