ECLI:NL:GHSHE:2022:4199

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
20-000494-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank had de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, het slachtoffer, volledig toegewezen. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een hogere straf van 36 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 4.569,82, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000494-22
Uitspraak : 2 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 februari 2022 in de strafzaak met parketnummer 03-230398-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – ‘het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Tevens heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen en met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 te Panningen, in de gemeente Peel en Maas, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] .
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 20 augustus 2020, in de gemeente Peel en Maas, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger en penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het zoenen van die [slachtoffer] en
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2020 met bijlage (dossierpagina’s 8-21), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens het slachtoffer [slachtoffer] :
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord aangever
(dossierpagina 8)
Plaats delict: Binnen de gemeente Peel en Maas
Pleegdatum/tijd: Tussen donderdag 20 augustus 2020 om 23:00 uur en
vrijdag 21 augustus 2020 om 01:30 uur
Ik ben namens het slachtoffer ( [slachtoffer] ) gerechtigd tot het doen van aangifte.
(dossierpagina 9)
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: Verkrachting van [slachtoffer] . Ik ben de moeder van [slachtoffer] .
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Donderdagavond 20 augustus. Tussen 22:00 uur en 01:00 uur.
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: [verdachte] . Ik weet dat hij 31 is en in Helden woont. Hij heeft een klein rood autootje. Dat weet ik van [slachtoffer] .
(dossierpagina 10)
V: Waar is het strafbare feit gebeurd?
A: Aan de rand van het bos bij camping [camping] .
(dossierpagina 11)
V: Vertel eens alles vanaf het moment dat jij hoorde wat er gebeurd was met [slachtoffer] ?
A: Ik ben gaan uiteten met een vriendin en dat was vrijdag 21 augustus. [betrokkene] is naar mij toegekomen. [betrokkene] vertelde dat [slachtoffer] haar geappt had en gezegd had dat zij verkracht was door een jongen. [slachtoffer] had geappt dat ze die avond ervoor, na het werk, ongewild seks heeft gehad. [slachtoffer] had gevraagd of die jongen sigaretten wilde halen.
Ik ben toen naar [getuige 1] (
het hof begrijpt telkens: de vader van [slachtoffer]) toe gereden. Ik ben bij [slachtoffer] gaan zitten, op de slaapkamer, op bed, en zij huilde. Zij wilde er niet over praten.
(dossierpagina 12)
's Middags zijn wij de onderbroeken bij [getuige 1] gaan halen en toen heeft zij de plek aangewezen.
(dossierpagina 16)
- foto van een persoon, van een man op een motor.
(dossierpagina 20)
- print screen van een Whatsapp-audiogesprek, met als inhoud:
‘+ [telefoonnummer] : inkomende oproep op 23 augustus 2020 om 18:56 uur, 9 minuten’
2.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 28 augustus 2020 (dossierpagina’s 5-7), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(dossierpagina 5)
Informatief gesprek met: [slachtoffer] (vrouw), geboren
op [geboortedatum] te Helden.
[slachtoffer] verklaarde onder andere en samengevat dat:
[slachtoffer] uitgenodigd was voor een groep op Snapchat en toen in deze groep
kwam. [verdachte] haar een berichtje stuurde en zij met elkaar begonnen te praten. In
dit gesprek heeft [verdachte] aangegeven dat hij 23 jaar oud was en [slachtoffer] 14 jaar. [verdachte]
wilde met [slachtoffer] afspreken en hierop is er ook een afspraak gekomen op 20 augustus
2020. Hij kwam haar toen na haar werk ophalen. [verdachte] kwam haar ophalen met een rode kleine auto en samen reden ze naar de camping genaamd " [camping] " in Beringen, waar hij op haar ging liggen in de auto. [slachtoffer] zei dat zij heel vaak heeft gezegd dat zij geen seks wilde en heeft ook stop gezegd. [verdachte] nam haar mee uit de auto en legde haar met haar buik over de auto, waarna hij haar broek en onderbroek naar beneden deed. Hierna had hij seks met haar door zijn penis in haar vagina de doen. [slachtoffer] werd toen meegenomen doordat [verdachte] haar naar de auto duwde. In de auto is hij op haar ging liggen en heeft zijn penis weer in haar vagina gedaan.
