ECLI:NL:GHSHE:2022:4231

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
20-002211-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake brandstichtingen en kinderporno

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De zaak betreft meerdere brandstichtingen in Grave, waarbij de verdachte op 10 november 2018, 17 februari 2019, 18 mei 2019 en 28 mei 2019 opzettelijk brand heeft gesticht in voertuigen, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. De verdachte heeft ook de benadeelde partij [Aangeefster 1] bedreigd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, waarbij hij afbeeldingen en video's heeft gedeeld via Skype. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft en dat zijn alcoholgebruik een rol speelt in zijn criminele gedrag. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen. Het hof heeft de terbeschikkingstelling gelast, gezien het recidiverisico en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002211-20
Uitspraak : 7 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 6 oktober 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-879513-19 en
01-860349-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 01-052594-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende [adres]
.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering van de [benadeelde patij X] niet-ontvankelijk verklaard. [benadeelde patij X] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw als benadeelde partij gevoegd, zodat de vordering thans in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf. De vordering houdt in dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en ten aanzien van verdachte terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal gelasten. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof -net als de rechtbank- de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen en de vorderingen van de benadeelde partijen deels zal toewijzen. Tenslotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen laptop aan het verkeer zal worden onttrokken.
De verdediging heeft:
  • zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging;
  • bepleit dat verdachte van de in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken;
  • zich voor wat betreft het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 6 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • in de zaak met parketnummer 01-860349/19 opmerkingen gemaakt over het opzet en over de tenlastegelegde gewoonte;
  • zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest en ten aanzien van verdachte geen ter beschikkingstelling met dwangverpleging zal worden gelast;
  • zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen;
  • zich voor wat betreft het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen primair geconcludeerd tot afwijzing van die vorderingen en subsidiair betoogd dat de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Verdachte heeft opmerkingen gemaakt over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en hij heeft voorts in het door hem voorgelezen pleidooi verzocht om schadevergoeding ten bedrage van € 5.000,00 omdat als gevolg van zijn aanhouding is overgegaan tot het laten inslapen van zijn hond.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het beroepen vonnis dient te worden vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging. Daartoe heeft de verdachte aangevoerd dat:
  • het verzoek van de verdediging tot voeging in het dossier van de door buurt-bewoners aan de politie verzonden brieven aangaande de onrust die zou zijn ontstaan in de buurt naar aanleiding van de ten laste gelegde brandstichtingen niet is gehonoreerd;
  • het openbaar ministerie zonder toestemming van de rechter-commissaris pamfletten heeft geplakt op onder meer het raam van de beste vriendin van verdachte, te weten [betrokkene 4] ;
  • de advocaat-generaal een door de verdachte aan de reclassering verzonden brief waarin verdachte zijn excuses aanbiedt, niet aan het hof heeft doorgezonden.
Het hof overweegt dienaangaande dat geen sprake is van omstandigheden op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat in onderhavige strafprocedure geen sprake is geweest van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Voor wat betreft het plakken van pamfletten op onder meer het raam van de beste vriendin van verdachte overweegt het hof voorts dat hiervoor geen toestemming behoeft te worden verleend door de rechter-commissaris.
Ook overigens zijn het hof geen omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces. Het hof acht het openbaar ministerie mitsdien ontvankelijk in de strafvervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
parketnummer 01-879513-19:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2018 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Toyota, met [kenteken A] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto (Toyota) aanwezige goederen en/of de zich in de buurt van die personenauto (Toyota) bevindende goederen (te weten de nabij geparkeerde personenauto), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Renault, met [Kenteken B] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto (Renault) aanwezige goederen en/of de zich de in de buurt van die personenauto (Renault) bevindende goederen (te weten de nabij geparkeerde personenauto (merk Jeep, met [Kenteken C] ) en/of de buitengevel en/of intercominstallatie en/of ramen van het naast/nabij gelegen appartementencomplex), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en /of levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex (gelegen aan de Achter de Marstal 14 t/m 18), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex (gelegen aan de Achter de Marstal 14 t/m 18), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Suzuki, met [Kenteken D] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de zich in de buurt van die personenauto (Suzuki) bevindende goederen (te weten de nabij/naast geparkeerde personenauto (merk Volvo, met [Kenteken E] ) en/of een stroom verdeelkast en/of de gevel van het naast/nabij gelegen appartementencomplex/woning(en)), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex/woning(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezige personen in het naast/nabij gelegen appartementencomplex/woning(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
4.
hij op of omstreeks 28 mei 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (brandbare) stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto (merk Peugeot, met [Kenteken F] ) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto (Peugeot) aanwezige goederen en/of de zich in de buurt van die personenauto (Peugeot) bevindende goederen (te weten de nabij/naast geparkeerde personenauto (merk Mazda)), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
5.
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Grave, althans in Nederland, [Aangeefster 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [Aangeefster 1] dreigend de woorden toe te voegen 'ik maak jou kapot' en/of 'ik maak je auto kapot' en/of 'ik maak je huis kapot' en/of 'ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 26 januari 2019 te Grave, althans in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, (26 keer, althans meerdere keren) gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
parketnummer 01/860349-19
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 november 2016 tot en met 24 juni 2019 te Grave, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een notebook (HP), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid (door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden) aangeboden (door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden) openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
 het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o bestandnaam: YOUNG-TEEN_RIRL-POV.JPG
en/of
 het met de/een mond/tong en/of vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o bestandnaam: REC 2017-01-31 23;01;59.mp4
en/of
 het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling:
bestandnaam: 57f13089c0ea3.jpg
bestandnaam: 57f747ba61044.jpg
bestandnaam: dsaswewde.jpg
bestandnaam: 10533625_949812888457392_1198487112_n.jpg
bestandnaam: indexrttWRTT.jpg
bestandnaam: indexnjgbj.png
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Als gevolg van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging met parketnummer 01/860349-19 is YOUNG-TEEN_
RIRL-POV.JPG vermeld in plaats van YOUNG-TEEN_
GIRL-POV.JPG en 1
533625_949812888457392_1198487112_n.jpg in plaats van
1
5033625_949812888457392_1198487112_n.jpg. Het hof herstelt deze schrijffouten en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van parketnummer 01/879513-19, de feiten 1, 2, 3 en 4, ieder apart en ook in onderlinge samenhang. [1]
[Aangeefster 1] heeft bij haar aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [2]
Ik doe aangifte van brandstichting waarbij mijn auto, Toyota RAV 4 voorzien van [kenteken A] in brand is gestoken. Op vrijdag 9 november 2018 omstreeks 16:00 uur parkeerde ik mijn voertuig ter hoogte van mijn woning aan de [Straat X nummer Y] in Grave. De auto was geheel intact en onbeschadigd. Vandaag zaterdag 10 november 2018 omstreeks 01:45 uur werd ik wakker en keek uit het raam. Ik zag dat mijn auto in brand stond. Ik heb hierop direct 112 gebeld, maar zag toen ik ophing dat de politie er al was. Er lagen meerdere goederen in mijn auto die verbrand zijn.
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [3]
Op 10 november 2018, omstreeks 01.36 uur hoorden wij [verbalisant 3] via de portofoon doorgeven dat er een auto in brand stond op de [Straat X] te Grave. Hierop zijn wij direct naar de [Straat X] gereden. Ik, [verbalisant 2] , stond op de openbare weg en keek naar het raam van de woning van [verdachte] . Ik zag dat het licht in zijn woning brandde. Ik zag dat zijn raam openstond en ik zag dat de mij bekende [verdachte] uit het raam hing.
[verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [4]
Op zaterdag 10 november 2018 omstreeks 01:08 uur zag ik, [verbalisant 3] , een melding op de [Straat P nr. X] te Grave in het meldingssysteem staan, ik zag dat deze melding was weggeschreven als prio 3 en dus niet werd uitgegeven aan de eenheden op straat. Ik las het volgende in de melding:
Naam melder: [verdachte] 00:56 10 november 2018:
[verdachte] is zat en wil politie spreken i.v.m. psychische problemen. Hij geeft op bij een horeca gelegenheid te zijn op mld adres. Woont zelf op melder adres maar weet huisnr. niet.
Heeft meerdere keren gebeld en is naar 0900 verwezen. Is ook al boos geweest tijdens bellen en zei de boel in de fik te steken. Laatste gesprek rustig maar wel flink zat.
01:06: ter plaatse, [verdachte] deed de deur open, was goed aanspreekbaar praatte een beetje met dubbele tong nog van de genuttigde alcohol. Mee naar boven gelopen en hem gevraagd wat hij van de politie verwacht. [verdachte] zou niet lekker in zijn vel zitten en heeft het gevoel dat hij ieder moment kan ontploffen. Dit zou zich kunnen uiten met geweld naar een ieder. Hij voelde zich ook eenzaam en werd een beetje emotioneel bij het vertellen van zijn verhaal.
Ik, [verbalisant 3] , ben met het dienstvoertuig naar de woning van [verdachte] , [Straat X nummer X] , gereden, toen ik daar op zaterdag 10 november 2018 te 01:36 uur kwam, zag ik op de [Straat X] ter hoogte van perceelnummer 31 een personenauto branden, ik zag dat de rechter voorzijde van dit voertuig brandde. Ik zag dat de auto van het merk Toyota kleur grijs en voorzien van het [kenteken A] was. Deze auto stond op ongeveer 15 meter van de ingang van de woning van [verdachte] . Ik zag dat het voertuig brandde aan de rechtervoorzijde, ik zag dat de vlammen rondom het rechtervoorwiel het hevigste waren, waardoor ik vermoedde dat hier de brand ontstaan was. Ik zag dat de vlammen ongeveer 40 cm hoog waren.
Ik had vervolgens telefonisch contact met de politiemeldkamer, ik hoorde dat de collega tegen mij zei dat [verdachte] vaker deze avond/nacht naar de meldkamer had gebeld en dat [verdachte] tijdens het telefoongesprek had gezegd dat hij de boel in de fik ging steken.
Na de aanhouding heb ik een transportfouillering uitgevoerd bij verdachte. Ik vond in de rechterjaszak van [verdachte] een aansteker. Tijdens de aanhouding en de fouillering rook ik dat de adem van verdachte riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank.
[verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [5]
Op zaterdag 10 november 2018 om 00:42 uur, 00:46 uur en 00:49 uur werd het spoednummer van de meldkamer gebeld door [verdachte] uit Grave. [verdachte] eiste tijdens deze gesprekken de hulp van de politie omdat hij psychisch in de war was.
Track01
R: “ik heb te veel gedronken.”
C: “ja dat hoor ik.”
R: ”ja dat klopt inderdaad en ik wil dingen gaan doen die ik niet wil en ik wil daar hulp bij. Maar ik krijg daar geen hulp bij.”
C: ”wat bedoelt u met: u wilt dingen doen die u niet wilt?”
R: “ja ik, ik steek alles in de brand.”
Track02
R: ”jullie moeten nou gewoon komen anders steek ik alles in de brand”.
Het gesprek is door mij letterlijk overgenomen. Ik hoorde dat de beller met een dubbele tong sprak. Ik hoorde dat de stem van de beller dezelfde stem betrof als op track01.
Track03
C: “wat is uw naam.”
R: “ [Achternaam verdachte] .”
“mijn voornaam is [Voornaam verdachte] ”. “Ik woon in de [Straat X] numero [Z 2] . Nee, nee, nee, dat moet ik niet zeggen. Ik woon wel in de [Straat X] ”.
Het gesprek werd door mij letterlijk overgenomen. Ik hoorde dat de beller met een dubbele tong sprak. Ik hoorde dat de stem van de beller, dezelfde stem betrof als op track 01 en track 02.
[verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [6]
Van de recherche kreeg ik het verzoek een audiobestand af te luisteren. Het gaat dan om de persoon die belt naar het alarmnummer. Tijdens mijn werk als wijkagent maar ook daarvoor al tijdens het werken in de surveillance heb ik diverse keren gesproken met [verdachte] . Ik heb hem eerder aangehouden ter zake onnodig bellen van het alarmnummer. Ook heb ik diverse keren met hem gesproken naar aanleiding van meldingen van geluidsoverlast. Ik heb vaker met hem gesproken als hij onder invloed van alcohol was. Tijdens het incident van brandstichting van een voertuig op 14 oktober 2018 heb ik ter plaatse bij deze brandstichting een gesprek met betreffende [verdachte] gevoerd. Ik heb toen enkele minuten met hem gesproken. Op 10 november 2018 heb ik naar aanleiding van een brandstichting in Grave [verdachte] als verdachte aangehouden. Ook toen heb ik met hem gesproken. Op 9 december 2018 heb ik het hierboven beschreven audiobestand beluisterd. Ik herkende de stem van de beller als de stem van de mij bekende [verdachte] .
[verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [7]
De verdachte hebben wij gefotografeerd. Volgens de FO-norm hebben wij verbalisanten de beide handen van de verdachte bemonsterd. De monsters hebben wij veiliggesteld in een brandpot en voorzien van SINAAGA3585NL.
Uit het NFI rapport d.d. 24 mei 2019 blijkt het volgende: [8]
AAGA3585NL: in het monster is het relatief laag concentratieniveau de vluchtige stof ethanol aangetoond. De herkomst van ethanol is onduidelijk. Ethanol kan afkomstig zijn van het lichaam zelf, bijvoorbeeld na consumptie van alcoholische drank maar er kan niet uitgesloten worden dat het afkomstig is van een alcoholhoudend product.
[Aangever 2] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [9]
Ik ben eigenaar van de personenauto merk Renault type Megane Scenic kleur zwart voorzien van het [Kenteken B] . Op zaterdag 16 februari 2019 omstreeks 17:00 uur parkeerde ik mijn auto onbeschadigd en deugdelijk afgesloten op een parkeerplaats voor de flat op de [Straat R] te Grave. Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 05:15 uur werd mijn [echtgenote] wakker van het geluid van een autoalarm. We hoorden allebei ook harde “poef, poef” geluiden, het geluid dat er iets ontploft. Allebei wisten we gelijk dat er weer een auto in de brand stond. Ik realiseerde mij gelijk dat naar alle waarschijnlijkheid mijn auto in de brand zou staan precies op de plek waar ik rook en vuur zag had ik mijn auto namelijk geparkeerd. Ik ben naar buiten gegaan, ik zag inderdaad dat mijn auto en de auto voor mijn auto in brand stonden. De brandweer was zelfs al ter plaatse. Mijn auto stond als middelste geparkeerd voor de flat op de [Straat R] en hij stond precies voor de ingang van de flat. Een van de bewoners van de [Straat R] vertelde mij dat mijn auto aan de linker voorzijde als eerste in brand stond en dat het vuur toen ineens naar de andere auto oversloeg. Een andere bewoner uit een zijstraat, die het ook had zien gebeuren had nog geprobeerd te blussen met brandblussers uit zijn schuur. Ik heb foto’s van de brandende auto’s. Je kunt op die foto’s ook zien, dat het echt heel gevaarlijk is geweest voor de mensen die in die flat wonen. Mijn auto stond pal voor de ingang, mensen konden er niet uit als het verkeerd zou zijn gegaan.
[Aangever 3] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [10]
Ik ben eigenaar van een donkerblauwe Jeep, Compass, voorzien van het [Kenteken C] . Op zaterdag 16 februari 2019 omstreeks 19:45 uur parkeerde ik mijn Jeep aan de [Straat R] te Grave. Ik heb de Jeep geparkeerd op de hoek van de [Straat R] en Boreel de Mauregnaultstraat. Ik heb de Jeep afgesloten en onbeschadigd achtergelaten.
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 5:00 uur werd ik door een autoalarm wakker. Deze ging weer uit en even later hoorde ik dat er weer een autoalarm afging. Ik ben naar buiten gelopen om naar mijn Jeep te gaan kijken. Ik zag dat deze in brand stond. Ik zag dat er nog een auto in brand stond. Ik hoorde van [betrokkene 5] dat de auto die achter mijn Jeep geparkeerd stond als eerste in brand stond en hierdoor heeft mijn Jeep ook vlam gevat.
[Aangever 4] heeft bij zijn aangifte namens woningstichting Mooiland – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [11]
Op 17 februari 2019 vroeg in de ochtend zijn er twee autobranden geweest aan de [Straat R] 14 tot en met 18 te Grave en is er schade ontstaan aan het portiek. De schade bestaat uit schade aan de buitengevel, de intercominstallatie en diverse glasbreuken. Er zijn door de brand verschillende ramen eruit gesprongen. Vanuit de brand van deze auto is de brand overgeslagen naar de buitengevel van het appartementencomplex.
[Verbalisant 8] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [12]
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 05:35 uur waren wij ter plaatse. Op het moment dat ik ter plaatse kwam zag ik in de straat [Straat R] te Grave twee voertuigen in brand staan. Ik zag dat deze voertuigen ter hoogte van het appartementencomplex stonden waarin onder anderen perceel 14 zit gevestigd. Naar later bleek stonden de hierna genoemde voertuigen in brand:
  • Een zwarte Renault Megane voorzien van het [Kenteken B]
  • Een blauwe Jeep Compass voorzien van het [Kenteken C] .
Ik zag dat voornoemde Renault volledig in brand stond en voornoemde Jeep aan de achterzijde brandde. Tevens zag ik dat de vlammen minimaal een meter reikten boven het dak van voornoemde Renault en tevens zag ik dat er een flinke zwarte rookwolk ontstond uit de brand die vrij recht omhoog ging maar ook tegen de gevel van het appartementen-complex sloeg. Nadat de voertuigen waren geblust, zag ik dat ook het appartementen-complex was beschadigd ten gevolge van de brand. Ik zag dat ramen waren gebarsten dan wel waren gesprongen ten gevolge van de hitte/brand. Kennelijk was er ook rook in de hal van het appartementencomplex gekomen, want ik zag dat de brandweer de hal middels een ventilator moest ontluchten. Deze rook was in het trappenportaal van het appartementen-complex gekomen via de gesprongen ramen. Ter hoogte van voornoemde Renault zat ook de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex. Ik zag dat het raam van deze toegangsdeur was gesprongen. Gezien de hitte en rookontwikkeling kon deze toegangsdeur ten tijde van de brand onmogelijk door de bewoners gebruikt worden voor ontvluchting.
[Getuige X] , zijnde officier van dienst van de brandweer, heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [13]
Opmerking [verbalisant 9] : Op woensdag 20 februari 2019 om 13:00 uur verhoorde ik [Getuige X] (…).
Vraag [verbalisant 9] : Op zondag 17 februari 2019, omstreeks 05.30 uur, heeft er een brand plaats gevonden op de locatie: [Straat R] thv 14 te Grave, u was aldaar werkzaam als officier van dienst van de brandweer. Kunt u mij meer vertellen over de gevaarzetting? De getuige verklaarde:
Je hebt twee auto’s die stonden voor een portaal van een flat. Deze twee auto’s stonden in brand. Het gebouw werd zo aangestraald dat het glas van de deur aan het scheuren en springen was. Het keukenraam van de onderverdieping ging ook kapot, echter is daar niemand woonachtig. Door de intense hitte en rookontwikkeling in het portaal konden de bewoners van de eerste en tweede verdieping niet naar buiten. Deze bewoners zijn door de brandweer benaderd met het advies om binnen te blijven. Als de brandweer niet snel ter plaatse was geweest dan was het vuur ingeslagen op de onderverdieping en was er meer kans op brandoverslag. De vermoedelijke oorzaak van de brand is als de auto daar al heel de dag heeft gestaan, de auto is aangestoken. Er is zeker een gevaar voor personen geweest, er was maar één vluchtweg in dat complex.
[Getuige Y] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [14]
Op zondag 17 februari 2019 omstreeks 05:15 uur werd ik wakker om naar de wc te gaan. Daarop maakte ik ook het raam een stukje open om even buiten te luisteren. Toen hoorde ik voetstappen buiten. Aan de voetstappen te horen was het een persoon die wegrende. Dit vond ik vreemd. Ik vertrouwde het niet helemaal, maar ging toch weer in bed liggen. Maar ongeveer 4 tot 5 minuten later hoorde ik een knal. Vervolgens ben ik naar buiten gelopen om te gaan kijken wat er aan de hand was. Daarop zag ik dat er een auto in brand stond. Dit was een zwarte Renault. Ik zag dat deze linksvoor brandde.
[Verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [15]
Op zondag 17 februari 2019 kreeg ik het verzoek om een melding op te halen uit ons politiesysteem. Dit betrof een melding welke middels digidoc binnen was gekomen op zondag 17 februari 2019 te 02:24 uur. Na het ophalen van de melding zag ik dat de melding was gedaan door mij ambtshalve bekende [verdachte] .
In de melding stond het volgende:
GRAAG HULP MAAR NIET VAN DE POLITIE WANT DIE HAAT IK
DAT IS BEKENT MAAR WIL DINGEN DOEN DIE NIET KUNNEN IK BEN ECHT IN DE WAR , HELP MIJ AUB GR [Voornaam verdachte]
[Verbalisant 11] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [16]
Op maandag 19 augustus 2019 heb ik de 112 melding uitgeluisterd. Bij het openen van de geluidsopname zag ik dat de melding binnen is gekomen op 17 februari 2019 met het tijdstip 02:34:43. Ik herkende de stem van de beller [verdachte] . Ik hoorde aan zijn stem dat hij onder invloed was.
R: “zou u mij kunnen doorverbinden met de huisartsenpost.”
[verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [17]
Ik hoorde dat dokter [X] tegen mij zei dat hij bij [verdachte] was geweest, maar dat hij de medische klachten die [verdachte] had niet naar tevredenheid van [verdachte] zelf had op kunnen lossen, dit had [verdachte] kennelijk verbaal duidelijk gemaakt bij de dokter. Ik hoorde dat dokter [X] tegen mij zei dat hij op 17 februari 2019 omstreeks 04:52 uur vertrokken was bij [verdachte] . Ook zei dokter [X] tegen mij dat hij de indruk had dat [verdachte] onder invloed was van alcoholische drank.
[Verbalisant 12] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [18]
Tijdens de dienst reed ik tussen 04:45 en 05:00 uur door de [Straat X] te Grave. Ik zag voor de deur bij de ambtshalve bekende [verdachte] een voertuig van de huisartsenpost staan. Ik zag dat alle lampen in het appartement aan stonden. Omstreeks 05:30 uur kregen we een melding van brand in voertuigen op de openbare weg [Straat R] te Grave. Tijdens het aanrijden naar de locatie van de brand reed ik wederom door de [Straat X] te Grave, het voertuig van de huisartsenpost zag ik niet meer staan. Ik zag ook dat alle verlichting bij het appartement uit was. Tijdens het onderzoek ter plaatse was er even geen taak op het plaats delict. Ik besloot toen te lopen richting de [Straat X] te Grave. Ik zag dat gezien de straat richting het appartement nu de lichten weer branden aan de rechterzijde van het appartement.
Feiten van algemene bekendheid, geverifieerd aan de hand van Google maps.
Het hof stelt vast dat de woning van verdachte aan de [Straat X nummer X] in Grave dichtbij [Straat R] ligt op een afstand van 2 minuten lopen.
[Aangeefster 5] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [19]
Op vrijdag 17 mei 2019 heb ik mijn Suzuki Swift, voorzien van het [Kenteken D] geparkeerd op de parkeerplaats naast mijn woning aan het [Straat Q nr X] te Grave. Mijn Suzuki Swift stond met de voorzijde op een afstand van ongeveer 75 centimeter, van de gevel van een appartementencomplex geparkeerd. Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 01:00 uur heb ik nog gezien dat mijn auto daar onbeschadigd stond. Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 02:43 werd ik wakker van een harde knal. Deze knal herkende ik direct als het geluid dat ik ook hoorde bij mijn vorige autobrand. Ik ben direct uit bed gegaan. Ik zag dat het woonkamerraam dat grenst aan de parkeerplaats geheel verlicht was. Ik keek naar buiten en zag dat de voorzijde van mijn Suzuki Swift geheel in brand stond.
[Verbalisant 13] en [Verbalisant 14] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [20]
Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 02:43 uur kwam bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een autobrand. Hierop werd een surveillance-eenheid ter plaatse gestuurd, welke bij aankomst constateerde dat de auto merk Suzuki type Swift en voorzien van het [Kenteken D] in brand stond. Tevens werd de auto merk Volvo type v50 kleur blauw en voorzien van het [Kenteken E] door de brand aan de linkerzijde beschadigd. Door de brand raakte de Suzuki total loss. De linkerzijde van de auto werd door het vuur aangestraald/aangetast waardoor er schade aan het voertuig ontstond.
Rondom het voertuig en onder het straatwerk werd met behulp van een MiniRea een minimale uitslag voor brandversnellende middelen verkregen. Maar de kans is groot dat de brandstoftank van het voertuig werd beschadigd door de brand en dat daardoor de positieve indicatie werd verkregen voor brandversnellende middelen.
