ECLI:NL:GHSHE:2022:4204

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
20-000895-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, hennep en hasjiesj

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van diverse hoeveelheden cocaïne, hennep en hasjiesj. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, wat het hof in stand heeft gehouden. De zaak kwam aan het licht na een gemeentelijke controle op een bedrijfsverzamelgebouw in Breda, waar verdachte en zijn medeverdachte werden aangetroffen. Tijdens de controle werden verdachte en zijn medeverdachte staande gehouden en bleek dat er verdovende middelen in de loods aanwezig waren. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat de staandehouding onrechtmatig was en dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugs. Het hof concludeerde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Tevens werd de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Audi en de teruggave van een mobiele telefoon en geldbedrag aan de verdachte gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000895-21
Uitspraak : 5 december 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 april 2021 in de strafzaak met parketnummer 02-800134-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1993,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1) en ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2 ), de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van de inbeslaggenomen mobiele telefoon en heeft het de inbeslaggenomen personenauto en het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.173 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 17.600 gram hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
een hoeveelheid van ongeveer 2.800 gram hasjiesj, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.173 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 27 februari 2018 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 12.220 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
een hoeveelheid van ongeveer 2.700 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat de staandehouding van de verdachte bij gebrek aan verdenking onrechtmatig was. Daarnaast zijn tijdens de staandehouding aan de verdachte vragen gesteld met betrekking tot diens betrokkenheid aan enig strafbaar feit zonder dat hem eerst de cautie was gegeven en hij evenmin eerst is gewezen op zijn recht een raadsman te consulteren. Ten slotte was er ten tijde van de fouillering, waarbij onder andere een zender en een autosleutel zijn aangetroffen, geen sprake van ernstige bezwaren en was de politie dan ook niet bevoegd om onderzoek aan de kleding te verrichten. De resultaten van die onrechtmatigheden dienen dan ook van het bewijs te worden uitgesloten en de verdachte dient hierdoor, bij gebreke aan overig bewijs, van beide tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde cocaïne aanwezig heeft gehad. Met betrekking tot de cocaïne in de Audi heeft het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek gedaan naar de andere aan die Audi te koppelen personen en voorts is de zogeheten ‘chain of custody’ of ‘chain of evidence’ doorbroken waardoor niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat de vingerafdruk van de verdachte op één van de pakketten cocaïne is aangetroffen. Het aantreffen van de vingerafdruk van de verdachte op het bruine plakband beantwoordt niet de vraag of de verdachte op enig moment een van de vier pakketten cocaïne heeft aangeraakt. Met betrekking tot de cocaïne in de loods kan niet worden gesproken van (medeplegen van) het aanwezig hebben daarvan, omdat het niet de loods van de verdachte was en ongeacht de vraag of hij de drugs heeft gezien en/of geroken, deze drugs zich niet in zijn machtssfeer bevonden.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde is subsidiair eveneens bepleit dat met betrekking tot de hennep en hasjiesj in de loods niet kan worden gesproken van (medeplegen van) het aanwezig hebben daarvan, nu deze verdovende middelen zich niet in de machtssfeer van de verdachte bevonden. Ten aanzien van de hennep op de eerste verdieping blijkt voorts niet dat de verdachte op die verdieping is geweest. Met betrekking tot de hennep in de Mini Cooper heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bekend dat die hennep alleen van hem was. Voorts is de verdachte op geen enkele manier te herleiden tot de Mini Cooper en de BMW, waardoor niet kan worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de inhoud van deze voertuigen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de bewijsgaring
Het hof overweegt met betrekking tot de gestelde vormverzuimen als volgt.
Het hof stelt vast dat in het kader van een bestuursrechtelijke handhaving het bedrijventerrein aan het [adres loods] te Breda is gecontroleerd. Enkele van de daar aanwezige werknemers dachten dat er af en toe vreemde activiteiten plaatsvonden op onder andere het adres [adres loods] [nummer loods] . Er zouden bij deze loods regelmatig dure auto’s staan waar jongeren in reden. De huurder van het pand bleek [bedrijf 1] te zijn en hij werd gebeld om het pand te laten openen. Deze liet weten dat hij iemand met een sleutel langs zou sturen om de loods voor de gemeente ter controle te openen. Wanneer ongeveer anderhalf uur later gezien wordt dat er een aantal auto’s bij het pand [nummer loods] staan die daar eerder niet stonden, gaan de bij deze controle betrokken ambtenaren terug naar het pand [nummer loods] . Zodra de verdachte een van deze ambtenaren ziet aankomen sluit hij direct de toegangsdeur waarna vervolgens een deur aan de achterzijde van pand [nummer loods] opengaat en de verdachte en zijn medeverdachte hard wegrennen. Het terrein wordt afgezet waarna de verdachte en de medeverdachte worden staande gehouden. Desgevraagd delen zij mede dat zij niet aan het rennen waren maar een spelletje aan het doen waren (p. 40). Ook wisten zij niet uit welke loods zij kwamen, maar konden de eigenaar van loods acht wel vragen om de deur open te doen (p. 38).
Gelet op deze feiten en omstandigheden – met name gelet op hetgeen door enkele werknemers is medegedeeld over hetgeen zij reeds eerder hadden waargenomen, het feit dat ineens auto’s uit het duurdere segment nabij de loods stonden en zodoende een zekere mate van bevestiging ontstond van hetgeen de werknemers hadden verteld, de omstandigheid dat de roldeur werd gesloten juist op het moment dat de controlerende ambtenaren zich naar het pand begaven, terwijl het pand – volgens toezegging van de huurder – zou worden geopend ter controle, alsmede gelet op het feit dat de verdachte en de medeverdachte vervolgens via de andere zijde van dat pand wegrenden – was op dat moment sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Hiermee ontstond de bevoegdheid de verdachte en de medeverdachte staande te houden en hun identiteit vast te stellen. Naar aanleiding daarvan is gebleken dat de verdachte antecedenten heeft ter zake van de Opiumwet. Voorts is nadien gebleken dat de auto’s die nabij de loods stonden werden gehuurd bij verhuurbedrijf [bedrijf 2] , welk bedrijf ambtshalve bekend staat als autoverhuurbedrijf aan personen met criminele antecedenten.