(dossierpagina 6)
De seksuele handelingen welke hebben plaatsgevonden zijn dat [verdachte] met zijn penis en zijn vingers in haar vagina is geweest. [verdachte] en [slachtoffer] hebben ook met de tong gekust.
[slachtoffer] heeft hierop contact gehad met haar moeder en haar vader. Zij heeft verteld aan hen dat zij verkracht is door [verdachte] waarna de vader van [slachtoffer] de profielfoto van Snapchat op Facebook heeft gezet en gevraagd heeft wie dit is. Iemand wist te vertellen dat dit [verdachte] was die op [adres] woont. De vader van [slachtoffer] is langs de deur gegaan en heeft een gesprek gehad met de moeder van [verdachte] . Haar vader heeft gezegd tegen de moeder van [verdachte] dat [verdachte] [slachtoffer] had verkracht.
3.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 11 september 2020 (dossierpagina’s 22-32), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
V: Vraag / opmerking verbalisanten
A: Antwoord slachtoffer [slachtoffer]
(dossierpagina 24)
A: Toen kwam hij op mij liggen en ging hij dingen doen die ik niet leuk vond.
Hij haalde mij uit de auto en trok mijn broek omlaag. Toen had ik ongewilde seks met hem. Ik had ook vaker gezegd dat ik het niet wilde. Hij ging gewoon door.
V: Tot hoe laat moest je werken?
Ik moest die avond met [getuige 2] werken. Daarna zijn [getuige 2] en ik naar huis gefietst. Bij pap thuis wilden wij roken. Toen had ik [verdachte] geappt. Ik appte of hij sigaretten wilde brengen. Daarna vroeg hij of ik dan een kwartiertje kon afspreken. Ik ben naar
voren gelopen en toen kwam hij aangereden. Ik had een vriendin gevraagd die bij hem in de straat woonde welke auto hij had. Dat was een rode Ford Ka.
V: Hoe ging dat kussen?
A: Gewoon met de tong.
(dossierpagina 25)
V: Hij kuste jou met zijn tong wat deed jij?
A: Mijn mond was open. Toen stak hij zijn tong erin.
(dossierpagina 26)
V: Hij haalt jou uit de auto en toen?
A: Ik lag toen met mijn bovenlichaam op de buikzijde op de motorkap. Toen trok hij mijn broek en string omlaag met zijn handen tot mijn enkels. Zijn broek was nog steeds omlaag. Toen stopte hij zijn lul in mijn vagina. Ik zei weer dat hij moest stoppen maar ik kon niets doen.
V: Werd er iets gezegd?
A: Ik zei de hele tijd "stop" en "ik wil het niet".
(dossierpagina 27)
V: Toen kwamen jullie bij de deuropening aan de bijrijderszijde en toen?
A: Die deur stond open. Toen duwde hij mij met zijn beide handen op de stoel. Ik zat op de stoel. Mijn lichaam in de richting van de opening van de bijrijdersdeur. Mijn voeten links en rechts in de opening van de deur op de deurstijl aan de onderzijde. Mijn benen waren gebogen. Toen pakte hij mijn beide benen met zijn beide handen en had hij weer ongewilde seks en ik zei weer dat ik het niet wilde. Hij trok mijn kont een beetje omhoog en deed zijn lul in mijn vagina en dit wilde ik weer niet. Toen ging het 2 minuten door, paar keer erin en paar keer eruit.
V: Hoe stopte het?
A: Ik wilde niet dat er nog meer gebeurde. Mijn telefoon was gevallen en pakte deze op de bodem van de auto en stopte deze in mijn trui. Hij gaf mij toen 2 sigaretten en toen ben ik naar huis gerend. Toen kwam ik thuis. Ik heb niets tegen [getuige 2] gezegd. Ik heb wel gezegd dat ik sigaretten had. We hebben gerookt en toen moest [getuige 2] naar huis.