Samenvatting brandonderzoek:
Naar aanleiding van het onderzoek in en aan het voertuig merk Suzuki voorzien van het [Kenteken D] kan worden gesteld dat: het brandbeeld, zoals de gehele verbrande rechterband, meer brandschade rechterzijde motorblok passen in het beeld dat de brand naar alle waarschijnlijkheid rechtsvoor dan wel in het midden is ontstaan door het al dan niet opzettelijk inbrengen van open vuur.
Gemeen gevaar:
Gelet op het feit:
  • Dat de auto binnen de bebouwde kom van de gemeente Grave was geparkeerd
  • Dat de auto met de voorzijde nagenoeg tegen een gevel van een woning was geparkeerd
  • Dat de bewoners in de omliggende woningen lagen te slapen was gemeen gevaar voor personen en/of goederen aanwezig.
[Verbalisant 15] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [21] Op zaterdag 18 mei 2019 omstreeks 02:55 uur kwam ik ter plaatse. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] , woonachtig aan de [Straat X nummer X] te Grave, uit het raam keek. Ik zag dat [verdachte] aan de voorzijde uit het raam keek in de richting van waar de politie en brandweer stond. Ik zag dat dit het raam betrof van de woning van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] een sigaret aan het roken was.
[Verbalisant 16] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [22]
Op maandag 3 juni 2019 heb ik camerabeelden bekeken welke gemaakt zijn op zaterdag
18 mei 2019. De camera staat gericht op geparkeerde auto’s voor de woningen gelegen in de [Straat X] te Grave en op een deel van de openbare weg. Omstreeks 02:24:37 uur zie ik dat er een persoon uit de voordeur van de [Straat X nummer X] komt. Deze persoon loopt in de richting van de [Straat Z] . Ik zie dat de persoon in het donker gekleed is en dat hij een beetje apart loopt. Ik zie dat deze persoon kleine passen neemt, wat houterig loopt en wat mank lijkt te lopen met zijn linkerbeen. Ik zie dat deze persoon lichte schoenen aan heeft en wat wijdvallende donkere kleding. Ik zie dat om 02:28:31 uur dezelfde persoon terug komt en weer naar binnen gaat bij de [Straat X nummer X] . Ik zie dat de persoon een lichtkleurig wit shirt of trui onder de donkere jas of jack aanheeft. Omstreeks 02:43 uur wordt er bij de politie een melding gedaan van een auto die al behoorlijk in de brand stond op de [Straat Q] in Grave. Dit is een hofje ongeveer 50 meter verderop aan de linkerzijde van de [Straat X] .
[verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [23]
Ik zag dat op de beelden de datum en tijdstip genoemd stonden op de beelden, te weten
18 mei 2019 te 02:24 uur. Ik zag dat op de beelden op genoemd tijdstip een man uit het portiek komt lopen. Ik zag dat deze man een loszittende broek droeg, gelijkend op een trainingsbroek. Ik zag dat de man lichte/witte schoenen droeg. Ik zag dat de man het portiek uitliep en richting de [Straat Z] liep. Ik zag dat de man een typisch loopje had. Ik weet dat boven het Griekse restaurant [verdachte] woont. Ik ken hem vanuit verschillende meldingen waarbij hij betrokken is geweest. Ook heb ik hem diverse keren aangehouden. Ik weet dat hij vaak gekleed gaat in een trainingsbroek en ik weet dat hij vaak op gymschoenen loopt. Bij het bekijken van bovengenoemde beelden moest ik bij het zien van de man die uit het portiek komt direct aan [verdachte] denken. De kleding die de man op de beelden draagt komt overeen met de kleding die [verdachte] draagt. Ook het loopje dat de man op de beelden heeft, komt overeen met de manier van lopen zoals [verdachte] loopt.
[verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris op 12 december 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [24]
Op pagina 206 heb ik geverbaliseerd dat ik bij het zien van de man die uit het portiek komt op de beelden direct aan [verdachte] moest denken. U vraagt waaraan ik [verdachte] op de beelden herkende. Ik herkende hem niet vanaf zijn gezicht omdat zijn gezicht niet in beeld komt door de luifel van het restaurant. Ik heb gekeken naar het postuur van de persoon op de beelden en de manier van lopen, de haardracht en kleding. Met name zijn manier van lopen, de persoon op de beelden trekt met zijn been zoals ik dat ook ken van [verdachte] . [verdachte] loopt moeilijk, hij loopt gek. De officier van justitie vraagt mij of er sinds mei 2019 nog sprake is geweest van autobranden in Grave. Er is nog één autobrand geweest, maar buiten het centrum van Grave.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [25]
U houdt mij de aangifte voor van [Aangeefster 5] . Van dit delict zijn camerabeelden beschikbaar en u houdt mij voor dat u deze laat afspelen ter terechtzitting. Op de beelden die u mij toont zie ik dat een persoon de voordeur van mijn woning verlaat en dat daarna een persoon de woning weer ingaat. Op uw vraag of ik dat ben antwoord ik dat ik het zou kunnen zijn. Ik wandelde vaak, ook ’s nachts.
[Betrokkene 1] heeft namens [benadeelde patij X] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [26]
Ik doe aangifte van brandstichting van de personenauto welke ik in gebruik heb. Het gaat om de personenauto van het merk Peugeot 208 met het [Kenteken F] . Deze auto is van het bedrijf waar ik voor werk [benadeelde patij X] gevestigd in Boekel. Ik heb deze auto ongeveer twee maanden in mijn bezit. Gisteravond 27 mei 2019 omstreeks 19:00 uur a 19:30 uur heeft mijn vrouw de personenauto geparkeerd op de parkeerplaats aan de [Straat X] tegenover de huisnummers 13 en 15. Het parkeerterrein wordt ook wel het Visioterrein genoemd. De auto is door mijn vrouw onbeschadigd en in goede staat achtergelaten. Deze ochtend 28 mei 2019 omstreeks 06:45 uur werd ik door mijn [Buurman X] aangesproken. Deze buurman vertelde mij dat er wederom een autobrand had plaatsgevonden in Grave. Dit maal op het parkeerterrein waar mijn personenauto ook stond geparkeerd. Ik begreep van Arno dat hij dacht dat mijn personenauto was afgebrand. Ik ben hierop direct naar de parkeerplaats toe gelopen om te kijken. Ik zag dat mijn personenauto beschadigd en afgebrand was.
[Getuige Z] , wonende St. Elisabethstraat 15, heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [27]
Op 28 mei 2019 ben ik omstreeks 01:00 uur naar boven gegaan. Toen ik in de badkamer stond rook ik een schroei/brandlucht. Toen ik ongeveer vijf minuten in mijn bed lag hoorde ik twee harde klappen/knallen. Ik zag toen vanuit mijn slaapkamer een auto in brand staan.
[verbalisant 1] en [verbalisant 17] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [28]
Op dinsdag 28 mei 2019 omstreeks 01:13 uur kregen wij van de meldkamer van politie de melding van een autobrand in Grave. Deze brand vond plaats op de [Straat X] ter hoogte van het parkeerterrein van het oude blindeninstituut Visio. Het is ons bekend dat er veel autobranden zijn in het centrum van Grave. Ook is het ons bekend dat er mogelijk een persoon in beeld komt voor deze autobranden. Deze persoon is genaamd [verdachte] . Hij woont op de [Straat X nummer X] te Grave. Tijdens de dienst zijn wij omstreeks 00:30 uur langs zijn woning gereden en wij zagen toen de verlichting in zijn woning branden. Wij kwamen omstreeks 01:23 uur ter plaatse bij de brand. Wij zagen dat een personenauto van het merk Peugeot kleur grijs in brand stond. Ik ben naar de woning van [verdachte] gelopen om te zien of ik in die omgeving iets ter zake doende aan zou treffen. Ik ben wijkagent in Grave en ik weet waar [verdachte] woont en welk raam bij zijn woning hoort. Ik hoorde muziek komen vanaf het raam van de woning van [verdachte] . Ik zag en hoorde niemand. De plaats delict waar de brand plaatsvond betreft een parkeerterrein van het oude blindeninstituut van Grave genaamd Visio. Op dit parkeerterrein stond in een parkeervak een grijze personenauto geparkeerd. Deze personenauto betrof een Peugeot grijs van kleur, met [Kenteken F] . De personenauto stond geparkeerd met de neus richting de berm. Het parkeerterrein is gelegen in een U-vorm, die vanaf de openbare weg [Straat X] te Grave toegankelijk is. Naast de Peugeot stond een Mazda geparkeerd, ook in een parkeervak en met neus in dezelfde richting geparkeerd. Dit voertuig is niet beschadigd door de brand. De plaats delict is op ongeveer 50 meter gelegen vanaf de woning [Straat X nummer X] te Grave. Ik vroeg aan de bevelvoerder van de brandweer van Grave, [betrokkene 2] , of hij me kon vertellen waar de brand vermoedelijk was ontstaan. Ik hoorde [betrokkene 2] zeggen dat de brand vermoedelijk aan de linkervoorzijde was ontstaan gezien het schadebeeld. Nadat de brand was geblust liepen wij nogmaals naar de woning van [verdachte] . Toen we daar voorbij liepen en aan de overzijde van de straat aan het kijken waren of er mogelijk nog mensen wakker waren, zagen we hem uit het portiek van het Griekse restaurant waar hij boven woont komen. Ik herkende hem direct aan zijn postuur en houding en toen wij dichterbij kwamen herkende ik hem volledig als de mij bekende [verdachte] . Wij zagen dat hij een vest droeg, blauw van kleur met een soort van oranje sluiting. We zagen dat hij een bril aan zijn shirt had hangen. We zagen dat hij een wit t-shirt in zijn handen had, waarmee hij steeds zijn gezicht afveegde. We spraken hem aan door te vragen wat hij aan het doen was op dit tijdstip. We hoorden hem zeggen dat hij op zijn eigen terrein was en dat wij maar weg moesten gaan. Wij roken aan de adem van [verdachte] dat hij flink wat alcohol had gedronken.
[Verbalisant 18] en [verbalisant 19] hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [29]
In verband met eerdere autobranden wisten we dat de bewoonster van de [Straat X nummer Y] , [Aangeefster 1] camera’s aan de voorgevel van haar woning had geplaatst omdat er van haar eerder een auto in brand gestoken was. Wij zijn vervolgens bij haar gaan kijken of er opnames waren van die nacht. Ze kon ons de beelden die opgenomen waren vannacht op haar tablet laten zien. De camera staat gericht op haar auto die voor haar woning staat, maar vanwege de groothoeklens neemt deze ook een groot deel van de [Straat X] mee. Op de beelden zien we dat er op dinsdag 28 mei 2019 rond 00:55:30 uur een persoon uit de deur net achter de terrasafscheiding van het Griekse restaurant naar buiten komt gelopen en vervolgens richting de [Straat Z] loopt. De deur waar deze persoon uit komt gelopen is van de [Straat X nummer X] . Wij hoorden en zagen dat [Aangeefster 1] direct reageerde. Wij hoorden dat ze zei: “Dat is die [verdachte] , mijn buurman. Ik zie het aan zijn loopje, aan zijn witte schoenen, zijn blauwe jas en zijn postuur. Hij is al tien jaar mijn buurman en ik kom hem zowat dagelijks tegen buiten op straat. Ik weet zeker dat hij het is, ik herken hem”. Wij verbalisanten zagen dat de persoon inderdaad liep met een typisch loopje, kleine passen en wat houterig, wat trekkend met de benen. Wij zagen dat deze persoon aan de linkerzijde van de [Straat X] bleef lopen en de [Straat Z] overstak. Ongeveer 50 meter verderop, ter hoogte van de verkeerslichten bij de oversteekplaats, zien we dat deze persoon de [Straat X] oversteekt. Dit is ter hoogte van de twee ingangen naar de parkeerplaats. Daar zien we dat hij in het donker verdwijnt bij een van die ingangen. Op 00:59:45 uur zien we dat dezelfde persoon (…) terugloopt en de woning gelegen aan de [Straat X nummer X] te Grave weer inloopt.