Het hof stelt vast dat tijdens de staande houding aan de verdachte vragen zijn gesteld met betrekking tot diens mogelijke betrokkenheid bij een verondersteld strafbaar feit. Gegeven het feit dat op dat moment reeds sprake was van een verdenking had inderdaad, zoals de verdediging heeft gesteld, de cautie gegeven moeten worden. Ook had de verdachte gewezen moeten worden op zijn recht op bijstand van een raadsman. Nu het procesdossier hieromtrent niets vermeldt is dit naar mag worden aangenomen niet gebeurd. Het hof constateert dat er dan ook sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof constateert voorts evenwel dat de gegeven antwoorden geen bewijs opleveren dat de verdachte en/of de medeverdachte een of meer van de tenlastegelegde feiten hebben gepleegd. De verdachte heeft zodoende geen nadeel ondervonden van deze vormverzuimen. Bij gebrek aan nadeel en gegeven het feit dat de verklaringen geen bewijs opleveren is het niet mogelijk en ligt het niet in de rede om dat wat geen bewijs is van het bewijs uit te sluiten.
Ten slotte stelt het hof met betrekking tot de fouillering het volgende vast. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet zijn opsporingsambtenaren bevoegd een persoon, verdacht van een bij de Opiumwet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, aan de kleding te onderzoeken. Het hof stelt vast dat daarvan op het moment van het fouilleren van de verdachte nog geen sprake was. Derhalve is ook hier sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft bepleit dat daarom bewijsuitsluiting dient te volgen van met name de afstandsbediening van de loods [adres loods] [nummer loods] en de autosleutel van de Audi, welke tijdens de fouillering van de verdachte zijn aangetroffen. Deze sleutels hebben geleid tot het aantreffen van de verdovende middelen en kunnen dan ook als bewijsmiddel dienen. Het hof oordeelt daarover als volgt.
Met het bekend worden van de antecedenten van de verdachte op het gebied van de Opiumwet, bezien in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden, had de politie zowel de bevoegdheid om beide verdachten op grond van artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering aan te houden als de bevoegdheid om zich op grond van artikel 9, eerste lid, onder b van de Opiumwet toegang te verschaffen tot de loods waar de verdovende middelen zijn aangetroffen. Met de aanhouding zouden als gevolg van een veiligheids- en insluitingsfouillering de afstandsbedieningen en de autosleutels naar voren zijn gekomen. Deze werden evenwel voordien aangetroffen nu beide verdachten reeds aan de kleding waren onderzocht. In navolging van de verdediging is het hof van oordeel dat de politie daar op dat moment, bij gebrek aan ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet, niet toe bevoegd was. Ondanks dat de fouillering van de verdachte dus onrechtmatig was, heeft de verdachte geen rechtens te beschermen nadeel daarvan ondervonden aangezien deze voorwerpen op een andere, rechtmatige grondslag ook zouden zijn aangetroffen en beslag daarvan onder de gegeven omstandigheden in de rede had gelegen. Bovendien betrof het niet een pand dat door de verdachte of zijn medeverdachte werd gehuurd en het betreden van dat pand derhalve reeds om deze reden niet onrechtmatig jegens de verdachte of zijn medeverdachte was. Onverminderd dit gegeven gaat het hof er voorts vanuit dat het pand ook zonder dat deze voorwerpen zouden zijn aangetroffen, zou zijn betreden nu dit reeds vóór het ontstaan van de verdenking werd beoogd en de eenmaal ontstane verdenking een niet te veronachtzamen extra reden opleverde om het pand te betreden. Daarmee staat het aantreffen van de hennep, gelet op de duidelijk aanwezige hennepgeur, vast en het leggen van een mogelijk verband met de verdachten evenzeer. Het hof ziet dan ook geen reden om het aantreffen van de afstandsbedieningen en de autosleutels bij de verdachte en de medeverdachte van het bewijs uit te sluiten. Evenmin ziet het hof reden om strafvermindering toe te passen. Het hof zal hier volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Met betrekking tot de cocaïne in de Audi
Bij de verdachte wordt tijdens zijn fouillering een autosleutel van een Audi aangetroffen. In de straat achter de straat waar de verdachte woont, wordt de auto behorende bij de autosleutel aangetroffen en in deze auto wordt in totaal 4.029 gram cocaïne aangetroffen (p. 220). Op het bruine plakband waarmee de cocaïne onder andere was verpakt, wordt een vingerafdruk van de rechterduim van de verdachte aangetroffen. Dat deze vingerafdruk daar wordt aangetroffen doordat de verdachte het bruine plakband zou hebben aangeraakt bij het verplaatsen ervan naar de achterbank acht het hof, mede bezien in het licht dat de verdachte niet heeft willen verklaren wie vóór en na hem de auto zou hebben gebruikt, ongeloofwaardig. Datzelfde geldt voor de verklaring van de verdachte dat hij de Audi op 27 februari 2018 enkel zou hebben gebruikt voor het doen van boodschappen voor zijn moeder. Het verweer dat het plakband maar op één manier kan worden vastgehouden, is, behalve niet juist, rechtens niet relevant nu dit geen afbreuk kan doen aan de nu eenmaal bestaande en ten aanzien van de verdachte belastende vaststelling dat een afdruk van zijn rechterduim op het plakband is aangetroffen.
Het dossier omvat op pagina 452 een overzicht van inbeslaggenomen goederen die behoren bij het object ‘ [straat 1] ’. De [straat 1] is de straat waar de Audi A1 met in totaal 4.029 gram cocaïne op 28 februari 2018 is aangetroffen (p. 187). Aan deze locatie is een lettercode toegekend, te weten Bv1 (p. 452). Voorts zijn aan alle op die locatie inbeslaggenomen goederen zogenoemde IBN codes toegekend die allen beginnen met Bv1. Voor zover relevant gaat het om de volgende IBN codes met omschrijving van de goederen.
IBN codes
Bv1.01.01 transparante folie, bruine plakbank, carbonpapier
Bv1.02.02 transparante folie, bruine plakbank, carbonpapier
Bv1.03.03 transparante folie, geel/bruine brede plakbank, carbonpapier
Bv1.04.04 transparante folie, bruine plakbank, carbonpapier
In het proces-verbaal sporenonderzoek (p. 415-418) is een lijst opgenomen van sporen en sporendragers. Voor zover relevant gaat het hier om het volgende spoor en de volgende sporendrager.