Ik heb [betrokkene] nog gebeld en geappt. Ik appte haar en gezegd dat ik mij kut voelde. Ik heb over de app verteld wat er gebeurd was. Zij belde toen en vroeg hoe het met mij ging.
(dossierpagina 28)
V: Ik heb begrepen dat jouw vader zelf op onderzoek is uitgegaan, hoe ging dat?
A: [betrokkene] kreeg een foto van [verdachte] van een ander meisje. Toen heb ik die foto aan mijn vader laten zien. Want mijn vader had eerder gezegd als je informatie hebt moet je het tegen mij zeggen. Ik liet dus die foto zien en pap heeft deze foto toen op
Facebook gezet en erbij geschreven: "Wie kent deze jongen, ik wil graag met hem
praten". Pap kreeg toen een bericht van een neef van mijn moeder dat het [verdachte] was en hij op [adres] woont.
V: Hoe ging dat verder?
A: Toen heeft [verdachte] van zijn moeder mijn vader moeten bellen om zijn excuses aan te bieden. Dat heeft hij ook gedaan.
V: Hoe weet je dat?
A: Omdat [verdachte] mij via Snap zei: "Ga alsjeblief niet naar de politie" en "sorry sorry, sorry" zoiets. Dat zijn de screenshots die jullie al hebben.
V: Hoe komt [verdachte] aan het telefoonnummer van jouw vader?
A: Dat heeft mijn vader geloof ik aan de moeder van [verdachte] gegeven.
V: Op welke manieren heb jij contact met [verdachte] gehad?
A: Op Snap en 1 keer gebeld.
(dossierpagina 29)
V: Belde jij hem of belde hij jou?
A: Hij belde mij. Hij vroeg via Snapchat of hij mij mocht bellen en ik dacht het kan
geen kwaad en ik gaf hem mijn nummer toen belde hij mij. Hij zei "sorry" en vroeg of we het zo konden oplossen zonder politie.
V: Hoe komt het dat [betrokkene] die foto van [verdachte] kreeg van dat meisje?
A: Dat meisje kende hem en had een foto van hem.
V: Hoe wist ze dan om welke dader het ging?
A: Omdat ik vertelde hoe hij eruit zag. Toen stuurde ze een foto door en toen zei ik: "Volgens mij wel". Hij was lang, kaal en dun. Uiteindelijk heeft hij ook toegegeven dat hij het gedaan had.
V: Tegen wie heeft [verdachte] toegegeven dat hij het gedaan had?
A: Tegen pap, dat hij toe gaf dat hij fout zat.
V: Hoe laat is het gebeurd?
A: Half 1 in de nacht.
(dossierpagina 30)
V: Welke seksuele handelingen heeft [verdachte] bij jou verricht?
A: Gevingerd en gekust.
V: Wanneer heeft [verdachte] jou gevingerd?
A: Toen ik met mijn buik op de motorkap lag. Voordat hij met zijn piemel in mijn
vagina ging. Toen is hij met zijn vinger in mijn vagina geweest.
V: Hoe stopte het?
A: Weet ik niet, daarna ging hij met zijn lul in mijn vagina.
V: Hoe ziet [verdachte] er uit?
A: Hij is iets groter dan ik, ik ben 1.72 meter, hij is kaal, smal/ dun, getint, Marokkaans, volgens mij had hij een baard, maar niet lang, meer stoppels, ik voelde deze.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 mei 2021 (dossierpagina’s 57-60), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
V = Vraag van de verbalisant
A = Antwoord van de getuige
(pagina 58)
V: Wat kan jij vertellen over wat er met [slachtoffer] gebeurd is?
