ECLI:NL:GHSHE:2022:4445

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
200.309.734_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot onderbewindstelling en bekrachtiging eerdere beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van verzoekster om de goederen van haar vader, de rechthebbende, onder bewind te stellen. De rechtbank Limburg had eerder, op 31 januari 2022, dit verzoek afgewezen. Verzoekster was van mening dat haar vader, gezien zijn leeftijd en lichamelijke toestand, niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2022 heeft verzoekster haar zorgen geuit over de financiële situatie van haar vader, waarbij ze stelde dat er misbruik werd gemaakt van zijn middelen door zijn schoondochter.

De belanghebbenden, waaronder de rechthebbende zelf en zijn zonen, hebben echter betwist dat er gronden zijn voor een onderbewindstelling. Zij hebben een verklaring van de huisarts overgelegd waaruit blijkt dat de rechthebbende volledig wilsbekwaam is en zelfstandig woont. Het hof heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende bewijs heeft geleverd dat haar vader niet in staat is zijn financiële zaken te regelen. De rechthebbende en zijn zonen hebben ook aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan een bewindvoerder en dat de rechthebbende zelf zijn bankzaken kan regelen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de voorwaarden voor een onderbewindstelling, zoals gesteld in artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, niet zijn vervuld. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 december 2022
Zaaknummer: 200.309.734/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9527284 BM VERZ 21-5686 en 9527285 MS VERZ 21-1549
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. F.E.H.M. van Aken.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de rechthebbende],
hierna te noemen: de rechthebbende,
[zoon 1],
hierna te noemen: zoon [zoon 1] ,
[zoon 2],
hierna te noemen: zoon [zoon 2] ,
[dochter],
hierna te noemen: dochter [dochter] ,
allen wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.C.P.M. van Acker
In het kort:
Het verzoek van verzoekster om de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende (haar vader) onder bewind te stellen is afgewezen door de rechtbank. Verzoekster is het hier niet mee eens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 31 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 26 april 2022, heeft verzoekster verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
te bepalen dat verzoekster als bewindvoerster wordt benoemd over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, althans een bewindvoerder te benoemen met uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, althans een professionele bewindvoerder te benoemen zoals het hof in goede justitie juist acht;
een onderzoek te laten verrichten door een onafhankelijke arts/geriater om te adviseren bij de beslissing tot het instellen van bewind en mentorschap, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof in goede justitie juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 28 juni 2022, hebben de rechthebbende en de belanghebbenden verzocht de grieven van verzoekster te verwerpen althans verzoekster in haar hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, alsmede de bestreden beschikking te bevestigen en verzoekster te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • verzoekster, bijgestaan door mr. Van Aken;
  • de zonen van de rechthebbende, [zoon 1] en [zoon 2] , bijgestaan door mr. Van Acker.
2.3.1.
De rechthebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen. Ook dochter [dochter] is niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 januari 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van verzoekster om de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende (haar vader) onder bewind te stellen alsmede een mentorschap in te stellen, afgewezen.
3.2.
Verzoekster kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Verzoekster heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het hoger beroep zich enkel richt tegen de beslissing van de rechtbank voor zover die betrekking heeft op het bewind.
3.3.
Verzoekster voert aan dat de rechthebbende op leeftijd is en hij als gevolg van zijn lichamelijke toestand niet meer in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Daarnaast is een onderbewindstelling noodzakelijk zodat er geen misbruik kan worden gemaakt van zijn financiële middelen. Verzoekster voert aan dat de rechthebbende te kennen heeft gegeven dat hij het lastig vindt om zelf zijn financiën te regelen. De rechthebbende is roekeloos met geld en weet vaak niet op welke plek hij zijn geld heeft achtergelaten. Ook beschikken meerdere mensen over zijn bankpas en zijn pincode. Het is in het verleden voorgekomen dat een buurman geld van de rechthebbende heeft ontvreemd. De schoondochter heeft op dit moment het beheer over de financiën van de rechthebbende en maakt volgens verzoekster misbruik van haar positie. Zij gebruikt het geld om haar eigen zaken te bekostigen en de kinderen van de rechthebbende beschikken over geld zonder dat dit de bedoeling is.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster toegelicht dat zij al geruime tijd geen contact meer met haar vader heeft. Omdat verzoekster de actuele situatie van de vader niet kent, heeft zij gevraagd om een onafhankelijk onderzoek. Helaas zijn de familieverhoudingen ernstig verstoord (geraakt) en het is bij nader inzien beter dat er een onafhankelijke bewindvoerder wordt benoemd.