Dacty spoor
Spoornummer: PL2000-2018047638-113463
SIN: AAIF1705NL
Relatiemet SIN: AAJT3447NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Wijze veiligstellen: Folie
Tijdstip veiligstellen: 27 maart 2018 te 15:10 uur
Plaats veiligstellen: Op sporendrager verpakking bruine plakband
Sporendrager
Goednummer: PL2000-2018047638-1856133
SIN: AAJT3447NL
Relatiemet SIN: AAIF1705NL
Object: Plakband
Land: Nederland
Registratienummer: BV1.02.02
Inhoud: 1 stuks verpakking transparante folie, bruine brede plakband met folie gele brede plakband met folie, carbonpapier
Uit dit overzicht blijkt dat bij
sporendragerAAJT3447NL het registratienummer BV1.02.02 staat vermeld. Dit registratienummer is gelijk aan de IBN code Bv1.02.02 zoals vermeld op het reeds aangehaalde overzicht van inbeslaggenomen goederen welke in de Audi A1 op de [straat 1] op 28 februari 2019 zijn aangetroffen. Hiermee staat de relatie tussen het beslag en de
sporendragerAAJT3447NL vast. Voorts blijkt uit dit overzicht (p. 417) de relatie tussen de
sporendragerAAJT3447NL en het daarvan verkregen
spoorAAIF1705NL.
Blijkens het rapport dactyloscopisch spoor (p. 422-426) is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor AAIF1705NL en de rechterduim van de verdachte.
Uit het vorenstaande volgt dan ook dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, een ononderbroken keten van sporennummers bestaat tussen het inbeslaggenomen goed en de daarop aangetroffen duimafdruk van de verdachte. Het hieromtrent gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
Naast de afdruk van de rechterduim van de verdachte is blijkens spoornummer AAIF1709NL op folie waarmee de cocaïne was ingepakt een vingerafdruk gevonden van [medeverdachte 2] . Dit gegeven betrekt het hof bij het oordeel dat sprake is geweest van medeplegen.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in de Audi.
Met betrekking tot de cocaïne, hennep en hasjiesj in de loods
Naar het oordeel van het hof kan het gelet op de reeds hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet anders zijn dan dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op het moment van aantreffen enkel bij de loods aanwezig waren om de daar aanwezige verdovende middelen op te halen en deze daarmee te onttrekken aan de daar uitgevoerde bestuursrechtelijke controle van de gemeente. De verklaring van de verdachte dat hij enkel bij de loods aanwezig was omdat hij op zoek was naar een pand voor zijn koeriersbedrijf, acht het hof in het geheel niet geloofwaardig aangezien deze verklaring niet strookt met de wijze waarop de verdachte uit de loods vertrok, namelijk door onder de laag hangende roldeur te bukken en weg te rennen, hetgeen uit de foto op pagina 407 van het politiedossier valt af te leiden en zoals dat ook in processen-verbaal van bevindingen staat beschreven. Het hof neemt in zijn oordeel tevens mee dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verschillend verklaren over hoe en waarom zij bij de loods aanwezig waren en waarvan beiden in het bezit waren van een (elektronische) sleutel. De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de verdovende middelen in de loods, acht het hof dan ook ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende komen vast te staan dat de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen – te weten de cocaïne, hennep en hasjiesj – in de loods, alsook dat die verdovende middelen zich in zijn machtssfeer bevonden. De omstandigheid dat de verdachte de loods niet huurde, alsook dat hij stelt niet op de eerste verdieping van de loods te zijn geweest, doet daar niet aan af.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, hennep en hasjiesj in de loods aan het [adres loods] [nummer loods] .
Met betrekking tot de hennep in de Mini Cooper
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] binnen een tijdspanne van slechts acht minuten bij de loods aan het [adres loods] [nummer loods] arriveert, de Mini Cooper naar binnen rijdt, weer naar buiten rijdt, terug loopt naar de loods en vervolgens één minuut later samen met de verdachte hard de loods uit rent. Uit die beschrijvingen volgt dat de verdachte in de loods was op het moment dat ook de medeverdachte en de Mini Cooper daar waren. Voorts is in de Mini Cooper een ‘overeenkomst basis voor ondernemen’ van de [bank] aangetroffen die is geadresseerd aan de verdachte.
Zoals het hof eerder heeft overwogen kan het, gelet op alle feiten en omstandigheden uit het dossier, niet anders zijn dat dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , die elkaar sinds hun jeugd kennen en die over en weer over elkaars huissleutel beschikken, enkel bij de loods aanwezig waren om samen de daar aanwezige verdovende middelen op te halen en aldus te onttrekken aan de daar uitgevoerde bestuursrechtelijke controle van de gemeente.
Naar het oordeel van het hof is daarmee komen vast te staan dat de verdachte wetenschap had van de hennep in de Mini Cooper, alsook dat die hennep zich in verdachtes machtssfeer bevond. De omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat de hennep in de Mini Cooper van hem was, maakt niet dat daarmee de wetenschap en machtssfeer over die hennep bij de verdachte wegvalt. Dat de medeverdachte heeft verklaard dat deze hennep alleen hem toebehoorde acht het hof gelet op het vorenstaande dan ook ongeloofwaardig.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de Mini Cooper.
Met betrekking tot de hennep in de BMW
Het hof heeft, met de rechtbank, de advocaat-generaal en in navolging van de verdediging, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de hennep in de BMW opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van dit voertuig, noch dat deze hennep zich in zijn machtssfeer bevond. De verdachte is immers niet te herleiden tot deze BMW. Het hof zal de verdachte derhalve van deze tenlastegelegde hoeveelheid hennep vrijspreken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne, alsmede hoeveelheden hennep en hasjiesj. Hoewel het hof, evenals de rechtbank, de handel in drugs niet bewezen acht, is uit het dossier voldoende duidelijk geworden dat de aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen bedoeld waren voor de drugshandel. Daarnaast was de loods waarin een deel van de drugs is aangetroffen ingericht als distributiecentrum voor verdovende middelen. Met deze omstandigheid, waar een zekere mate van organisatie en professionaliteit vanuit gaat, houdt het hof in strafverzwarende zin rekening bij de bepaling van de strafmaat.