A: We kwamen terug van het werk. We wilden roken maar hadden geen sigaretten meer. Wij kwamen bij [verdachte] uit. [slachtoffer] had hem al op Snap". Zij vroeg of hij sigaretten had. Hij zei: "Ja maar dan wil ik wel chillen." Ik ben daar gebleven. Toen is zij naar voren gelopen richting het zandpad waar ook de weg is. Ik zag dat er een auto stopte. Het was donker buiten en ik zag de verlichting van de auto. [slachtoffer] is ingestapt. Ze zijn weggereden. Ik heb gewacht tot ik iemand op de kiezels hoorde lopen. Dat was een kwartier tot half uur nadat ze vertrokken was. Ik hoorde iemand rennen op de kiezels en ben naar buiten gelopen. Volgens mij had [slachtoffer] de tas en haar schoenen nog vast in haar handen toen ik haar zag. Toen zag ik tranen in haar ogen. We gingen buiten op het bankstel zitten. Toen ging we roken en zag
ik tranen in haar ogen.
(
pagina 59)
V: Wat vertelde ze?
A: Dat zij het tasje met sigaretten, haar schoenen uit de auto heeft gepakt en naar huis is gerend.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 mei 2021 (dossierpagina’s 53-56), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
V = Vraag van de verbalisant
A = Antwoord van getuige
O = Opmerking verbalisant
(dossierpagina 53)
V: Hoe gaat het nu met [slachtoffer] ?
A: Ik merkte dat [slachtoffer] vastliep en ik heb haar de vraag normaals gesteld. Of zij contact wilde met [verdachte] . Hierop zei zij: "Ja." [slachtoffer] heeft [verdachte] geappt en hij reageerde eigenlijk gelijk en is naar ons toe gekomen. Hij is twee uur bij ons geweest en samen hebben zij gesproken.
(dossierpagina 54)
Ik heb ook nog even met [verdachte] gesproken. [slachtoffer] gaf aan dat er iets van haar af was gevallen.
A: Ik heb haar gevraagd of ze de jongen kon achterhalen. Ze heeft een foto gekregen en mij doorgestuurd. Ik heb die foto op Facebook gezet met de vraag of iemand hem kende. Ik hoorde dat het [verdachte] was.
Toen de deur openging trof ik een vrouw aan die gebrekkig Nederlands sprak. Ze haalde haar zoon er bij maar dat was niet [verdachte] . Ze hebben me gevraagd of ik er geen politiewerk van wilde maken maar het eerst samen uit te praten. We hebben adres gegevens uitgewisseld. Ze beloofde mij ook dat [verdachte] mij zou bellen. Dat is ook gebeurd. [verdachte] gaf aan dat het hem ontzettend speet. Dat hij echt niet wist dat [slachtoffer] 14 jaar was.
(dossierpagina 55)
Daarop heeft hij nog gevraagd of we een gesprek konden hebben.
Ik heb daarna geen contact meer gehad met [verdachte] tot wat ik eerder aangaf.
6.
De verklaring van getuige [getuige 1] afgelegd ter terechtzitting van het hof op 18 november 2022, voor zover inhoudende:
De verdachte die hier vandaag voor uw hof zit is de persoon die bij mij thuis langs is geweest om met [slachtoffer] te praten over hetgeen was voorgevallen.
Wat ik bij de politie heb verklaard, dat hij tegen mij heeft gezegd dat hij er spijt van had en niet wist dat [slachtoffer] 14 jaar was, klopt.
7.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 augustus 2021 met bijlage (dossierpagina’s 68-83), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
V = Vraag van de verbalisanten
A = Antwoord van de verdachte
0 = Opmerking van de verbalisanten
(dossierpagina 70)
V: Wie is [slachtoffer] ?
A: De vader is bij mij aan de deur geweest, mijn moeder was thuis. De vader heeft
zijn nummer achter gelaten. Dat nummer heb ik gebeld.
(dossierpagina 71)
V: Wat is je telefoon nummer?
A: [telefoonnummer]
V: Welke auto hadden jullie?
A: Een bordeaux rode Ford
V: Ford KA.
A: Ja klopt.
(dossierpagina 72)
V: Ik toon jou een foto van iemand op een motor. Wie is dat? Volgens [slachtoffer] is dit de
persoon die haar verkracht heeft.
