Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het procesverloop
- de dagvaarding in hoger beroep van 13 januari 2022;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2.De beoordeling
conformeren[…]
aan de uitspraak van de rechter”. [appellante] heeft in die periode een aantal betalingen gedaan, onder meer aan [geïntimeerde] . Het faillissementsverzoek van [geïntimeerde] is afgewezen door de faillissementsrechter en volgens [appellante] moeten de opmerkingen van de advocaat van [geïntimeerde] zo worden uitgelegd dat [geïntimeerde] in dat geval niet in een andere procedure alsnog betaling van het resterende deel van het loon kan vorderen.
Leggen uw cliënten zich neer bij de uitspraak van 7 augustus 2018[van de faillissementsrechter, Hof]
of niet? Zo ja, welke rechtsgevolgen heeft dat volgens u?”Het beroep op rechtsverwerking slaagt daarom niet: [geïntimeerde] kan vorderen dat [appellante] hem betaalt.
Hoi [appellante], ik kan vandaag niet werken, ik voel me sinds gisteren niet goed”.
is prima beterschap”.
Hallo [geïntimeerde], even een vraagje... heb je nog wel zin om bij ons te werken of wordt het teveel met je stage e.d.?”
Hoi [appellante], het is inderdaad zo dat ik de afgelopen tijd steeds minder zin heb om te werken, dit heeft mede te maken met de manier waarop ik mij de afgelopen tijd behandel voel”.
dan denk ik dat we de volgende week woensdag maar even moeten praten.”
dat zij hebben gehoord dat [geïntimeerde] tegen de werkgever heeft aangegeven dat hij zijn dienstverband per 30-4-2018 heeft beëindigd wegens het tekort aan uren dat hij bij Fuerte Real kon werken.”
steeds minder zin” heeft om te werken, kan niet redelijkerwijs worden uitgelegd als een opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. In geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst door een werknemer geldt op grond van vaste rechtspraak dat een “duidelijke en ondubbelzinnige” verklaring van de werknemer vereist is die gericht is op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer de dienstbetrekking daadwerkelijk heeft willen beëindigen, dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die de opzegging van het dienstverband kan hebben, zoals het verlies van inkomen en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de socialezekerheidswetgeving, met name het recht op een werkloosheidsuitkering. In verband met die ernstige gevolgen zal een werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht op beëindiging van de dienstbetrekking in overeenstemming is met diens werkelijke wil. Als er voor de werkgever reden is te twijfelen aan de met de verklaring overeenstemmende wil van de werknemer, rust op de werkgever een onderzoeksplicht, alsmede de verplichting om de werknemer over de mogelijke gevolgen van de opzegging voor te lichten. [appellante] heeft niet nagevraagd of [geïntimeerde] inderdaad wilde opzeggen en [geïntimeerde] niet gewezen op de gevolgen van een opzegging, sterker nog, uit het feit dat zij [geïntimeerde] uitnodigt voor een gesprek, blijkt dat [appellante] die opmerking van [geïntimeerde] ook niet heeft uitgelegd als een opzegging. De verklaring van drie andere werknemers maakt dat niet anders. [appellante] legt niet uit dat de verklaring van andere werknemers iets zou kunnen toevoegen aan de inhoud van het Whatsapp-bericht van [geïntimeerde] . Onduidelijk is ook (en [appellante] stelt dat ook niet) of zij van [geïntimeerde] zelf hebben gehoord dat hij in het Whatsapp-bericht zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Zeker nadat de kantonrechter heeft overwogen dat uit de verklaring onvoldoende blijkt “
wanneer [geïntimeerde] dit gezegd zou hebben en tegen wie” (r.o. 4.10 van het vonnis) had [appellante] in hoger beroep veel concreter moeten aanvoeren wat de drie werknemers exact van wie gehoord hebben. Als de opzegging op meer gebaseerd is dan het geciteerde Whatsapp-bericht, had [appellante] moeten uitleggen hoe die opzegging dan concreet zou zijn gedaan. Dat heeft zij niet gedaan. Haar verweer dat [geïntimeerde] heeft opgezegd, is met alleen het Whatsapp-bericht niet genoeg onderbouwd. Ook het hof komt daarom op dit punt niet toe aan het horen van getuigen. Bovendien blijkt uit het vorenstaande ook nog eens dat als er al duidelijk en ondubbelzinnig zou zijn opgezegd, niet is gesteld of gebleken dat [appellante] [geïntimeerde] heeft voorgelicht over de mogelijke gevolgen van deze opzegging.
ik kan vandaag niet werken, ik voel me sinds gisteren niet goed” een ziekmelding is. Uit de reactie van [appellante] “
is prima beterschap” blijkt ook dat zij het zo begrepen heeft. Dat betekent dat [geïntimeerde] recht heeft op loon tijdens zijn ziekte (artikel 7:629 BW). In de cao is geregeld dat een werknemer tijdens ziekte recht heeft op 95% van het loon. [appellante] voert nog aan dat [geïntimeerde] niet ziek was. Ook dat verweer is niet concreet onderbouwd. Het blijft bij een opmerking dat [geïntimeerde] in de periode dat hij ziek zou zijn, stage zou lopen, naar school ging en elders zou werken, kennelijk bij een sanitairwinkel in Hoensbroek. Een concrete onderbouwing of een begin van bewijs voor die opmerking ontbreekt. Net als de kantonrechter is het hof van oordeel dat als [appellante] twijfelde of [geïntimeerde] ziek was, het op haar weg lag om een bedrijfsarts of arbo-arts in te schakelen. Dat heeft zij niet gedaan, ook niet nadat de advocaat van [geïntimeerde] op 6 juni 2018 schreef dat [geïntimeerde] bereid was te komen werken, zodra hij beter was. Daarom gaat ook het hof ervanuit dat [geïntimeerde] ziek is geweest en niet in staat was te werken, in de periode mei tot en met oktober 2018.