Het gebruik van hard- en softdrugs brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Zo kan het gebruik van verdovende middelen, met name harddrugs, tot blijvende schade aan het zenuwstelsel leiden. Ook werkt het gebruik van verdovende middelen verslaving in de hand met veelal vermogenscriminaliteit en overlast in de samenleving tot gevolg. Het telen van hennep en het bewerken van cocaïne, alsmede de handel in dergelijke drugs, gaan daarnaast vaak samen met zware criminaliteit en dit brengt tevens overlast met zich mee. De verdachte heeft door het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen een aanzienlijke rol gehad in het gehele criminele circuit rondom de drugshandel. Hij heeft zich niet bekommerd om de nadelige gevolgen hiervan en heeft enkel zijn eigen belang voor ogen gehad. Voorts heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven en heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevindt zich tevens een veroordeling ter zake van overtreding van de Opiumwet die dateert van vóór het bewezenverklaarde, doch niet recent.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte drie eigen bedrijven heeft: een transportbedrijf, een afhaalrestaurant en een kapperszaak. De verdachte is getrouwd en zijn vrouw is in verwachting.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs zoals is bewezenverklaard in georganiseerd verband uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden. Met betrekking tot de bewezenverklaarde hoeveelheid softdrugs gaan de oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het hof is derhalve van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende. Het hof stelt vast dat de verdachte op 28 februari 2018 in verzekering is gesteld, terwijl de rechtbank op 2 april 2021 vonnis heeft gewezen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen 2 jaren. Aldus is de redelijke termijn – als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM – met ruim 13 maanden overschreden in eerste aanleg. Van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop, althans de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, rechtvaardigen is het hof niet gebleken. Het hof zal derhalve deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof – evenals de rechtbank – de gevangenisstraf zal matigen met 2 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Teruggave aan de verdachte
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat een mobiele telefoon, te weten een iPhone 7, onder de verdachte in beslag is genomen en aan hem toebehoort. Voorts is onder de verdachte een geldbedrag van € 1.535,00 inbeslaggenomen. Ook dit geldbedrag behoort aan de verdachte toe.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van dit beslag, zal het hof de teruggave gelasten van deze mobiele telefoon en het geldbedrag aan de verdachte, als zijnde de redelijkerwijs als rechthebbende aan de merken persoon.
Verbeurdverklaring
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat een personenauto, te weten een Audi met kenteken [kenteken 1] , onder de verdachte in beslag is genomen. Met behulp van deze personenauto is het bewezenverklaarde begaan.
Het hof is derhalve van oordeel dat de personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring. Mitsdien zal het hof daartoe overgaan. Bij die beslissing heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- één personenauto (kenteken: [kenteken 1] , [gegevens Audi] Frankrijk);
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- één mobiele telefoon (Ki: Wit APPLE Iphone 7 G_445256);
- een geldbedrag van € 1.535,00.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. F. van Es en mr.drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 5 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr.drs. M.C.C. van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Bijlage bewijsmiddelen

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2018047638, zaaknummer ZBRAA18013, onderzoek Favorita, gesloten d.d. 30 juli 2018 door [hulpofficier van justitie] , hulpofficier van justitie, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-612.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2018, dossierpagina’s 37-38, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 27 februari 2018 was ik vanuit de politie als ondersteuning aanwezig bij een gemeentelijke controle van een bedrijfsverzamelgebouw op het adres [adres loods] in Breda.
Omstreeks 14:30 uur begon de gemeentelijke controle vanaf de loods op het adres [adres loods] [nummer 1] . Op deze locatie hoorde ik de hier aanwezige werknemers zeggen dat zij dachten dat er af en toe vreemde activiteiten plaatsvonden op onder andere het adres [adres loods] [nummer loods] . Zij vertelden dat bij deze loods regelmatig dure auto's stonden waarin jongeren reden. De huurder bleek het bedrijf [bedrijf 1] te zijn. De eigenaar van dit bedrijf liet de gemeenteambtenaar weten dat hij iemand met een sleutel langs zou sturen om de loods voor de gemeente ter controle te openen.
Omstreeks 16:10 uur hoorde ik collega [verbalisant 2] roepen dat er personen bij het bedrijfsverzamelgebouw aan het [adres loods] aan waren gekomen. Op dat moment liep ik richting het bedrijfsverzamelgebouw en hoorde ik dat, nadat collega’s hier aankwamen, er 2 personen uit loods [adres loods] [nummer loods] waren gerend. Ik zag dat 2 personen die, naar later bleek waren weggerend, waren staande gehouden. Ik hoorde van collega [verbalisant 3] dat een van de staande gehouden personen antecedenten had op het gebied van de Opiumwet.
Ook zag ik dat in het [adres loods] in ieder geval 2 auto’s stonden die er eerder tijdens de gemeentelijke controle niet stonden. Ik zag dat dit een Mini was met het kenteken [kenteken 2] en een BMW met het kenteken [kenteken 3] . Ik zag dat beide auto’s in de politiesystemen voorkwamen met Opiumwet gerelateerde aandachtsvestigingen. Ook zag ik dat beide auto’s werden verhuurd door het mij ambtshalve bekende autoverhuurbedrijf [bedrijf 2] uit [plaats] . Ambtshalve is mij bekend dat veel personen met criminele antecedenten hun auto bij dit verhuurbedrijf huren.
Ik hoorde van collega [verbalisant 3] dat hij een van de staande gehouden personen op grond van de Opiumwet had gefouilleerd en hierbij een groot geldbedrag van ongeveer 1.500 euro aan had getroffen. Dit geldbedrag bestond uit een briefje van 500 euro en verschillende briefjes van 10 en 20 euro. Op het moment dat ik hoorde dat collega [verbalisant 3] een groot geldbedrag had gevonden heb ik een persoon die later bleek [medeverdachte 1] te heten op de Opiumwet aan de kleding onderzocht. Ik zag dat hij in ieder geval 3 telefoons en een aantal autosleutels bij zich had. Ook zag ik dat hij naar later bleek een zender bij zich had waarmee de roldeur van de loods op het [adres loods] [nummer loods] automatisch open ging. Dit gebeurde omstreeks 16:45 uur.
