In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 16 december 2019 werd veroordeeld voor meineed. De verdachte, geboren in 1967, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 8 februari 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk afleggen van een valse verklaring onder ede tijdens een verhoor als getuige in een strafzaak tegen een andere persoon. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de verklaringen van de verdachte en de verbalisanten die betrokken waren bij de zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 april 2019 een valse verklaring heeft afgelegd, die niet te verenigen is met de waarnemingen van de verbalisanten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk een onjuiste verklaring heeft afgelegd en heeft haar schuldig bevonden aan meineed. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van 170 uren. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, wat heeft geleid tot een aanpassing van de straf.