In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 13 december 2022 een arrest gewezen in een verzetprocedure. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.J.M. Stassen, heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekarrest van 5 juli 2022, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van € 55.000,- aan de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A.M. Engelen. De appellant verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekarrest, stellende dat zijn belangen zwaarder wegen dan die van de geïntimeerde. Hij voerde aan dat hij niet op de juiste wijze was gedagvaard, waardoor hij niet in staat was zijn verweer te voeren.
De geïntimeerde gaf aan geen bezwaar te hebben tegen de incidentele vordering van de appellant en refereerde zich aan het oordeel van het hof. Het hof overwoog dat artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om de tenuitvoerlegging van een vonnis te schorsen, ook van toepassing is op deze verstekzaak. Het hof besloot de tenuitvoerlegging van het verstekarrest te schorsen en de proceskostenveroordeling aan te houden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak werd verwezen naar de rol voor een antwoordakte van de geïntimeerde op 10 januari 2023.