ECLI:NL:GHSHE:2022:444

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20-002187-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en zorgmachtiging in strafzaken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1990, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van een ruit en het mishandelen van zijn moeder. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en ontslag van rechtsvervolging, onderbouwd door een rapport van psychiater drs. G.C.M. van den Broek, die concludeerde dat de verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. Het hof heeft de feiten bewezen verklaard, maar oordeelde dat de verdachte wegens zijn geestelijke toestand niet strafbaar was. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, en de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. Het hof overwoog dat de mogelijkheid tot het verlenen van een zorgmachtiging niet aan de orde was, aangezien er al eerder een zorgmachtiging was afgegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002187-19
Uitspraak : 7 februari 2022

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 juni 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 02-213709-18 en 02-233258-18, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, parketnummer 02-190600-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de onder de parketnummers 02-213709-18 en 02-233258-18 tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake van deze strafbare feiten zal ontslaan van alle rechtsvervolging. Voorts heeft zij gevorderd dat de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding en dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
parketnummer 02-213709-18:hij op of omstreeks 29 oktober 2018 te Breda ( [straatnaam] ) opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (deel uitmakende van en/of behorende tot een aldaar gelegen woning en/of pand, [huisnummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [woonstichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
parketnummer 02-233258-18:
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Breda zijn moeder [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal, te slaan op/tegen haar gezicht en/of hoofd, althans tegen haar lichaam.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-213709-18 en in de zaak met parketnummer 02-233258-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 02-213709-18:hij op 29 oktober 2018 te Breda ( [straatnaam] ) opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (deel uitmakende van en behorende tot een aldaar gelegen woning, [huisnummer] , toebehorende aan [woonstichting] , heeft vernield;
parketnummer 02-233258-18:
hij op 20 november 2018 te Breda zijn moeder [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meermalen te slaan op/tegen haar hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-213709-18 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 02-233258-18 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn moeder.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het rapport van psychiater drs. G.C.M. van den Broek d.d. 27 mei 2019. De psychiater heeft naar aanleiding van haar onderzoek geconcludeerd dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. Zij rapporteert hieromtrent:
(p. 12)
“Op zijn 21e kwam hij [betrokkene] voor de eerste maal in aanraking met de GGZ in verband met paranoïde psychotische ontregeling. In de loop der tijd is de diagnose schizofrenie van het paranoïde type gesteld. (..) Sinds hij onder behandeling is gekomen van de GGZ is hij eigenlijk nooit vrij geweest van psychoses. (..)
Er is een sterk verband tussen diagnose en tenlastegelegde feiten. De stoornis was aanwezig voorafgaande en ten tijde van het tenlastegelegde. Beide tenlastegelegde feiten zijn gevoed door psychotische wanen. (..) Dit alles overziend wordt geadviseerd om het tenlastegelegde betrokkene niet toe te rekenen, indien bewezen.”
De psychiater heeft aldus geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van schizofrenie van het paranoïde type, dat dit ook zo was ten tijde van het tenlastegelegde en dat dit diens gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde. Verdachte is onder invloed van paranoïde wanen tot de tenlastegelegde feiten gekomen. Hij meende zijn moeder te mogen mishandelen omdat zijn moeder naar zijn idee zijn moeder niet is, dat ze een experiment is. Wat betreft het andere tenlastegelegde feit was hij van mening dat de camera die in het huis stond afkomstig was van corrupte mensen die voorbijrijdende auto’s flitsten en op de bon slingerden. Hij meende in te moeten grijpen om de politie te ontlasten en kreeg informatie via een kennis die bij ‘des staatskas’ zou werken.
De psychiater adviseert om de tenlastegelegde feiten verdachte niet toe te rekenen. Verdachte werd in zijn handelen geleid door psychotische wanen en had daar geen inzicht in. Hij had dus niet, of zeer beperkt, de keuzevrijheid om anders te handelen.
Het hof neemt de conclusie van de deskundige, gelet op de onderbouwing daarvan, over en maakt die tot de zijne. Op die grondslag is het hof van oordeel dat de door de verdachte begane feiten onder parketnummer 02-213709-18 en parketnummer 02-233258-18 hem wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend en dat hij voor deze feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De verdachte is derhalve ingevolge artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 02-213709-18 en parketnummer 02-233258-18. De verdachte zal dientengevolge ter zake van deze strafbare feiten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr gelast voor de duur van één jaar.
Artikel 37 Sr is per 1 januari 2020 bij de inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz, Stb. 2018, 37) komen te vervallen. Met ingang van die datum geldt ten aanzien van een ontoerekeningsvatbare dader derhalve dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet meer kan worden gelast maar wordt de strafrechter de mogelijkheid geboden om op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz, Stb. 2018, 38) juncto artikel 6.5, aanhef en onder a, Wvggz in een afzonderlijke beschikking een civiele machtiging voor verplichte zorg te verlenen voor ten hoogste 6 maanden, inden de strafrechter dit in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde noodzakelijk acht. Deze mogelijkheid geldt echter alleen in het geval niet eerder een zorgmachtiging is afgegeven. Het hof overweegt in dit verband dat er, getuige de brief van de advocaat-generaal d.d. 6 januari 2022, al in november 2020 een zorgmachtiging is afgegeven, waarvan de geldigheidstermijn vooralsnog afloopt in april 2022. Het verlenen van een zorgmachtiging ex artikel 2.3 Wfz door het hof is derhalve niet aan de orde.
Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde]
De benadeelde partij [naam benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 100,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Krachtens het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is een benadeelde partij alleen ontvankelijk in haar vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a Sr. Nu voor de onderhavige feiten de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en geen straf of maatregel wordt opgelegd en ook geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a Sr zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Het hof ziet ook geen ruimte om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu ook artikel 36f, eerste lid, Sr als voorwaarde daarvoor stelt dat een straf of maatregel wordt opgelegd.
De rechter dient ook in geval van ontslag van alle rechtsvervolging een beslissing te nemen over de proceskosten, voor zover die kosten betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. De proceskosten zullen worden gecompenseerd aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-213709-18 en in de zaak met parketnummer 02-233258-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-213709-18 en in de zaak met parketnummer 02-233258-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zeeland-West-Brabant van 30 oktober 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2017, parketnummer
02-190600-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 7 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Buljevic is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.