Vanwege bovenstaande bevindingen besloot ik op grond van de Opiumwet de locatie [adres loods] [nummer loods] te betreden. Toen ik omstreeks 16:50 uur de locatie binnen ging rook ik een mij ambtshalve bekende geur van hennep. Op de eerste verdieping van deze locatie zag ik een doorzichtige plastic zak waarin ik hennepresten zag liggen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2018, dossierpagina’s 40-42, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 27 februari 2018 tussen 16:17 uur en 21:00 uur was ik belast met een integrale controle samen met medewerkers van de gemeente Breda. Onder leiding van de gemeente waren wij onderweg naar het pand aan de [adres loods] [nummer loods] te Breda. Ik liep op het [adres loods] samen met een aantal collega’s. Toen ik de straat/weg in liep richting het pand zag ik twee personen wegrennen vanuit een pand. Ik zag dat het twee personen waren met het volgende signalement:
Persoon 1: 175 cm a 185cm lang, sportief postuur, grijs trainingspak.
Persoon 2: 175 cm a 185cm lang, normaal postuur, licht getint uiterlijk.
Ik zag dat beide personen tegenover het pand een weg in renden en uit mijn zicht verdwenen. Ik zag dat het pand waar ze uit kwamen nummer [nummer loods] op de roldeur had staan. Ik riep naar alle collega’s dat ik mensen zag rennen en we zetten snel het terrein af. Ik liep even later terug naar het pand na een kleine zoektocht in de omgeving en zag twee personen mijn kant op lopen. Ik zag dat het de twee personen waren die eerder aan het rennen waren.
Ik sprak beide personen aan en persoon 1 bleek [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] 1993 te [geboorteplaats verdachte] , te zijn en de andere persoon bleek [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 1994 te [geboorteplaats medeverdachte 1] . Ik zocht beide personen op in het systeem en zag dat [verdachte] antecedenten had op het gebied van de Opiumwet.
Ik hoorde van een medewerker van de gemeente dat [verdachte] aan de andere zijde van het pand de voordeur snel op slot draaide toen hij de medewerker zag. Gelijk na dat moment zag ik dat ze via de achterzijde, de roldeur, het pand verlaten.
Ik besloot [verdachte] op grond van de Opiumwet aan zijn kleding te onderzoeken. Ik zag dat [verdachte] contant geld, sleutels en een telefoon uit zijn zakken haalde. Ik zag dat het contante geld een bedrag van 1.535 euro was.
Na het vinden van het geldbedrag werd [medeverdachte 1] eveneens gecontroleerd door brigadier [verbalisant 1] en hierbij werden een aantal sleutels aangetroffen.
Aan beide sleutelbossen zat een kleine zwart/zilveren afstandsbediening met knopjes a/b/c/d erop. Ik drukte op de afstandsbediening van [verdachte] op het knopje B en zag dat de roldeur van loods [nummer loods] open ging. De afstandsbediening van [medeverdachte 1] werkte precies hetzelfde en hiermee kon ook de roldeur van loods [nummer loods] worden geopend.
Nadat de roldeur open ging hoorde ik dat inspecteur [verbalisant 1] hennep rook en we besloten het pand te betreden op grond van artikel 9 van de Opiumwet. Ik liep in de loods en rook de voor mij ambtshalve bekende hennepgeur. Ik zag verpakkingsmiddelen liggen die gerelateerd worden met het verpakken van hennep. Ik liep via de trap linksachter in de hoek naar de eerste verdieping. Ik rook dat de henneplucht steeds sterker werd. Toen ik boven was zag ik een kast open staan met verpakkingsmiddelen en een weegschaal. In het kantoortje zag ik een seal/vacuümapparaat met hennepresten en plastic zakken met hierin hennepresten.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2018, dossierpagina’s 44-45, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 27 februari 2018 omstreeks 16:14 uur stonden we met twee controleteams op het [adres loods] ter hoogte van perceel [nummer 2] . Toen we ter hoogte van perceel [nummer loods] reden, zag ik in de deuropening van perceel [nummer loods] een jongeman staan in een trainingspak en zwart kort haar, naar later bleek deze jongeman de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] 1993, te zijn. Ik zag dat hij ons aan keek en meteen daarop de deur sloot. Ik zag ook dat er een aantal auto’s voor de percelen aan de oostzijde van het [adres loods] [nummer loods] , [nummer 3] en [nummer 1] stonden die ik ongeveer 20 a 30 minuten ervoor niet had zien staan. Ik zag dat er twee Audi’s en een BMW stonden, die ik ten tijde van de bedrijfscontroles niet daar had zien staan. Ik zag aan de noordzijde van het complex een Mini staan, die ik ook eerder niet bij het complex had zien staan.
[verbalisant 4] klopte op de deur en ik hoorde het geluid van een slot. Kennelijk werd de deur slotvast afgesloten op dat moment. Wij konden de buitendeur niet meer openen. Ik hoorde dat [verbalisant 4] zei: “Ik zie dat de garagedeur open gaat”, waarop ik samen met [verbalisant 4] om het businesscenter liep in de richting van de westzijde van het complex. Ik zag dat de garagedeur van perceel [nummer loods] nog ongeveer een meter open was en dat de garagedeur naar beneden ging. Kort daarna zag ik dat [verbalisant 4] met twee personen, waaronder de jongeman die later [verdachte] bleek te zijn, van achter het bedrijfspand vandaan komen lopen.
Op 27 februari 2018 omstreeks 17:22 uur werd de doorzoeking geopend. Wij zagen op de diepvrieskist een henneptop liggen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen [adres loods] [nummer loods] d.d. 5 maart 2018, dossierpagina’s 54-65, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 27 februari 2018 werd omstreeks 16:50 uur door mij op basis van een verdenking van de Opiumwet op artikel 9 van de Opiumwet de loods op het adres [adres loods] [nummer loods] betreden.
Bij het binnentreden van de loods rook ik direct een zware henneplucht.
Bij de roldeur van het pand stond een doos. In deze doos zat 920 gram hennep en 2700 gram hasj.
Op de begane grond stond ook een niet afgesloten houten kast waarin zogenaamde pony packs met verdovende middelen werden gevonden. In deze pony packs werd later (indicatief getest) 144 gram cocaïne aangetroffen.
Op de begane grond bevond zich ook een diepvries, op deze diepvries werd nog 9,67 gram aan henneptoppen aangetroffen.
Middelste kast keukenblok: 140 gram henneptoppen.
Hennepresten in de doorzichtige zakken: 23,65 gram henneptoppen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen met foto’s d.d. 28 februari 2018, dossierpagina’s 393-407, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 28 februari 2018 bekeek ik de beelden van de beveiligingscamera die gericht was op de roldeur aan het [adres loods] [nummer loods] .