[Verbalisant 18] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [30]
Op maandag 3 juni 2019 heb ik camerabeelden bekeken welke gemaakt zijn op dinsdag 28 mei 2019. De camera staat gericht op geparkeerde auto’s voor de woningen gelegen in de [Straat X] te Grave en op een deel van openbare weg. Omstreeks 00:55:29 uur zie ik dat er een persoon uit de voordeur van de [Straat X nummer X] komt. Deze persoon loopt in de richting van de [Straat Z] . Ik zie dat de persoon in het donker gekleed is en dat hij een beetje apart loopt. Ik zie dat deze persoon kleine passen neemt, wat houterig loopt en wat mank lijkt te lopen met zijn linkerbeen. Vervolgens steekt deze persoon de [Straat Z] over. Op deze beelden is door de verlichting van de koplampen van de vrachtwagen goed te zien dat de persoon witte of lichtkleurige schoenen aanheeft. Vervolgens is te zien dat deze persoon bij de oversteekplaats met verkeerslichten oversteekt. Aan de overkant is te zien dat deze persoon nog even over het trottoir loopt richting de ingang van het parkeerterrein aldaar en dan te 00:56:49 uur in de duisternis verdwijnt aan de rechterzijde van de weg. Om 00:59:18 uur komt deze persoon weer in beeld. Hij loopt aan de linkerzijde van de weg op het trottoir en komt ook aan die zijde het beeld binnen gelopen. Ik zie dat deze persoon in een looppas richting de [Straat Z] gaat en deze ook in looppas oversteekt. Hierna loopt deze persoon met normale pas naar de voordeur van de [Straat X nummer X] en gaat te 00:59:50 uur weer naar binnen. Ik zie dat deze persoon hetzelfde loopje heeft als de persoon die om 00:55:29 uur dezelfde woning verliet. Ik zie dat deze persoon een stevig postuur heeft en een wit shirt of witte trui onder zijn open donkere jas of jack aanheeft. Tevens zie ik dat deze persoon een donkere wat wijdere broek aanheeft. Het gezicht van deze persoon is niet te zien door de schaduw van de luifel.
Feiten van algemene bekendheid, geverifieerd aan de hand van Google maps.
Het hof stelt vast dag de woning van verdachte aan de [Straat X nummer X] in Grave dichtbij het [Straat Q] ligt op een afstand van 1 minuut lopen.
[verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [31]
Op 4 juni 2019 kreeg ik het verzoek om te kijken naar de camerabeelden in verband met een onderzoek brandstichting van 28 mei 2019 gepleegd op de [Straat X] te Grave tussen 00:50 uur en 01:13 uur.
Beelden ch2_20190528005917.
Ik zag op de beelden dat om 00.59.45 uur een man aan komt lopen vanaf de bocht bij de verkeerslichten op de [Straat X] te Grave. Ik zag de man vervolgens wat sneller lopen richting de toegangsdeur van het restaurant/kamerbewoning van de [Straat X nummer X] te Grave. Ik zag dat de man een typisch loopje had, dat ik herken als het loopje van de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Tijdens mijn werk als wijkagent heb ik diverse keren gesproken met [verdachte] en ik heb hem een aantal keer aangehouden. Ik zag vervolgens dat de man de genoemde toegangsdeur opende en het pand in ging waarna hij uit zicht was.
Beelden CROP120190604145605.
Ik zag dat een persoon uit de toegangsdeur van het restaurant/kamerbewoning kwam. Ik zag dat deze persoon een man betrof. Ik zag dat deze man een donker vest droeg, een zwarte trainingsbroek en witte sneakers. Ook zag ik dat de man kort haar had. Ik zag dat de man wegliep in de richting van de verkeerslichten in de [Straat X] . Ik zag dat de man bij de verkeerslichten de bocht om liep waarna hij uit beeld verdween. Ik zag dat de man een typisch loopje had, een soort van trekkend met de benen/houterig loopje. Ik herken dit loopje als het loopje dat de mij ambtshalve [verdachte] ook heeft. Ik zag dat de man vanaf de achterzijde de haardracht had, die ik herken als de wijze waarop de haardracht van [verdachte] zijn haren had, te weten zeer kort.
Beelden crop2 20190604145856.
Ik zag dat de beelden dezelfde beelden betroffen als de beelden opgeslagen onder de naam ch2_20190528005917, alleen dan iets verder uitvergroot, waardoor de man die op de beelden stond, beter te zien is. Ik zag een man aan komen lopen vanaf de bocht bij de verkeerslichten, vlak voor het Visio terrein. Ik zag dat deze man een t-shirt onder zijn donkere vest droeg. Ik zag dat dit dezelfde man betrof als die ik op de beelden CROP1 20190604145605 weg had zien lopen richting de verkeerslichten. Ik zag dat hij dezelfde kleding droeg als hierboven beschreven. Ik zag dat de man een typisch loopje had, dat ik herken als het loopje van de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zag dat de man snel aan komt gelopen via het trottoir. Ik zag dat de man richting de toegangsdeur van het restaurant/kamerbewoning van de [Straat X nummer X] loopt. Ik zag dat de man deze toegangsdeur opent en naar binnen gaat.
Vergelijking Kleding [verdachte] met man op beelden
Op 28 mei 2019 heb ik na de brandstichting van die nacht om 03:18 uur een gesprek gevoerd met [verdachte] . Ik weet nog wat voor kleding hij droeg tijdens dat gesprek omdat wij een foto van hem hebben gemaakt tijdens dit gesprek. Ik zag dat de kleding die hij droeg op dat moment dezelfde kleding betrof die de man op de hierboven omschreven beelden droeg.
[verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris op 12 december 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [32]
Mij wordt gevraagd hoe die camerabeelden bij mij terecht zijn gekomen. Dat is, volgens mij, via het onderzoeksteam gegaan. Het verzoek is aan mij gericht omdat ik wijkagent ben en uit dien hoofde bekend ben met [verdachte] .
[Aangeefster 1] heeft bij de rechter-commissaris op 12 december 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [33]
Mij wordt voorgehouden dat ik op mijn camerabeelden van 28 mei 2019 de heer [verdachte] herken. Mij wordt gevraagd waar ik de heer [verdachte] dan aan herken. Ik herken hem aan zijn rossige haar, zijn donkerblauwe jas en zijn witte schoenen. Die draagt hij namelijk altijd. Verder herken ik de heer [verdachte] aan zijn specifieke loopje. De heer [verdachte] maakt een rare beweging met een van beide benen. Je zou kunnen zeggen dat hij ‘trekt’ met een been. Daaraan herken ik de heer [verdachte] meteen omdat hij ook al jarenlang dagelijks bij mij langsloopt, meestal met de hond.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [34]
U vraagt mij naar de brandstichting van de Peugeot op 28 mei 2019 op het Visioterrein. Ook van deze datum zijn camerabeelden en die worden ter terechtzitting afgespeeld. U vraagt mij of ik de persoon ben op de beelden. Hiervoor geldt hetzelfde verhaal als net. Ik kan dit geweest zijn, maar het kan ook van niet. Ik liep ’s nachts wel eens die kant uit.
Vaststelling op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.
Verdachte heeft in de nacht van 10 november 2018 om 00:42 uur, 00:46 uur en 00:49 uur gebeld naar het spoednummer en heeft hierbij meerdere keren gezegd dat hij alles in brand ging steken. Verdachte sprak met dubbele tong en later is ook gebleken dat hij onder invloed van alcohol verkeerde. Verbalisanten zagen ruim een half uur na de meldingen om 01:36 uur op de [Straat X] ter hoogte van perceelnummer 31 een personenauto aan de rechtervoorzijde branden. Verdachte, wonende op de [Straat X nummer X] te Grave, hing op dat moment uit het raam. Verdachte is aangehouden en in zijn jaszak zat een aansteker. Verder zijn verdachtes handen bemonsterd en na onderzoek van het NFI is gebleken dat zijn handen sporen van ethanol bevatte.
Vaststelling op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2.
Evenals bij feit 1 heeft verdachte die nacht op 17 februari 2019 om 02:24 uur melding gedaan bij de politie dat hij graag hulp wilde, want hij wilde dingen gaan doen die niet kunnen. Enkele minuten later heeft verdachte 112 gebeld om doorverbonden te worden met de huisartsenpost. De huisarts is vervolgens die nacht bij verdachte langsgegaan en door verbalisanten is gezien dat omstreeks 04:45 en 05:00 uur een voertuig van de huisartsenpost voor de woning van verdachte stond. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat de huisarts rond 03:00 uur bij hem op bezoek is geweest. De huisarts had de indruk dat verdachte onder invloed van alcohol was, zij is rond 04:52 uur vertrokken bij verdachte. Omstreeks 05:15 uur is de autobrand gesticht aan de [Straat R] te Grave, op 2 minuten lopen van de woning van verdachte. Terwijl verbalisanten naar de locatie van de brand reden, zagen zij dat de verlichting bij het appartement van verdachte uit was. Nadat zij ter plaatse bij de autobrand waren geweest zagen zij dat de verlichting weer aan was in het appartement van verdachte.
Vaststelling op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.
Uit de camerabeelden is gebleken dat omstreeks 02:24 uur een persoon uit de woning van verdachte komt. De verbalisant beschrijft dat de persoon loopt in de richting van de [Straat Z] en dat deze persoon een beetje apart loopt. Hij neemt kleine passen, loopt wat houterig en lijkt mank te lopen met zijn linkerbeen. Omstreeks 02:28 uur keert deze zelfde persoon terug en gaat de woning van verdachte binnen. Vijftien minuten later om 02:43 uur wordt [Aangeefster 5] wakker van een harde knal. Ze keek naar buiten en zag dat haar auto geparkeerd aan het [Straat Q nr X] te Grave, op 1 minuut lopen van de woning van verdachte, in brand stond. Verbalisanten komen ter plaatse en zien omstreeks 02:55 uur verdachte uit het raam van zijn woning kijken in de richting waar de politie en brandweer staat. Bij het bekijken van beelden wordt verdachte door [verbalisant 1] herkend aan zijn loopje. Ook het soort kleding past bij verdachte.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2019 (p. 206) door [verbalisant 1] gerelateerde bevindingen ten aanzien van bedoelde camerabeelden, in het bijzonder de herkenning van verdachte als persoon zichtbaar op deze camerabeelden. [verbalisant 1] heeft dienaangaande in het proces-verbaal uitgelegd dat zij verdachte als wijkagent ambtshalve kent van verschillende meldingen waarbij verdachte betrokken is geweest, zij verdachte diverse keren heeft aangehouden en waaraan zij verdachte op de beelden heeft herkend. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft zij dit opnieuw bevestigd.
Tot slot overweegt het hof dat verdachte ten aanzien van de beelden heeft verklaard dat hij de persoon op de camerabeelden zou kunnen zijn, omdat hij ‘vaak wandelde, ook ’s nachts’.
Vaststelling op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4.
Uit de camerabeelden blijkt dat in de nacht van 28 mei 2019 omstreeks 00:55 uur een persoon uit de woning van verdachte komt gelopen in de richting van de [Straat Z] . Omstreeks 00:59 uur keert de persoon weer terug naar de [Straat X nummer X] . Omstreeks 01:00 uur wordt er door de [Getuige Z] een brandlucht geroken en omstreeks 01:13 uur komt er een melding binnen van een autobrand op het Visio parkeerterrein tegenover [Straat X] 13 en 15. Verbalisanten gingen ter plaatse en nadat de brand was geblust zagen zij verdachte uit zijn woning komen. Zij zagen dat hij een vest droeg, blauw van kleur met een soort oranje sluiting. Hij had een wit t-shirt in zijn handen. Zij roken aan zijn adem dat hij flink alcohol had gedronken. Zowel [Aangeefster 1] als [verbalisant 1] herkennen verdachte op de beelden aan zijn loopje en aan zijn kleding.
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij die persoon kan zijn geweest en dat hij
’s nachts wel eens die kant op liep.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019 (p. 162-166) en de in ‘het proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden 28 mei 2019’ (p. 168-172) gerelateerde bevindingen ten aanzien van bedoelde camerabeelden door verbalisanten [Verbalisant 18] en [verbalisant 19] respectievelijk [Verbalisant 18] , noch aan de herkenning van verdachte op die beelden door [Aangeefster 1] . Het hof constateert in de eerste plaats dat uit de in het ‘proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden 28 mei 2019’ opgenomen foto’s blijkt dat de verbalisanten en [Aangeefster 1] beschikten over duidelijke en vergrote beelden en overweegt in de tweede plaats dat deze in de processen-verbaal gerelateerde bevindingen omtrent de op de beelden zichtbare persoon en door deze persoon afgelegde route met elkaar overeenstemmen.