3.4.
De belanghebbenden voeren aan dat er geen enkele grond aanwezig is om een bewind in te stellen over de goederen van de rechthebbende. De huisarts heeft op 16 juni 2022 een verklaring opgesteld, waaruit volgt dat de rechthebbende volledig wilsbekwaam is. De rechthebbende is weliswaar oud, maar woont volledig zelfstandig en rijdt auto. Er is zowel geestelijk als lichamelijk geen enkele reden om hem onder bewind te stellen. Dit is door de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg ook vastgesteld. Er is eveneens geen sprake van verkwisting of problematische schulden. Wellicht is verzoekster achterdochtig omdat zij geen inzage heeft in de kosten en baten van de rechthebbende. Zij beschikt niet over de juiste informatie. De belanghebbenden hebben recente afschriften van de spaarrekening en de betaalrekening van de rechthebbende overgelegd. Hieruit volgt dat er absoluut niet roekeloos wordt omgegaan met geld. De rechthebbende heeft zijn pinpas zelf in zijn beurs en onthoudt ook zelf zijn pincode. Hij gaat zelf pinnen om contant zijn boodschappen te betalen en hij ontvangt papieren bankafschriften om inzage te houden in zijn inkomsten en uitgaven. Het incident met de buurman is achterhaald en niet juist weergegeven. De belanghebbenden betwisten dat de rechthebbende het lastig vindt om zijn bankzaken te regelen. De schoondochter van de rechthebbende helpt mee als er online iets geregeld moet worden en zij heeft geholpen met het regelen van de automatische afschrijvingen. Er is geen sprake van misbruik. De belanghebbenden voeren verder aan dat er geen enkele reden is waarom een onafhankelijk deskundige de medische toestand van de rechthebbende in kaart zou moeten brengen.
Voor zover het hof toch gronden aanwezig ziet om een beschermingsbewind in te stellen, verzoeken de rechthebbende en belanghebbenden om niet verzoekster tot bewindvoerder te benoemen. De rechthebbende heeft in dat geval een uitdrukkelijke voorkeur, gesteund door de andere kinderen, namelijk dat zoon [zoon 1] wordt benoemd tot bewindvoerder.
De rechthebbende ervaart het als zeer belastend en kwetsend dat verzoekster hem wegens oneigenlijke redenen onder bewind probeert te stellen. Dit rechtvaardigt naar de mening van de rechthebbende en belanghebbenden een proceskostenveroordeling. Het verzoek is door verzoekster ingediend zonder enig overleg met de rechthebbende of de andere kinderen. Ook heeft verzoekster onvoldoende kennis van de situatie van haar vader en weet zij niet wat zijn wensen zijn. Zij heeft nauwelijks contact met haar vader of de andere kinderen.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Het hoger beroep richt zich uitsluitend op de afwijzing van het verzoek van verzoekster om een onderbewindstelling. Het hoger beroep heeft geen betrekking op de afwijzing van het verzoek om een mentorschap in te stellen.
3.5.2.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.3.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat aan deze voorwaarden is voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de voorbeelden waar verzoekster naar verwijst dateren van jaren geleden en dat verzoekster geen zicht heeft op de huidige lichamelijke of geestelijke toestand van de rechthebbende. De rechthebbende en de belanghebbenden hebben de stellingen van verzoekster daarnaast voldoende gemotiveerd weersproken met de overgelegde bankafschriften waaruit geen onregelmatigheden of bijzondere uitgaven blijken, en voorts met de verklaring van de huisarts van 16 juni 2022. Het hof ziet ook ambtshalve geen aanleiding om aan te nemen dat de rechthebbende niet (meer) in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen goed waar te nemen. Het hof verwijst met name naar de hiervoor genoemde verklaring van de huisarts, waaruit volgt dat de rechthebbende volledig wilsbekwaam is. Voor een nader onderzoek door een onafhankelijk arts of geriater ziet het hof dan ook geen aanleiding.
3.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.7.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 31 januari 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.E.J.M. Stoof, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.