Ik zag dat er op 27 februari 2017 om 16:12:32 uur een blauwe Mini Cooper met het kenteken [kenteken 2] aan de linkerzijde van het pandnummer [adres loods] [nummer 1] in beeld kwam. Ik zag dat de blauwe Mini Cooper geparkeerd werd schuin rechts tegenover loods [nummer loods] .
Ik zag om 16:12:54 uur dat er een persoon uit de Mini Cooper stapte en de persoon had het volgende signalement: 180 a 185 cm lang, licht getint uiterlijk, kort geschoren haar, zwarte jas met onderaan een witte rand, grijze trainingsbroek, grijze schoenen. Ik herkende de persoon ambtshalve als [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] , een van de verdachten die aangehouden was. Ik zag dat [medeverdachte 1] in de richting van de doorgaande weg keek en daarna terug in de Mini Cooper ging zitten. Ik zag daarna dat de roldeur van het [adres loods] [nummer loods] open ging en dat de Mini Cooper in de loods gereden werd. Aansluitend zag ik [medeverdachte 1] vanuit de deuropening nogmaals richting de doorgaande weg keek, de loods in rende en dat daarna dat de roldeur dicht ging.
Om 16:17:06 uur zag ik de roldeur open gaan en de Mini Cooper werd achteruit de loods uit gereden. Ik zag dat de Mini Cooper aan de linkerzijde van het pand [nummer 1] werd geparkeerd. [medeverdachte 1] verliet daarna de auto en liep naar de voorzijde van het pand.
Om 16:18:59 uur zag ik dat [medeverdachte 1] terug kwam lopen richting de auto en daarna naar de roldeur liep. Ik zag dat de roldeur open ging en zag dat [medeverdachte 1] de loods binnen ging. Om 16:20 uur zag ik dat de roldeur omhoog ging en dat er twee personen de loods uit renden. Een persoon herkende ik als [medeverdachte 1] de andere persoon had het volgende signalement; 180 a 185 cm lang, donker kort haar, grijze jas met capuchon en een zwarte broek. Ik herkende de persoon als [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] 1993 te [geboorteplaats verdachte] . Beide personen heb ik meerdere malen gezien in het echt en zijn onmiskenbaar degene op de camerabeelden.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Mini en BMW d.d. 28 februari 2018 met foto’s, dossierpagina’s 67-73, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 28 februari 2018 waren wij belast met het onderzoek Favorita. In het kader van dit onderzoek hebben wij een nader onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen voertuigen. Het voertuig betrof een personenauto van het merk Mini, type Clubman Cooper en voorzien van het kenteken [kenteken 2]
(het hof begrijpt [kenteken 2] ).
In de Mini hebben wij in de kofferbak een overeenkomst basis voor ondernemen aangetroffen. Deze overeenkomst is geadresseerd aan De heer [verdachte] h/o [bedrijf verdachte] , [adres bedrijf verdachte] te [plaats 2] . Deze overeenkomst is verzonden vanuit de [bank] . In deze brief staan een tweetal rekeningnummers genoemd welke gekoppeld zijn aan het bedrijf [bedrijf verdachte] .
7.
Het proces-verbaal van bevindingen met foto’s d.d. 1 maart 2018, dossierpagina’s 88-140, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In de Mini [kenteken 2] trof ik ongeveer 11 sealbags met hierin henneptoppen aan.
In totaal werden er aan verdovende middelen (gewogen en indicatief getest) aangetroffen:
Locatie Loods, [adres loods] [nummer loods] :
1093,31 gram Hennep
2799,37 gram Hasj
(het hof begrijpt dat op 27 februari 2018 2700 gram hasj isaangetroffen en op 28 februari 2018 99,37 gram)
144 gram cocaïne
Mini [kenteken 2]
11120 gram Hennep
8.
Het proces-verbaal van relaas d.d. 30 juli 2018, dossierpagina’s 5-31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Locatie codering:
A: Loods [adres loods] [nummer loods] d.d. 27-02-2018
Av1: Mini Cooper, [kenteken 2]
Bvl: Audi, [kenteken 1]
9.
Het proces-verbaal van bevindingen testen verdovende middelen locaties A, Av1, Av2 en AA d.d. 6 maart 2018, dossierpagina’s 240-246, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Op 27 februari 2018 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan ons ter beschikking werden gesteld door het onderzoeksteam van “Favorita, ZBRAA18013’.
Deze partij was inbeslaggenomen bij verdachten:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Naam: [achternaam medeverdachte 1]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 1]
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
-Goednummer: A.01.01.001
Hoeveelheid: 139 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: A.01.02.001
Hoeveelheid: 22,65 gr. bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: A.02.01.001
Hoeveelheid: 2699 gr bruto hasj
Aangetroffen in plasticfolie totaal 27 pakketjes.
-Goednummer: A.02.01.002
Hoeveelheid: 919 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: A02.02.001
Hoeveelheid: 9,67 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.04.001
Hoeveelheid: 1039 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001
Hoeveelheid: 1039 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Avl.05.001.01
Hoeveelheid: 1039 bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Avl.05.001.02
Hoeveelheid: 1039 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001.03
Hoeveelheid: 1039 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001.04
Hoeveelheid: 1039 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Avl.05.001.05
Hoeveelheid: 1039 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001.06
Hoeveelheid: 1019 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001.07
Hoeveelheid: 1019 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001.08
Hoeveelheid: 1019 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
-Goednummer: Av1.05.001.09
Hoeveelheid: 779 gr bruto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een sealbag.
De genoemde plantdelen, waarvan de hars niet was onttrokken, werd door ons herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door ons een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de sporenlijst is vermeld. Deze monsters werden getest, waarbij gebruik werd gemaakt van MMC NARCOTEST Cannabis. De test gaf een POSITIEVE reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst II, onderdeel b van Opiumwet.
10.
Het proces-verbaal doorzoeking Audi met foto’s, dossierpagina’s 187-203, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 28 februari 2018 werd onderzoek ingesteld naar een Audi autosleutel welke bij de aangehouden verdachte [verdachte] werd aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat verdachte [verdachte] in de Gemeentelijke Basis Administratie geregistreerd staat op het adres [adres bedrijf verdachte] te [plaats 2] .