Het hof heeft evenmin reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2019 door [verbalisant 1] gerelateerde bevindingen ten aanzien van bedoelde camerabeelden, in het bijzonder de herkenning van verdachte als persoon zichtbaar op deze camerabeelden. [verbalisant 1] heeft dienaangaande in het proces-verbaal ook uitgelegd dat zij verdachte ambtshalve kent omdat zij hem tijdens haar werk als wijkagent diverse malen heeft gesproken en ook een aantal keer heeft aangehouden. Voorts overweegt het hof dat de in dit proces-verbaal gerelateerde bevindingen omtrent de omschrijving van de persoon zichtbaar op de camerabeelden en zijn manier van lopen in overeenstemming zijn met de bevindingen dienaangaande zoals gerelateerd in eerdergenoemd proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019 (p. 162-166) en de in ‘het proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden 28 mei 2019’ (p. 168-172).
Modus operandi
Verdachte heeft op 3 september 2015 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [35]
In 1986 ben ik veroordeeld voor brandstichtingen in Geleen, ik heb daarvoor 5 jaar gevangenisstraf gekregen en TBS. Later heb ik in Nijmegen een aantal auto’s in brand gestoken, een stuk of 10. Ik weet waar ik het over heb. Het is zaak om een pyromaan op heterdaad te pakken. Het is erg lastig een zaak rond te krijgen. Een pyromaan blijft doorgaan tot hij wordt gepakt. Een pyromaan steekt auto’s in brand uit woede. Ik had dat ook. Seksuele frustraties spelen ook mee. Meestal is er ook alcohol in het spel. De kick achteraf is als er weer iets in de media staat. Je moet opletten wie achteraf aanwezig is bij een brand. Soms een dag later. Ik ging zelf altijd terug naar de brand om te kijken of het goed gefikt had. Het kan ook zijn dat de brandstichter als getuige is gehoord of aanwezig was. Ik heb zelf vaker 112 gebeld. Meestal wonen de daders dichtbij. Je moet denken aan 10/15 minuten dat de dader terugkomt. Een auto brand binnen 5 minuten. Ik gebruikte vaak een doek die stopte ik tussen de wielkast in. Daar raak je snel een leiding ofzo waardoor de auto heel snel in brand staat. Aan de voorzijde brandt een auto heel snel. Vaak is er drank in het spel. De kans is groot dat iemand terugvalt in zijn oude patroon. Zelf pakte ik auto’s dicht bij huis.
Het hof constateert dat de wijze waarop alle aan verdachte tenlastegelegde brandstichtingen zijn begaan op essentiële punten overeenkomen en kenmerkende gelijkenissen vertonen. Bij alle feiten is immers sprake van brandstichting van een auto in de nachtelijke uren waarbij de brand steeds lijkt te zijn ontstaan aan de voorzijde van de auto. De brandstichtingen hebben voorts alle plaatsgevonden op zeer korte afstand van de woning van verdachte aan de [Straat X nummer X] te Grave. Tevens was verdachte ten tijde van de feiten 1, 2 en 4 onder invloed van alcohol en heeft hij kort voor de feiten 1 en 2 112 meldingen gedaan.
Daar komt bij dat deze modus operandi blijkens de hiervoor opgenomen verklaring van verdachte – afgelegd bij de politie in 2015 – vrijwel exact overeenstemt met de door verdachte in het verleden bij brandstichtingen toegepaste werkwijze en context waarbinnen deze brandstichtingen hebben plaatsgevonden, zoals beschreven in deze verklaring van verdachte. Zo heeft verdachte toen verklaard dat er meestal alcohol in het spel is, hij altijd zelf naar de brand terugging om te kijken of het goed gefikt had, hij vaker 112 had gebeld, een auto aan de voorzijde heel snel brandt en dat hij zelf altijd auto’s pakte dicht bij huis.
Het hof is van oordeel dat de feiten in onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat daarbij de hiervoor overwogen soortgelijke werkwijze betrokken dient te worden.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Gelet op de hiervoor overwogen vaststellingen ten aanzien van feit 1, de tijdslijn, de hiervoor onder ‘modus operandi’ overwogen soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand, in het bijzonder het onder invloed van alcohol zijn van verdachte, het feit dat de autobrand dichtbij de woning van verdachte plaatsvindt, het feit dat is waargenomen dat verdachte naar de autobrand kijkt, de omstandigheid dat de brand is gesticht aan de voorzijde van de auto, wijzen de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien op strafbare betrokkenheid van de verdachte bij deze autobrand. Verdachte heeft geen verifieerbare, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor al deze bevindingen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde autobrand op 10 november 2018 waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten de aanwezige goederen in de personenauto en de nabij geparkeerde personenauto.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Gelet op de hiervoor overwogen vaststellingen ten aanzien van feit 2, de tijdslijn van de meldingen van verdachte bij de politie en het tijdstip van de autobrand, de hiervoor onder ‘modus operandi’ overwogen soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand, in het bijzonder het bellen van het alarmnummer 112, het onder invloed van alcohol zijn van verdachte, het feit dat de autobrand dichtbij de woning verdachte plaatsvindt, de omstandigheid dat de brand bij de voorzijde is ontstaan, wijzen de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien op strafbare betrokkenheid van de verdachte bij deze autobrand. Verdachte heeft geen verifieerbare, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor al deze bevindingen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde autobrand op 17 februari 2019, waarbij gemeen gevaar voor goederen en voor personen te duchten is geweest.
De omstandigheid dat de huisarts [X] , die verdachte in nacht van 17 februari 2019 kort voor aanvang van de brandstichting heeft bezocht, blijkens een door de verdediging overgelegd schrijven d.d. 3 oktober 2022 heeft kenbaar gemaakt dat zij zich, gelet op de staat waarop verdachte tijdens haar bezoek verkeerde, niet goed kon voorstellen dat verdachte – na haar vertrek die nacht – een auto in brand was gaan steken, maakt dit niet anders.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
Gelet op de hiervoor overwogen vaststellingen ten aanzien van feit 3, de hieruit blijkende tijdslijn, alsmede de hiervoor onder ‘modus operandi’ overwogen soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand, in het bijzonder het onder invloed van alcohol zijn van verdachte, het feit dat de autobrand dichtbij de woning verdachte plaatsvindt, de omstandigheid dat de brand waarschijnlijk is ontstaan aan de voorkant van de auto en het feit dat is waargenomen dat verdachte vanuit het raam van woning naar de autobrand kijkt, wijzen de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien op strafbare betrokkenheid van de verdachte bij deze autobrand. Verdachte heeft geen verifieerbare, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor al deze bevindingen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde autobrand op 18 mei 2019, waarbij gemeen gevaar voor goederen en voor personen te duchten is geweest. Een nabijgelegen personenauto is beschadigd en de auto stond geparkeerd tegen een gevel van een appartementencomplex waar personen tijdens de nachtelijke uren lagen te slapen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
Gelet op de hiervoor overwogen vaststellingen ten aanzien van feit 4, de tijdslijn, de hiervoor onder ‘modus operandi’ overwogen soortgelijke werkwijze bij het stichten van de brand, in het bijzonder het onder invloed van alcohol zijn van verdachte, het feit dat de autobrand dichtbij de woning verdachte plaatsvindt, de omstandigheid dat de brand aan de voorzijde van de auto is ontstaan, wijzen de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien op strafbare betrokkenheid van de verdachte bij deze autobrand. Verdachte heeft geen verifieerbare, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor al deze bevindingen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde autobrand op 28 mei 2019, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten de aanwezige goederen in de personenauto en de nabij geparkeerde personenauto.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5.
[Aangeefster 1] heeft bij haar aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [36]
Op woensdag 15 mei 2019 tussen 13:00 uur en 13:25 uur was ik thuis en wilde ik in mijn auto stappen om ergens heen te gaan. Ik zag dat er vlak bij mijn auto een vrachtwagentje van de gemeente stond, een pick up auto. Ik zag dat er twee mannen bij stonden die bezig waren met de bakken in de straat, de bloembakken. Ik zag vervolgens ook dat de mij bekende [verdachte] met zijn hond bij hen stond. Ik negeer [verdachte] eigenlijk altijd maar één van de mannen van de gemeente zei goedendag tegen mij, dus ik zei goedendag terug. Ik zei tegen hem: ”Maak er wat moois van”, hierbij doelde ik op de bloembakken.
Vervolgens zei deze man tegen mij: “Je hebt een mooie nieuwe auto”. Ik zei toen: ”Ja mijn vorige auto is in de fik gezet”. Ik hoorde vervolgens [verdachte] schreeuwen: “Ja heb ik wel gehoord dat jij hebt verteld dat ik dat heb gedaan”. Vervolgens hoorde ik hem zeggen: “Jij moet je bek dicht houden”. Ik zag dat hij mijn kant op keek toen hij dit riep. Ik zei toen: “Jij moet dan niet de politie bellen vijf minuten voordat je iets in de fik gaat zetten”. Ik hoorde hem vervolgens roepen: “Ik maak jou kapot! Ik maak je auto kapot!” (…) Ik ben bang dat hij zijn dreigementen waarmaakt, dat hij mij echt een keer kapot maakt en dat ik het te laat door heb.
[Getuige A] heeft bij de politie – zakelijk weergeven – als volgt verklaard: [37]
Op woensdag 15 mei 2019 omstreeks 10:30 uur was ik werkzaam bij de gemeente Grave op de [Straat X] . Ik was samen met mijn [Getuige B] werkzaam met het schoonmaken van bloembakken. Ik zag dat [Aangeefster 1] naar buiten kwam gelopen welke aldaar woonachtig is. Ik zag dat zij naar een auto liep welke aan de straat geparkeerd stond en ik vroeg of ze een nieuwe auto had gekocht. Ik hoorde dat die bovenbuurman meteen begon te schelden met “Vieze vuile teringhoer”, in de richting van [Aangeefster 1] . Ik hoorde de man roepen “Jij hebt mij beschuldigd dat ik jouw auto in de fik heb gestoken”. Ik zei tegen de bovenbuurman dat hij normaal moest doen. Vervolgens hoorde ik dat de bovenbuurman zei tegen [Aangeefster 1] : “Ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto”, of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat de bovenbuurman nog even doorging met vloeken en tieren in de richting van [Aangeefster 1] .
[Getuige B] heeft – zakelijk weergeven – als volgt verklaard: [38]
Op woensdag 15 mei 2019 omstreeks 11:00 uur was ik werkzaam voor de gemeente Grave op de [Straat X] in Grave. Ik was aldaar samen met [Getuige A] bloembakken aan het schoonmaken. Er stond een voor mij onbekende man met hond met ons te kletsen. Vervolgens zie ik een vrouw naar buiten komen lopen uit het gebouw waar ook de Griek Apollo zit gevestigd. Ik hoorde dat er richting de vrouw werd geroepen “Heb je een nieuwe auto gekocht”. Ik hoorde de vrouw hierop roepen in de richting van de man: “Als jij mijn auto niet in de fik had gestoken was dit niet nodig geweest”. Vervolgens zag en hoorde ik dat de man begon te schreeuwen en te schelden tegen de vrouw. Er ontstond over en weer een woordenwisseling maar er werd voornamelijk door de man gescholden richting de vrouw. Op een gegeven moment hoorde ik de man roepen naar de vrouw: “Ik maak je kapot wijf”. Hierop zeiden ik en mijn collega dat de man normaal moest reageren. Ik weet niet meer wat er allemaal exact is gezegd en gescholden.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [39]
U houdt mij de aangifte van bedreiging voor van [Aangeefster 1] . Ik ben die dag naar buiten gegaan met mijn hond. Er stonden twee medewerkers van de gemeente bloembakken schoon te maken. (…) Toen kwam [Aangeefster 1] naar buiten toe. Eén van die medewerkers riep naar [Aangeefster 1] wat heb jij een mooie nieuwe auto. Daarop zei [Aangeefster 1] , als jij die van mij niet in de fik had gestoken had ik geen nieuwe auto hoeven kopen.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Aangeefster 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling door haar de woorden toe te voegen: “ik maak jou kapot” en “ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto”.
In tegenstelling tot hetgeen is aangevoerd door de verdediging is het hof niet gebleken dat de belastende inhoud van de getuigenverklaringen van [Getuige A] en [Getuige B] aangaande de bedreiging van aangeefster door verdachte op enigerlei wijze zou zijn ingegeven door op de verdachte betrekking hebbende negatieve zaken die aangeefster aan deze getuigen heeft verteld.
Het hof is zich bewust van het feit dat de verklaringen van deze getuigen op een enkel ondergeschikt punt zowel onderling als ten opzichte van de aangifte van [Aangeefster 1] van inhoud verschillen, maar constateert dat deze in essentie elkaar bevestigen. Het hof acht die verklaringen betrouwbaar.
Ten aanzien van feit 6.
