Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9025610\CV EXPL 21-727)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met productie tevens inhoudende eiswijziging;
- de memorie van antwoord;
- de mondelinge behandeling waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
€ 78.900. Bij de prijs is vermeld: BTW verrekenbaar: Onderhandelbaar.
€ 73.000,00 inclusief BTW en inclusief BPM aanvaard.
Kunnen we morgenmiddag om 1200 uur in [plaats] even komen kijken?”
chadevergoedingsverplichting?
in principe” verkocht is en duidelijk te kennen gegeven dat hij de auto nog wilde zien, waarmee geen sprake is van een onvoorwaardelijk aanbod zijdens [appellant] . De bewoordingen “
in principe” kunnen niet anders worden geïnterpreteerd dan dat de koop nog niet rond was. [geïntimeerde] heeft uit het gebruik daarvan door [appellant] dan ook mogen afleiden dat geen sprake was van een definitieve koop. Dat [appellant] daarnaast heeft medegedeeld dat hij de auto eerst nog wilde zien voordat hij tot aankoop over zou gaan, was tevens een indicatie voor [geïntimeerde] dat geen sprake was van een onvoorwaardelijke aanvaarding van haar aanbod maar van een voorbehoud zijdens [appellant] met betrekking tot de koop. [geïntimeerde] heeft toegelicht dit zo te hebben opgevat dat [appellant] pas de auto wilde kopen nadat hij hem had gezien en goed had bevonden. Voor zover [appellant] met zijn mededelingen aan [geïntimeerde] zou hebben bedoeld het aanbod van [geïntimeerde] onvoorwaardelijk te hebben aanvaard en slechts bij onverhoopte non-conformiteit van de auto de koop te willen ontbinden, dient dit dan ook voor zijn rekening te blijven. Dat is niet uitdrukkelijk op die wijze aan [geïntimeerde] gecommuniceerd. Uit voornoemde mededelingen van [appellant] kan dat naar het oordeel van het hof evenmin worden afgeleid. Het hof volgt [appellant] dan ook niet in zijn stelling dat voor zover sprake is van een door hem gestelde voorwaarde, dat een ontbindende voorwaarde betreft.
business-to-business) en geen tweedehands auto’s op voorraad te hebben, zodat zij afhankelijk was van het aanbod op de markt voor tweedehands auto’s en om die reden niet direct te kunnen beschikken over een auto met dezelfde specificaties als de eerder door haar aangeboden auto op Autoscout.nl. Voorts heeft [geïntimeerde] met een verwijzing naar e-mailwisseling tussen partijen onderbouwd een auto van hetzelfde type en merk aan [appellant] te hebben aangeboden, welk aanbod door [appellant] is afgewezen. [geïntimeerde] betwist dat partijen een termijn zijn overeengekomen voor het aandragen van een goed alternatief en daarom hoefde zij niet te verwachten dat [appellant] reeds op 5 januari 2021 (na minder dan één week) aandrong op een serieus aanbod. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] dat op haar een plicht rustte binnen 5 dagen een alternatief aan [appellant] aan te bieden, had het op de weg van [appellant] gelegen zijn stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Dat heeft [appellant] niet voldoende gedaan, zodat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] zich onvoldoende tijdig dan wel anderszins onvoldoende heeft ingespannen bij het zoeken naar een alternatief. [appellant] heeft [geïntimeerde] op 5 januari 2021 voorts bericht nadere juridische stappen te hebben genomen en aanspraak te maken op nakoming van de vermeend tot stand gekomen koopovereenkomst, hetgeen hij bij brief van dezelfde dag heeft bevestigd. Onder deze omstandigheden kon en mocht [appellant] geen verdere inspanningen van [geïntimeerde] verlangen om een alternatieve oplossing aan te dragen. Schadevergoeding uit hoofde van het staken van het zoeken naar een alternatief, is dan ook niet aan de orde. Grief 3 faalt derhalve.