Op 28 februari 2018, omstreeks 15:20 uur, zijn wij naar het bovengenoemde adres gereden. Ter plaatse zagen wij dat er voor de woning geen voertuig van het merk Audi stond. Hierop hebben wij verder in de wijk uitgekeken naar een Audi. Een huizenblok achter de woning van verdachte [verdachte] troffen wij een zilverkleurige Audi aan welke stond geparkeerd in een parkeervak. Dit was in de straat [straat 1] ter hoogte van nummer [nummer 4] .
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , drukte op de afstandsbediening van de Audi sleutel. Wij zagen dat de alarmlichten oplichtten van de Audi die daar geparkeerd stond. Wij zagen dat er Franse kentekenplaten op de Audi zaten. Wij zagen dat het kenteken [kenteken 1] betrof.
Omdat verdachte [verdachte] aangehouden was als verdachte van overtreding op de Opiumwet hebben wij het voertuig doorzocht. In de kofferbak troffen wij een groen/zwarte rugtas aan. Wij zagen dat er in de rugtas vier blokken zaten welke omwikkeld waren middels plastic.
Eenmaal aangekomen op het bureau heb ik, verbalisant [verbalisant 5] , een nader onderzoek ingesteld naar de vier ingepakte blokken. Allereerst heb ik de vier blokken afzonderlijk van elkaar gewogen. Ik zag dat de vier blokken een bruto gewicht hadden van:
Blok 1: 1132gram
Blok 2: 1096 gram
Blok 3: 1091 gram
Blok 4: 1125 gram
Een totaal gewicht van de 4 blokken was 4444 gram.
Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 5] , op 28 februari 2018 om 16:50 uur een onderzoek ingesteld naar de inhoud van de verpakking. De kleur, samenstelling en geur gaven mij een indicatie dat het een cocaïne gelijkende stof moest zijn. Bij een door mij gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat deze stof, positief reageerde op de aanwezigheid van: Cocaïne.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen testen verdovende middelen locaties A, Av2 en Bv1, dossierpagina’s 219-222, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 8] :
Op 27 februari 2018 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan ons ter beschikking werden gesteld door het onderzoeksteam van “Favorita, ZBRAA18013’.
Deze partij was inbeslaggenomen bij verdachten:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Naam: [achternaam medeverdachte 1]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 1]
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
A.02.03.001/445240: 143 gram netto wit poeder uit een totale partij van 144 gram netto per gram separaat verpakt in ponypacks.
Bvl.01/445693: 1007 gram netto wit poeder uit een totale partij van 1008 gram netto, verpakt in een aantal lagen van buiten naar binnen.
Bvl.02/445698: 1002 gram netto wit poeder uit een totale partij van 1003 gram netto, verpakt in een aantal lagen van buiten naar binnen.
Bv1.03/445703: 1008 gram netto wit poeder uit een totale partij van 1009 gram netto, verpakt in een aantal lagen van buiten naar binnen.
Bvl.04/445710: 1008 gram netto wit poeder uit aantal lagen van buiten naar binnen.
SPORENLIJST:
Goednummer: A.02.03.001.01/445569
SIN: AADK6672NL
Monster: 1 gram van de totale partij van 144 gram.
Goednummer: Bvl.01.00/445696
SIN: AADK6671NL
Monster: 1 gram van de totale partij van 1008 gram.
Goednummer: Bvl.02.00/445699
SIN: AADK6670NL
Monster: 1 gram van de totale partij van 1003 gram.
Goednummer: Bv1.03.00/445707
SIN: AADK6669NL
Monster: 1 gram van de totale partij van 1009 gram.
Goednummer: Bvl.04.00/445711
SIN: AADK6668NL
Monster: 1 gram van de totale partij van 1009 gram.
12.
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 6 april 2018, dossierpagina’s 229-230, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, voor zover inhoudende:
Kenmerk: Omschrijving: Conclusie:
AADK6668NL monster crèmekleurig poeder en brokjes bevat cocaïne
AADK6669NL monster crèmekleurig poeder en brokjes bevat cocaïne
AADK667ONL monster crèmekleurig poeder en brokjes bevat cocaïne
AADK6671NL monster crèmekleurige brokjes bevat cocaïne
13.
Het NFI-rapport NFiDENT d.d. 5 april 2018, dossierpagina’s 235-236, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, voor zover inhoudende:
Kenmerk: Omschrijving: Conclusie:
AADK6672NL monster crèmekleurig poeder en brokjes bevat cocaïne.
14.
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 27 maart 2018, dossierpagina’s 411-413, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
Dacty sporen
Spoornummer: PL2000-2018047638-113463
SIN: AAIF1705NL
Relatie met SIN: AAJT3447NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Wijze veiligstellen: Folie
Plaats veiligstellen: Op sporendrager bruine plakband
Spoornummer: PL2000-2018047638-113464
SIN: AAIFI709NL
Relatie met SIN: AAJS8405NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Wijze veiligstellen: Folie
Plaats veiligstellen: Op sporendrager transparante folie
15.
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 27 maart 2018, dossierpagina’s 415-418, voor over inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
Nadat de sporendragers waren behandeld volgens deze methode, zagen wij dat op de sporendragers met SIN AAJS8404NL, AAJT3447NL en AAJS8405NL wel dactyloscopische sporen zichtbaar zijn geworden. Deze sporen werden uitgeknipt en veiliggesteld.
Dacty sporen
Spoornummer: PL2000-2018047638-113463
SIN: AAIF1705NL
Relatie met SIN: AAJT3447NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Wijze veiligstellen: Folie
Tijdstip veiligstellen: 27 maart 2018 te 15:10 uur
Plaats veiligstellen: Op sporendrager verpakking bruine plakband
Spoornummer: PL2000-2018047638-113464
SIN: AAIF1709NL
Relatie met SIN: AAJS8405NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Wijze veiligstellen: Folie
Tijdstip veiligstellen: 27 maart 2018 te 14:00 uur
Plaats veiligstellen: Op sporendrager transparante folie
Sporendrager(s)
Goednummer: PL2000-2018047638-1856133
SIN: AAJT3447NL
Relatie met SIN: AAIF1705NL
Object: Plakband
Land: Nederland
Registratienummer: BV1.02.02
Inhoud: 1 stuks verpakking transparante folie, bruine brede plakband met folie gele brede plakband met folie, carbonpapier
Goednummer: PL2000-2018047638-1856138
SIN: AAJS8405NL
Relatie met SIN: AAIF1709NL
Object: Plakband
Land: Nederland
Registratienummer: BV1.03.03
Inhoud: 1 stuks verpakkingsmateriaal transparante folie, gele brede met in het midden bruine brede plakband met folie, carbonpapier
16.