Omdat verdachte ter terechtzitting van 22 september 2020 het ten laste gelegde feit 6 heeft bekend en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat het hof met een opgave van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- een proces-verbaal analyse printlijsten; [40]
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende misbruik 112; [41]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 september 2020. [42]
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 01/860349-19. [43]
[Verbalisant 20] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [44]
Ik ben kinderporno rechercheur en gecertificeerd voor het beoordelen van kinderpornografisch beeldmateriaal. In het opsporingsonderzoek contra [verdachte] zijn op 24 juni 2019 de navolgende goederen in beslag genomen: Notebook HP, Notebook Acer Aspire One, Telefoon Nokia en Smartphone Galaxy. Alle in het onderzoek betrokken goederen heb ik visueel gecontroleerd op de kennelijke aanwezigheid van kinderpornografische afbeeldingen. Vervolgens heb ik vastgesteld dat hierop in ongeveer 280 afbeeldingen voorkwamen die volgens de bovengenoemde criteria kinderpornografisch zijn. Het betreft hier 280 foto afbeeldingen en 1 videobestand. Het goed, Notebook HP, is onderzocht en daarop is wel strafbaar materiaal aangetroffen. Op de overige gegevensdragers zijn geen strafbare afbeeldingen aangetroffen.
Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit de bestanden die normaal en zonder speciale software door de gebruiker te benaderen en zichtbaar zijn (aanwezig/accessible/A en Prullenbak/Recycle Bin/R). Verder zijn door mij afbeeldingen op de gegevensdragers aangetroffen maar die niet zonder meer op een voor een normale gebruiker reguliere plaats zijn aangetroffen maar die wel op enig moment benaderd zijn geweest of te benaderen zijn. Gaat in deze om de afbeeldingen welke via de applicatie Skype zijn gedeeld.
Het merendeel van de aangetroffen als strafbaar beoordeelde afbeeldingen betreffen afbeeldingen waarvan mij ambtshalve bekend is dat deze al langer over het internet rondwaren en regelmatig worden aangetroffen in onderzoeken overtreding artikel 240b SR. Het merendeel van de afbeeldingen zijn afbeeldingen waarop een persoon afgebeeld welke de leeftijd van 18 jaren ogenschijnlijk nog niet heeft bereikt in een schijnbaar geregisseerde niet natuurlijke pose. Veelal is de focus van de afbeelding gericht op het schaamgedeelte en draagt de minderjarige niet bij de leeftijd passende kleding of dusdanige kleding dat de nadruk op het schaamgedeelte ligt omdat de kleding (te) strak zit/is. In de chatgesprekken waarbij/ in ze zijn verzonden lees ik in die gesprekken dat het inhoudelijk gaat over een duidelijk seksuele strekking. Hoewel dus regelmatig sprake is van het gegeven dat ik zie dat de op de afbeeldingen afgebeelde personen kleding dragen is er naar mijn oordeel bij deze fotoafbeeldingen ogenschijnlijk sprake van een vervaardiging met een onmiskenbare seksuele strekking. De leeftijd van de afgebeelde meisjes beoordeel ik voor het grootste gedeelte van de afbeeldingen tussen de tien tot veertien jaar oud.
Beschrijving afbeeldingen collectiescan
LIVE:suuzdordt:
Volgens de aan de chat gekoppelde datumvermeldingen heeft het account theo. [verdachte] contact met het account live:suuzdordt in de periode tussen 19 november 2016 en 25 november 2016. Initiatief tot het maken van contact lag bij de accounthouder [verdachte] . In deze periode worden er door het contact meerdere afbeeldingen verzonden. Een aantal van de afbeeldingen zijn door mij als kinderpornografisch beoordeeld. In de chat stuurt accounthouder [verdachte] aan op een ontmoeting maar ziet daar later weer vanaf waarbij hij aangeeft dat hij dat doet op aanraden van zijn psychologe.
1. Bestandsnaam: 57f13089c0ea3.jpg
Verzonden door: live:suuzdordt
Datum: 20 november 2016
Ik zie een meisje. Het meisje staat in ogenschijnlijk geregisseerde poserende houding. Het meisje staat met het lichaam wat naar rechts gedraaid op de afbeelding. Het meisje draagt een bikinihesje. Verder draagt zij een ogenschijnlijk soort tangaslip, ogenschijnlijk niet behorende bij het hesje. Het meisje bevindt zich niet in een natuurlijke omgeving. Ik zie bij het meisje nog geen borstvorming. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de tien tot twaalf jaar oud.
2. Bestandsnaam: 57F747ba61044.jpg
Verzonden door: live:suuzdordt
Datum: 21 november 2016
Ik zie een meisje. Het meisje is gekleed in een hemdje en een slip. Het meisje zit met de benen gespreid en de onderbenen opgetrokken en steunend op de handen die zij iets achter haar heeft geplaatst. Het is een ogenschijnlijk geregisseerde, niet natuurlijke houding. Het schaamgedeelte is centraal in de afbeelding te zien en ik zie dat het broekje dusdanig straf of opgetrokken zit dat de spleet tussen de labia duidelijk zichtbaar is. Ik zie dat er sprake is van borstontwikkeling. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de twaalf tot veertien jaar oud.
(opmerking verbalisant: accounthouder [verdachte] maakt er ook een opmerking over in de chat. Ik lees: “de tweede foto is wel goed je kunt bijna je lipjes zien zo strak had je je slipje aan getrokken he?”.)
Anouk.liefx:
Volgens de aan de chat gekoppelde datumvermelding(en) heeft het account [verdachte] contact met het account anouk.liefx in de periode tussen 16 december 2016 en 2 mei 2018. Initiatief tot het maken van contact lag bij de accounthouder anouk.liefx. In deze periode worden er over en weer afbeeldingen verzonden. Het aantal van de afbeeldingen zijn door mij als kinderpornografisch beoordeeld. Er is sprake van zowel ontvangen als verzonden (verspreiden van) afbeeldingen.
3. Bestandsnaam: dsaswewde.jpg
Verzonden door: anouk.liefx
Datum: 16 december 2016
Ik zie een meisje. Ik zie dat zij geheel naakt is en op haar rug ligt. Het meisje ligt met de benen gespreid. Ik zie de vulva van het meisje centraal in beeld. Ik zie nog geen beharing in de schaamstreek. Ik zie dat er sprake is van borstontwikkeling. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de twaalf en veertien jaar oud.
(opmerking verbalisant: in de chat vermeld het contact: “toen was ik 13”)
4. Bestandsnaam: 15033625_949812888457392_1198487112_n.jpg
Verzonden door: [verdachte]
Datum: 26 februari 2018
Afbeelding die hij deelt met drie contacten. Afbeelding van een meisje wat op haar rug ligt met een balletpakje en hoge kousen. Het meisje heeft haar benen omhoog getrokken tot boven haar hoofd en houdt de benen vast met haar handen. Haar schaamstreek is centraal in beeld te zien. Het pakje zit zo strak dat de speelt tussen de labia goed zichtbaar is. Het betreft een “bekende” afbeelding van een meisje waarvan zeer veel als kinderpornografische beoordeelde afbeeldingen in omloop zijn met de naam: Sandra. Bij het meisje is nog geen sprake van zichtbare borstontwikkeling. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de acht en tien jaar oud.
5. Bestandsnaam: indexrttWRTT.jpg
Verzonden door: [verdachte]
Datum: 11 maart 2018
Ik zie een meisje. Het meisje is geheel naakt. Het meisje bevindt zich op ogenschijnlijk een bed. Het meisje zit op bed in een houding waarbij zij steunt op de onderbenen en de handen. (hondjeshouding). Het meisje is van achteraf gefotografeerd en het meisje kijkt over de rechterschouder in de richting van het opname apparaat. Haar billen en vulva zijn centraal in beeld te zien. Er is geen sprake van zichtbare beharing. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de tien tot twaalf jaar oud. De afbeelding betreft een “bekende” kinderpornografische afbeelding welke al langere tijd op het internet rondwaart.
6. Bestandnaam: indexnjgbj.png
Verzonden door: anouk.liefx
Datum: 11 maart 2018
Ik zie een afbeelding waarbij is ingezoomd op het naakte schaamgedeelte van een meisje. Ik zie haar vulva. Ik zie dat er (nog) geen sprake is van haargroei. Er is zodanig ingezoomd dat er naar mijn oordeel GEEN sprake is van het scheren van de beharing maar dat er dus (nog) geen sprake is van echte haargroei. Derhalve is deze afbeelding door mij als kinderpornografisch beoordeeld. Ik schat de leeftijd van het meisje wat is afgebeeld tussen de acht tot tien jaar oud.
15. Bestandsnaam: young-teen-girl-pov.jpg
Datum 10 februari 2019
Verzonden door: [verdachte]
Ik zie een meisje. Het meisje is geheel naakt. Het meisje zit op een bed met de benen gespreid. Onder haar ligt een naakte man. Ik zie dat ogenschijnlijk het lichaam van het meisje vaginaal gepenetreerd wordt door de penis van de man. Ik zie dat er bij het meisje sprake is van borstvorming. Ik zie dat er duidelijk sprake is van verheffing van de tepelhof. Het meisje draagt in haar haar een haarband. Ik schat de leeftijd van het meisje tussen de veertien tot zeventien jaar oud. Onderin zie ik staan: TeenMegaWord.net
VIDEOBESTAND:
20. bestandsnaam: Rec 2017-01-31 23;01;59.mp4
Datum 12 juni 2017
Duur 4 minuten en 30 seconden.
In kleur. Geen geluid
Ik zie een videobestand. In aanvang zie ik een meisje voor de camera zitten waarvan ik alleen het bovenlichaam in beeld zie net onder de navel tot de neus in beeld. Na ongeveer 1 minuut 32 seconden zie ik dat zij haar shirt uittrekt en dan nog gekleed in een bh in beeld te zien is. Na 12 minuten en 32 seconden zie ik dat zij met de handen naar de rug gaat en dat zij haar bh los maakt. Ik zie dat er sprake is van borstvorming en duidelijk ook sprake is van verheffing van de tepelhof. Vervolgens zie ik haar na ongeveer 3 minuten en 10 seconden met de beiden handen naar de ontblote borsten gaan en dat zij die betast door ze vast te pakken en er in te knijpen en zie ik dat zij na 3 minuten en 30 seconden de tepels vastpakt tussen de duimen en de vingers. Na 4 minuten 30 seconden stopt het bestand. Gezien de lichamelijke ontwikkeling van het meisje schat ik de leeftijd tussen de veertien en zestien jaar oud.
Zoektermen:
Door mij zijn meerdere zoektermen aangetroffen welke ogenschijnlijk duiden op een zoekslag naar materiaal met een seksuele strekking. Gaat dan niet alleen om termen naar niet strafbaar materiaal maar ook om termen waardoor het niet onwaarschijnlijk is dat met als resultaat data te zien kan krijgen waarop minderjarigen staan afgebeeld en/of betrokken zijn. Ik zie dat volgens de datumvermelding de eerste vraagstelling die ik als ‘bijzonder’ heb aangetroffen dateerde van 21 januari 2016. Ik zie dat de laatste als bijzonder aangetroffen dateerde van 20 juni 2019.
Chatgesprekken:
In de data zijn door mij chatgesprekken aangetroffen. Ik zie hierbij dat er meerdere mappen zijn aangemaakt waarbij ook de naam van de verdachte als mapnaam staat vermeld. In totaal zijn op deze gegevensdragers 26.690 chatberichten aangetroffen. Binnen deze gesprekken heb ik meerdere afbeeldingen aangetroffen waarop verdachte [verdachte] meermaals zichtbaar en herkenbaar staat afgebeeld.
Chatgesprekken waarbij sprake is van delen van kinderpornografische afbeeldingen:
In totaal heb ik van 10 skype chatcontacten gesprekken aangetroffen waarbij er tussen de Skype accounthouder [verdachte] en het andere contact sprake is geweest van het verzenden en/of ontvangen van als kinderpornografisch beoordeelde afbeeldingen. Bij een aantal van deze gesprekken is sprake van meer dan 2000 chats per contact.
Verder las ik in een van de chats dat de accounthouder aangeeft dat hij een bepaalde leeftijd voorkeur heeft.
Ik lees: [Naam X] 16: maar valt u op kinderen?
