Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mr. Klaver;
- de bewindvoerder in de persoon van [medewerker] (via beeldbelverbinding).
3.De beoordeling
Zowel de GGZ [GGZ] als de gemeente [gemeente] hebben gemotiveerd verklaard dat het opheffen van het bewind niet gewenst is. Ook blijkt uit diverse feiten dat het opheffen van het bewind niet gewenst is. Zo heeft de rechthebbende de bewindvoerder verzocht haar WA-, inboedel- en uitvaartverzekering op te zeggen. De bewindvoerder is hier niet mee akkoord gegaan omdat de rechthebbende onvoldoende spaargeld heeft om die kosten zelf te kunnen voldoen. Daarnaast heeft de rechthebbende geld gekregen voor de aanschaf van een koelkast, stofzuiger, tv en bed. Zij heeft echter alleen een koelkast en stofzuiger gekocht, maar het restant van het geld aan haar familie ter beschikking gesteld.
De rechthebbende heeft langere tijd vóór de instelling van het bewind essentiële betalingen nagelaten met als gevolg dat ze bijna zonder woning, energie en zorgverzekering kwam te zitten. Deze problemen zijn destijds door de gemeente [gemeente] opgelost. De bewindvoerder voorziet – in het geval van het opheffen van het bewind – dat dergelijke problemen opnieuw zullen ontstaan.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de rechthebbende in het licht van het gemotiveerde verweer van de bewindvoerder onvoldoende heeft gesteld