Het rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 9 april 2018, dossierpagina’s 422-426, voor zover inhoudende:
Datum invoer: 06-04-2018
Kenmerk aanvrager: 2018047638
Kenmerk Havank: 02060418000100300
Kenmerk spoor: AAIFI705NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
SKN-nummer: [nummer 6]
Incidentnummer: 313200186270
Achternaam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum verdachte] 1993
Datum vastlegging: 22-02-2013
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 02060418000100300 en de afbeelding van de rechter duim van incidentnummer 313200186270 geregistreerd in Havank onder biometrienummer [nummer 5]
Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. De individualisatie op deze persoon is gebeurd conform de beschreven procedures en op basis van de toepasselijke forensisch technische normen.
Het dactyloscopische spoor is ter vergelijking aangeboden met de volgende gegevens:
Deskundige 1
Datum invoer: 06-04-2018
Kenmerk aanvrager: 2018047638
Kenmerk Havank: 02060418000100300
Kenmerk spoor: AAIFI705NL
Spoor Referentieafdruk
02060418000100300 313200186270
AAIF17O5NL rechter duim
Het dactyloscopisch individualisatieonderzoek is door mij dactyloscopisch deskundige met dienstnummer KL010809 uitgevoerd.
Ik heb zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is.
Deskundige 2
Datum invoer: 06-04-2018
Kenmerk aanvrager: 2018047638
Kenmerk Havank: 02060418000100300
Kenmerk spoor: AAIF1705NL
Spoor Referentieafdruk
02060418000100300 313200186270
AAIF1705NL rechter duim
Het dactyloscopisch individualisatieonderzoek is door mij dactyloscopisch deskundige met dienstnummer KL006569 uitgevoerd. Ik heb zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is.
17.
Het rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 9 april 2018, dossierpagina’s 429-444, voor zover inhoudende:
Datum invoer: 06-04-2018
Kenmerk aanvrager: 2018047638
Kenmerk Havank: 02060418000100500
Kenmerk spoor: AAIFI709NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder:
Biometrienummer: [nummer 7]
SKN-nummer: [nummer 8]
Incidentnummer: 312001772736
Achternaam: [achternaam medeverdachte 2]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 2]
Geboortedatum: [geboortedatum medeverdachte 2] 1990
Datum vastlegging: 29-01-2004
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 02060418000100500 en de afbeelding van de rechter duim van incidentnummer 312001772736 geregistreerd in Havank onder biometrienummer [nummer 7] .
Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. De individualisatie op deze persoon is gebeurd conform de beschreven procedures en op basis van de toepasselijke forensisch technische normen.
Het dactyloscopische spoor is ter vergelijking aangeboden met de volgende gegevens:
Deskundige 1
Datum invoer: 06-04-2018
Kenmerk aanvrager: 2018047638
Kenmerk Havank: 02060418000100500
Kenmerk spoor: AAIF1709NL
Spoor Referentieafdruk
02060418000100500 312001772736
AAIF17O9NL linker pink
Het dactyloscopisch individualisatieonderzoek is door mij dactyloscopisch deskundige met dienstnummer KL010809 uitgevoerd.
Ik heb zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is.
Deskundige 2
Datum invoer: 06-04-2018
Kenmerk aanvrager: 2018047638
Kenmerk Havank: 02060418000100500
Kenmerk spoor: AAIF1709NL
Spoor Referentieafdruk
02060418000100500 312001772736
AAIFI7O9NL linker pink
Het dactyloscopisch individualisatieonderzoek is door mij dactyloscopisch deskundige met dienstnummer KL006569 uitgevoerd.
Ik heb zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is.
18.
Lijst van inbeslaggenomen goederen, dossierpagina 452:
IBN code Omschrijving goederen
Bv1.02.02 transparante folie, bruine plakbank encarbonpapier
19.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2018, dossierpagina’s 493-497, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V: Met wie ben je naar de Loods gereden?
A: Alleen.
V: Hoe wist je waar het was?
A: Maat had mij dat uitgelegd waar dat was.
V: Wanneer hadden jullie afgesproken om daar heen te gaan?
A: Dag zelf toen we er heen gingen.
V: Op welke manier heb je dat afgesproken?
A: Ik had hem eerder die dag gezien. Hij heeft me uitgelegd waar het was toen.
V: Als je over maat praat. Praat je dan de gehele tijd over [verdachte] ?
A: [verdachte] ja.
V: Uiteindelijk vind er doorzoeking plaats in de loods en in de voertuigen. Hier worden diverse verdovende middelen aangetroffen, zowel in de loods als in de Mini Cooper. Wat kun jij hier over verklaren?
A: (…) In de Mini oké. Dat heb ik van een jongen kunnen kopen voor een goede prijs. Ik wilde het doorverkopen.
V: Wat lag er in de kofferbak?
A: Wiet.
V: Hoe veel?
A: 12 kilo dacht ik
20.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 maart 2018, dossierpagina’s 511-517, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 4] :
V: Ben je de huurder van de loods?
A: Ja, ik sta op het huurcontract.
V: Waarom huur je de loods?
A: Voor ons bedrijf.
V: Weet je wie er aangehouden zijn in de loods?
A: Ja, dat weet ik.
V: Waarom krijgt [verdachte] een sms als de roldeur open gaat?
A: Dat is een alarm. Ik heb dat alarm er zelf opgezet. Als er beweging is in het pand geeft het alarm een signaal door naar een mobiel. Dit moet je zelf koppelen. Je installeert een app op je mobiel. Vervolgens zit er op het alarmkastje een ID code met wachtwoord, deze moet je koppelen met je app. Als dat verbonden is met elkaar stuurt het alarm je een sms bericht op het moment dat er beweging in de loods is. Ik heb het voor [verdachte] geïnstalleerd. (…) Om te laten zien dat het een veilig systeem is en hij dit kon uit proberen. (…) Ik heb het de avond voor zijn aanhouding erop gezet.
V: Waarom had [verdachte] een sleutel en afstandsbediening?
A: Die heb ik een dag voordat hij werd aangehouden de sleutel gegeven van de loods. Ik gaf hem de sleutel en afstandsbediening.