[verdachte] : op de leeftijd van 13 a 14 jaar ja klopt wel een beetje.. maar dit wist je al he moppie
[Verbalisant 20] heeft aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [45]
Op dinsdag 10 september 2019 ontdekte ik, van [Verbalisant 20] , verbalisant dat ik in Proces-verbaal nummer 2; documentcode 20190805.1135.6160 abusievelijk een foute datumvermelding had vermeld onder de kop tijdlijn, bladzijde 14 van dat proces verbaal. Ik had in dat proces-verbaal vermeld dat volgens de aan de als strafbaar beoordeelde afbeeldingen deze vermoedelijk in de periode van 4 november 2016 en 16 maart 2016 in het bezit zijn gekomen of althans opgeslagen waren op de gegevensdrager. Bij de datum
16 maart 2016 is sprake van een verschrijving. Hier dient te worden gelezen 16 maart 2019.
Verdachte heeft bij de politie op 10 september 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [46]
A: Die zwarte laptop waarover jullie het hebben is gewoon van mij.
V: Theo, die HP laptop hoe lang heb jij die dan nu in jou bezit? Kan het zijn 2015/2016, zou dat kunnen?
A: Ja, dat zou kunnen.
V: Maar heb jij dan wel chats gevoerd met anderen die beweren dat ze 13, 14 of 15 jaar oud zijn?
A: Zou goed kunnen ik weet het niet meer.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 september 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [47]
U houdt mij voor dat er ook een aantal chatgesprekken zijn aangetroffen. Die chat-gesprekken zijn van mij. Ik heb altijd gezegd wie ik ben, mijn eigen leeftijd en een foto van mijzelf. Ik heb mij niet anders voorgedaan.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat op de laptop van verdachte toegankelijke kinderpornografische afbeeldingen en een video zijn aangetroffen. Het hof overweegt dat iemand in beginsel zelf verant-woordelijk is voor de toegankelijke bestanden die op de harde schijf in zijn of haar eigen computer staan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet begrijpt hoe al deze afbeeldingen op zijn laptop terecht zijn gekomen. Ook heeft hij aangegeven dat zijn deur altijd openstond en er ook andere mensen bij zijn computer konden komen. Verder zou hem een video en een aantal foto’s zijn toegestuurd door [betrokkene 3] . Maar van de overige aangetroffen afbeeldingen had hij geen wetenschap. Het hof acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en overweegt hiertoe als volgt.
In het dossier bevinden zich afdrukken van een groot aantal chatgesprekken die verdachte heeft gevoerd via Skype. Ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 september 2020 heeft verdachte ook verklaard dat de aangetroffen chatgesprekken door hem zijn gevoerd. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt dat hij (pedo)seksueel getinte gesprekken voerde met vermeende minderjarige meisjes. Tijdens deze chats werden ook kinderpornografische foto’s en een video uitgewisseld. In samenhang bezien met de op de laptop aangetroffen door verdachte ingevoerde zoektermen, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte telkens op zoek was naar kinderporno en wist van de aanwezigheid daarvan op zijn laptop. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat verdachte opzettelijk kinderporno heeft aangeboden, verspreid en in zijn bezit heeft gehad.
Gelet op de relatief geringe hoeveelheid kinderporno die op de laptop is aangetroffen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Voor dit gedeelte van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 01-860349-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 01-879513-19:1.
op 10 november 2018 te Grave opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Toyota, met [kenteken A] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto Toyota aanwezige goederen, te duchten was.
2.
op 17 februari 2019 te Grave opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Renault, met [Kenteken B] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto Renault aanwezige goederen en de zich de in de buurt van die personenauto Renault bevindende goederen te weten de nabij geparkeerde personenauto merk Jeep, met [Kenteken C] en de buitengevel en intercominstallatie en ramen van het naastgelegen appartementencomplex en levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naastgelegen appartementencomplex gelegen aan de [Straat R] 14 t/m 18, te duchten was.
3.
op 18 mei 2019 te Grave opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Suzuki, met [Kenteken D] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de zich in de buurt van die personenauto Suzuki bevindende goederen te weten de nabij geparkeerde personenauto merk Volvo, met [Kenteken E] en een stroom verdeelkast en de gevel van het naastgelegen appartementencomplex/woningen en levensgevaar voor een of meer aanwezige personen in het naastgelegen appartementencomplex/woningen te duchten was.
4.
op 28 mei 2019 te Grave opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en/of materiaal, ten gevolge waarvan een personenauto merk Peugeot, met [Kenteken F] geheel is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in die personenauto Peugeot aanwezige goederen en de zich in de buurt van die personenauto Peugeot bevindende goederen te weten de nabij geparkeerde personenauto merk Mazda te duchten was.
5.
op 15 mei 2019 te Grave [Aangeefster 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [Aangeefster 1] dreigend de woorden toe te voegen 'ik maak jou kapot' en 'ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto'.
6.
op 26 januari 2019 te Grave opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, 26 keer gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
parketnummer 01/860349-19
op tijdstippen in de periode van 4 november 2016 tot en met 24 juni 2019 te Grave, meermalen, telkens afbeeldingen, te weten foto's en een video en gegevensdragers
bevattende afbeeldingen, te weten een notebook (HP), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken heeft verspreid door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden, aangeboden door de afbeeldingen in chatgesprekken op Skype te verzenden en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
 het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o bestandnaam: YOUNG-TEEN_GIRL-POV.JPG
en
 het met de hand aanraken van borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
o bestandnaam: REC 2017-01-31 23;01;59.mp4
en
 het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een omgeving in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
o bestandnaam: 57f13089c0ea3.jpg
o bestandnaam: 57f747ba61044.jpg
o bestandnaam: dsaswewde.jpg
o bestandnaam: 15033625_949812888457392_1198487112_n.jpg
o bestandnaam: indexrttWRTT.jpg
o bestandnaam: indexnjgbj.png.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1 en 4 bewezenverklaarde levert telkens op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 6 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.
Het in de zaak met parketnummer 01-860349-19 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, aanbieden en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal brandstichtingen van personenauto’s. Brandstichting is een zeer ernstig feit, met name vanwege de verstrekkende gevolgen die dit feit met zich mee kan brengen. De door verdachte aangestoken branden hebben gevaar veroorzaakt voor nabijgelegen auto’s en nabijgelegen appartementencomplexen. Door brand te stichten nabij appartementencomplexen heeft verdachte ook gevaar veroorzaakt voor de aanwezige bewoners. Daarbij hebben alle brandstichtingen in de nachtelijke uren plaatsgevonden, waardoor het gevaar (slapende mensen) en de angst van de omwonenden nog groter werd. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij, zonder rekening te houden met de levens en goederen van anderen, tot zijn daden is gekomen. Voor de gedupeerden hebben de branden veel schade, overlast en frustratie veroorzaakt. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap Grave en hebben gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van [Aangeefster 1] , door haar dreigend de woorden toe te voegen: “ik maak jou kapot, en ik kom nog een keer naar je toe en ram je helemaal in elkaar in de auto”. Deze ervaring zal voor aangeefster, in combinatie met de brand van haar auto en de andere autobranden die in Grave plaatsvonden waarvan zij verdachte al verdacht, zeer beangstigend zijn geweest. Dat dat ook daadwerkelijk het geval is, blijkt ook uit de slachtofferverklaring die aangeefster ter zitting in hoger beroep heeft afgelegd.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan misbruik van een noodnummer. Het bellen naar een alarmnummer zonder dat daartoe een noodzaak bestaat, geeft overlast en maakt het voor anderen, die wel dringend hulp nodig hebben, wellicht onmogelijk op tijd in contact te treden met hulpdiensten. Dit kan mensenlevens in gevaar brengen.
Tot slot zijn er op de laptop van verdachte kinderpornografische foto’s en een kinderporno-grafische video gevonden. Verdachte heeft dit soort afbeeldingen jarenlang verzameld, bewaard en verspreid. Mensen zoals verdachte houden de kinderporno-industrie en daarmee het misbruik van kinderen over de hele wereld in stand. Kinderporno gaat bijna altijd gepaard met psychologisch en emotioneel geweld waaraan deze kinderen trauma’s voor het leven overhouden. Naast het misbruik is het voor slachtoffers ook schadelijk dat de afbeeldingen lange tijd blijven rondgaan en zij dus de rest van hun leven worden geconfronteerd met het misbruik. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij reeds vele malen eerder is veroordeeld, ook deels voor soortgelijke feiten. Hij is zelfs al eens eerder ter beschikking gesteld van de regering. Kennelijk hebben deze veroordelingen verdachte er niet van weerhouden de onderhavige strafbare feiten te plegen en is de problematiek die kennelijk destijds bestond nog niet voldoende beheersbaar.
Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport van het Pieter Baan Centrum, opgesteld door [Y] , GZ-psycholoog en [Z 1] psychiater en onder supervisie van [A] , GZ-psycholoog en een milieuonderzoek opgesteld door [Deskundige B] d.d. 31 juli 2020 blijkt het volgende:
“Betrokkene laat zich gedurende de onderzoeksperiode kennen als een onrijpe, weinig gedifferentieerde man met gedrag dat niet passend is bij zijn leeftijd en grensoverschrijdend is. Hij groeide op in ongunstige omstandigheden met een belaste familieanamnese met onder andere alcoholmisbruik van beide ouders, een kwetsbare moeder en met ouders die beiden contacten hadden met de GGZ. Er was sprake van affectieve en pedagogische verwaarlozing. Daarnaast was er sprake van vroeg ouderverlies. De ouders verongelukten toen hij 9 jaar was. Alcohol speelde een rode draad in het gezin en vermoedelijk dronk betrokkene al alcohol vanaf zijn 10e jaar of mogelijk nog eerder. In een opvangtehuis was hij niet te handhaven en in een pleeggezin werd hij (waarschijnlijk) seksueel misbruikt door zijn pleegvader. Het verloop van zijn leven toont disfunctioneren op meerdere terreinen zoals op het gebied van werk, relaties, middelengebruik, het houden aan regels, normen en waarden en vele justitiecontacten. Een eerdere behandeling in de Pompekliniek in het kader van een tbs met bevel tot verpleging heeft geen verbetering in zijn functioneren opgeleverd.
Op basis van zijn levensloop en langdurig disfunctioneren kan – van een afstand kijkend – gesteld worden dat er bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. Het is duidelijk dat er heel veel probleemgebieden zijn en dat deze ook duurzaam zijn. Om de gebrekkige ontwikkeling verder te differentiëren en te duiden is er meer onderzoek nodig hetgeen betrokkene geweigerd heeft. De gebrekkige ontwikkeling zou in het geval van betrokkene vooral kunnen samenhangen met een verstandelijke beperking. Hij werd in het verleden beschreven als een man met geringe sociale, praktische en intellectuele vaardigheden. Vanuit de groepsobservatie zijn voor de beperkte intellectuele vaardigheden ook wel aanwijzingen. Er zijn in de levensloop geen aanwijzingen dat betrokkene zich heeft ingespannen om bijvoorbeeld algemene schoolkennis bij te spijkeren dan wel verdere opleiding te zoeken en of te volgen. Het is niet waarschijnlijk dat hij wat betreft deze vaardigheden vooruitgang heeft geboekt. De verstandelijke vermogens van betrokkene konden echter niet worden getest en onderzocht in het huidige onderzoek omdat hij het onderzoek weigerde.
De gebrekkige ontwikkeling zou tevens ook deels kunnen samenhangen met de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis. Deze werd eerder in zijn leven vastgesteld, namelijk een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en met borderline kenmerken. Betrokkene voldoet aan de algemene criteria van een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die afwijken van de verwachtingen zoals blijkt uit de (in)adequaatheid van de emotionele reacties van onderzochte en het functioneren in het contact met anderen, de diverse terreinen waarin dit patroon zich voordoet en de significantie van de beperkingen in het functioneren van betrokken en de stabiliteit en lange duur van de disfunctioneren. Er is een patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen (antisociale trekken) er is een patroon van dwingend gedrag van een man, die overtuigd is van zijn eigen gelijk en snel gekrenkt is (narcistische trekken). Er is geregeld sprake van suïcidale gedachten en suïcidale uitingen met een manipulatief karakter. Betrokkene wordt verder beschreven als iemand die de neiging heeft anderen tegen elkaar uit te spelen, te splitsen (borderline trekken). Naar weten van onderzoekers heeft betrokkene nooit een behandeling gehad vanwege de eerder – maar na de tbr-behandeling – vastgestelde persoonlijkheidsstoornis. Het is niet waarschijnlijk dat deze stoornis vanzelf is opgelost. Maar in hoeverre er een aandeel is van een persoonlijkheidsstoornis in de gebrekkige ontwikkeling is onduidelijk, zeker in verhouding tot een mogelijke verstandelijke beperking.
Daar doorheen speelt een rode draad in zijn leven, namelijk zijn alcoholgebruik. Betrokkene heeft destijds zijn tbs-delict gepleegd onder invloed van alcohol. Het ging om het stichten van brand met als gevolg dat daarbij een dodelijk slachtoffer viel. Nadien heeft betrokkene zijn alcoholgebruik voortgezet en kwam opnieuw tot brandstichting waarvoor hij werd veroordeeld. Er zijn verder diverse aanwijzingen dat betrokkene sindsdien zijn alcoholgebruik niet onder controle heeft. (…)
Onderzoekers concluderen tot een stoornis in gebruik van alcohol waarvan de ernst en etiologie onduidelijk is gebleven. Onduidelijkheid is blijven bestaan omtrent zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag. Onderzoekers hebben geen zicht gekregen op zijn seksualiteit.
Op basis van de geraadpleegde stukken zou men kunnen veronderstellen dat er bij betrokkene diverse aanwijzingen zijn voor pyromanie. Onduidelijk is of hij ook zonder alcohol gefascineerd is door brand, vuur, brandstichting. Intoxicatie door alcohol sluit pyromanie uit. In de brandstichting waarvoor destijds de tbs-maatregel werd opgelegd en waarbij een slachtoffer viel was er sprake van een wraakmotief hetgeen pyromanie uitsluit. Het meest waarschijnlijk is dat brandstichting een onderdeel is van zijn antisociaal arsenaal om met zijn ongenoegens en behoefte aan aandacht om te gaan.
De kern van de psychopathologie die thans onderbouwd kan worden is de gebrekkige ontwikkeling die van jongs af aan aanwezig is. Daarnaast is er sprake van een stoornis in gebruik van alcohol. (…)
De gebrekkige ontwikkeling en de stoornis in gebruik van alcohol bestonden ook ten tijde van hetgeen betrokkene ten laste wordt gelegd.
Betrokkene heeft niet met onderzoekers gesproken over de hem ten laste gelegde feiten. Het is onduidelijk of en in hoeverre de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed en een doorwerking had in de hem ten laste gelegde feiten indien bewezen. Betrokkene schopt al heel lang tegen de buitenwereld maar kan ook vriendelijk zijn. Betrokkene laat ook grensoverschrijdend gedrag zien zonder dat hij alcohol heeft gebruikt. Het is dus wel te onderbouwen dat het niet alleen de alcohol is die zijn disfunctioneel gedrag mogelijk maakt. Al met al kan een doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling niet onderbouwd worden. Ondergetekenden onthouden zich op grond van het voorgaande van een gedragskundig advies omtrent het toerekenen betreffende alle feiten die hem ten laste worden gelegd.
Vanwege het weigeren van het onderzoek kan er geen geïndividualiseerde op psychopathologie gebaseerde risicoprognose worden gemaakt. Wel kan gesteld worden op basis van louter statistische (historische) factoren zoals omschreven in de HKT-R dat er statistisch een hoog risico is voor algemeen geweld. Daarbij komt dat volgens de SAPROF die beschermende factoren in kaart brengt, er nauwelijks beschermende factoren aanwezig zijn.
Gezien de uitkomsten van het onderzoek onthouden de ondergetekenden zich van aanbevelingen voor interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken en van een advies omtrent een eventueel juridisch kader waarbinnen dit zou moeten plaatsvinden.”
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de zaak van verdachte moet worden afgedaan met een gevangenisstraf, of dat er aanleiding is om verdachte (eventueel daarnaast) een strafrechtelijke maatregel, zoals terbeschikkingstelling, al dan niet met verpleging van overheidswege, op te leggen.
Om de maatregel van terbeschikkingstelling te kunnen opleggen dient, op grond van het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Het moet dan gaan om bewezen verklaarde misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts is volgens de wet voor een last tot terbeschikkingstelling een advies van twee gedragsdeskundigen, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, vereist.
Uit de hiervoor besproken rapportage blijkt dat verdachte een weigerende observandus is in de zin van artikel 37a, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van deze bepaling kan ook aan een weigerende observandus de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. De eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht vervalt in dat geval. Ook dan blijft evenwel vereist dat wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het feit of de feiten. Zonder die vaststelling is oplegging van de maatregel niet mogelijk. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt om die vaststelling te doen. De rechter zal zich daarbij in sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen, maar als de gedrags-deskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap kunnen verant-woorden, moet de rechter uiteindelijk oordelen of een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig was. Voor de beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wel hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens?
Het hof hecht in het bijzonder waarde aan het hiervoor genoemde rapport van het Pieter Baan Centrum van 31 juli 2020, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van psycho-pathologie in de vorm van een gebrekkige ontwikkeling die van jongs af aan aanwezig is. Daarnaast is er sprake van een stoornis in gebruik van alcohol. De gebrekkige ontwikkeling en de stoornis in gebruik van alcohol bestonden ook ten tijde van hetgeen verdachte ten laste wordt gelegd. Het hof is van oordeel dat het rapport van het Pieter Baan Centrum op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de bevindingen en conclusies van de deskundigen goed zijn onderbouwd. Het hof volgt de conclusies en het advies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Recidiverisico?
Vanwege de weigerende houding van verdachte hebben de onderzoekers geen geïndividua-liseerde op psychopathologie gebaseerde risicoprognose kunnen maken. Wel hebben zij gesteld op basis van statistische en historische factoren dat er statistisch een hoog risico is voor algemeen geweld. Daarbij komt dat er nauwelijks beschermende factoren aanwezig zijn.
Conclusie.
Naar het oordeel van het hof zijn de stoornis van verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. Teneinde de maatschappij hiertegen te beschermen zal de afdoening van de strafzaak een zo groot mogelijke garantie moeten inhouden dat verdachte behandeld wordt. Gelet hierop is het hof van oordeel dat behandeling en begeleiding in een strak en gedwongen kader geïndiceerd is. Het hof ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Het hof overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten 1 tot met 4 van parketnummer 01/879513-19 en het feit onder parketnummer 01/860349-19 betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts geldt voor het hierna in de zaak met parketnummer 01/879513-19 onder 5 als bedreiging (artikel 285 Sr) te kwalificeren feit dat sprake is van een misdrijf dat op grond van het bepaalde in artikel 37a lid 1 onder 1 is aangewezen als een misdrijf waarvoor de verdachte op last van de rechter ter beschikking kan worden gesteld. Het hof zal terbeschikkingstelling opleggen en voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt, nu de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen dit eist.
Het hof neemt ook in aanmerking de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf.
Genoemde bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Het hof ziet geen aanleiding voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, nu het, gelet op de weigerende houding van verdachte mee te werken aan onderzoeken, niet reëel is dat verdachte daaraan zal meewerken en het, door het gebrek aan medewerking door verdachte, ook niet mogelijk is om passende bijzondere voorwaarden te verbinden aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het hof is voorts van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur, naast de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte, op zijn plaats. Gelet op het voorgaande zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof zal een lichtere straf opleggen dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, nu het hof van oordeel is dat deze de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven laptop van het merk HP, toebehorende aan verdachte, met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-860349-19 is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in de staat waarin het zich bevindt in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1.1.
De benadeelde partij [Aangeefster 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 9.357,66, bestaande uit € 7.757,66 aan materiële schade en € 1.600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is voor wat betreft het materiële gedeelte opgebouwd uit de volgende posten:
Inboedel auto € 1.150,00
Camerasysteem € 4.779,78
Verlofuren € 1.416,48
Dermatoloog € 233,40
Psycholoog € 160,00
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 3.709,88. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
1.2.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [Aangeefster 1] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1 en 5 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden tot het door haar in totaal gevorderde bedrag van € 9.357,66, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna bepaald. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof overweegt in het bijzonder ten aanzien van de door de benadeelde partij geclaimde kosten voor het plaatsen van een camerasysteem aan de gevel van haar woning het volgende. Blijkens de aangifte van [Aangeefster 1] voelde zij zich na de bewezenverklaarde brandstichting van haar auto, begaan op 10 november 2018, thuis totaal niet meer veilig. Ten einde het als gevolg hiervan ontstane gevoel van onveiligheid te verminderen is [Aangeefster 1] uiteindelijk overgegaan tot de aanschaf van het camerasysteem. Aldus is het hof van oordeel dat de in dit verband gemaakte kosten kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade (verg. arrest HR d.d. 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:840).
Het hof is – anders dan de rechtbank - van oordeel dat het gehele gevorderde bedrag wegens immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Ook de wettelijke rente komt voor vergoeding in aanmerking, ten aanzien van de post inboedel auto vanaf 10 november 2018, ten aanzien van de overige posten vanaf 19 mei 2020, de datum van indienen van de vordering, tot aan de dag der algehele voldoening.
2.1.
De benadeelde partij [Stichting X] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,=, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
2.2.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [Stichting X] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer
01-879513-19 onder 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het door haar gevorderde bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2019 (factuurdatum) tot de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregelen
1. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [Aangeefster 1] is toegebracht tot een bedrag van € 9.357,66, te vermeerderen met de wettelijke rente. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna bepaald
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoe-ding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
2. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [Stichting X] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Verzoek schadevergoeding verdachte
Ten aanzien van het door verdachte gedane verzoek tot schadevergoeding in verband met het laten inslapen van zijn hond, overweegt het hof dat verdachte zich in dit kader kan wenden tot de civiele rechter nu de door hem -kennelijk- gestelde onrechtmatige daad niet afkomstig is van een slachtoffer als bedoeld in artikel 51a, eerste lid onder a en 1, Sv. Aldus is er geen grondslag voor de strafrechter om zich uit te laten over dit verzoek.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, opgelegd bij vonnis van politierechter te 's-Hertogenbosch van 4 september 2018 onder parketnummer
01-052594-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 142, 157, 240b en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer
01-860349-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 01-860349-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven
HP laptop (goednummer G543049).
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangeefster 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.357,66 (negenduizend driehonderdzevenenvijftig euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 7.757,66 (zevenduizend zevenhonderdzevenenvijftig euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangeefster 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 1 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.357,66 (negenduizend driehonderdzevenenvijftig euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 7.757,66 (zevenduizend zevenhonderdzevenenvijftig euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 81 (eenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2018 over een bedrag van € 1.150,00 ter zake van inboedel auto en op 19 mei 2020 over een bedrag van € 6.607,66 ter zake van overige posten alsmede de immateriële schade.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Stichting X] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Stichting X] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879513-19 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2019.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 's-Hertogenbosch van 4 september 2018, parketnummer 01-052594-18, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 7 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.C.J.E. Meeuwis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, genummerd OB1R019024 Casey, aantal pagina’s: 1-439. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 10 november 2018, pagina 271-272.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2018, pagina 287-289.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2018, pagina 284-286.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2018, pagina 312-315.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2018, pagina 316.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 november 2018, pagina 318-319.
8.Een geschrift betreffende het NFI rapport d.d. 24 mei 2019, pagina 320-325.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2019, pagina 216-218.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2019, pagina 220-223.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2019, pagina 224.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2019, pagina 234.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 februari 2019, pagina 256-257.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 februari 2019, pagina 254-255.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2019, pagina 247.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2019, pagina 259-260.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2019, pagina 249-250.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2019, pagina 248.
19.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 mei 2019, pagina 187-188.
20.Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing d.d. 18 mei 2019, pagina 193 en 194.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2019, pagina 189.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2019, pagina 203-205.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2019, pagina 206.
24.Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2019.
25.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2020.
26.Proces-verbaal aangifte d.d. 28 mei 2019, pagina 154-156.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 augustus 2019, pagina 180-181.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019, pagina 157-159.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019, pagina 162-166.
30.Proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden 28 mei 2019, pagina 168-172.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2019, pagina 173-175.
32.Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2019.
33.Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2019.
34.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2020.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 september 2015, pagina 108-110.
36.Proces-verbaal aangifte d.d. 21 mei 2019, pagina 209-211.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 mei 2019, pagina 212-213.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 mei 2019, pagina 214-215.
39.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2020.
40.Proces-verbaal analyse printlijsten d.d. 6 mei 2019, pagina 115-124.
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, pagina 149-153.
42.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 september 2020.
43.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, genummerd OBRBD19022 Joyride, aantal pagina’s: 1-338. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
44.Proces-verbaal beschrijving onderzoek kinderpornografische afbeeldingen d.d. 8 augustus 2019, Proces-verbaal nummer 2, documentcode 20190805.1135.6160, pagina 31-246.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2019, pagina 247.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 september 2019, pagina 297-299.
47.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 september 2020.