0: De foto wordt als bijlage 1 gevoegd bij deze verklaring.
A: Ja, dat ben ik. Het is een oude foto van mij.
(dossierpagina 79)
- foto van een persoon, van een man op een motor.
8.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof op 18 november 2022 voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik bij de vader van [slachtoffer] thuis ben geweest. Ik ben daarheen gegaan.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat, op basis van het proces-verbaal en de onderliggende stukken, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de persoon is geweest die seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht op of omstreeks 20 augustus 2020 omdat
- de verdachte ontkent;
- de auditu verklaringen van niet-ooggetuigen niet als bewijs kunnen dienen;
- de Snapchatberichten niet van de verdachte afkomstig zijn;
- Snapchat gemakkelijk door een derde te manipuleren/aan te passen is;
- het forensisch onderzoek geen resultaat heeft opgeleverd;
- uit onderzoek aan de telefoon van het slachtoffer niet blijkt van contact tussen slachtoffer en verdachte;
- het opgegeven signalement onvoldoende overeenkomt met het signalement van de verdachte.
Nu het hof de Snapchatberichten niet bezigt voor het bewijs behoeft het verweer ten aanzien hiervan geen nadere bespreking.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de handelingen zoals bewezenverklaard hebben plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft hierover uitgebreid, gedetailleerd en consistent verklaard. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] , dat het slachtoffer die avond in een auto is gestapt nadat ze contact heeft gehad met ‘ [verdachte] ’ over het regelen van sigaretten, het slachtoffer enige tijd later rennend thuis is gekomen en tranen in haar ogen had. Tevens wordt de verklaring van het slachtoffer ondersteund door de verklaring van de moeder van het slachtoffer. Zij heeft verklaard van [betrokkene] te hebben vernomen wat haar dochter was overkomen nadat ze de dader om sigaretten had gevraagd en dat, nadat ze haar dochter hiermee vervolgens confronteerde, ze emotioneel werd.
De vraag die voorligt is of verdachte de persoon is geweest die de seksuele handelingen zoals bewezen verklaard bij aangeefster heeft verricht. Verdachte stelt dat hij dat niet is geweest en dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 augustus 2020 heeft het slachtoffer telefonisch middels Snapchat of Whatsapp contact gehad met ‘ [verdachte] ’ en gevraagd of hij sigaretten voor haar kon brengen. Hierop is het slachtoffer naar de uitgang van het park, waar zij op dat moment verbleef, gelopen waar deze ‘ [verdachte] ’ vervolgens naar toe kwam gereden. Ze wist dat hij reed in een kleine rode auto. Vervolgens is ze bij de dader in de auto gestapt en heeft ze met hem ongewild seks gehad.
Nadat de ouders van het slachtoffer hadden vernomen wat hun dochter was overkomen is de vader van het slachtoffer op onderzoek uitgegaan. Het slachtoffer is in het bezit gekomen van een foto van een man op een motor en ze heeft de persoon op de foto herkend als de dader. Het door het slachtoffer opgegeven signalement – iets groter dan 1.72 meter, kaal, smal/ dun, getint, Marokkaans, stoppels – komt overeen met het uiterlijk van de man op de foto. De foto heeft ze aan haar vader gegeven en middels deze foto is de vader van het slachtoffer uitgekomen bij de verdachte. Hij is naar het huis van de verdachte gegaan. Hij heeft gesproken met de moeder en broer van de verdachte en zijn telefoonnummer achtergelaten.
Vervolgens heeft de verdachte de vader van het slachtoffer gebeld en later is de verdachte naar het huis van het slachtoffer gegaan. De vader van het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met de verdachte en dat in dit gesprek de verdachte heeft gezegd dat het hem ontzettend speet en dat hij niet wist dat het slachtoffer 14 jaar was. In het dossier is een printscreen van het telefoonnummer, de datum en het aantal minuten dat het gesprek heeft geduurd, gevoegd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vader van het slachtoffer als getuige onder ede verklaard te blijven bij zijn eerder afgelegde verklaring bij de politie en dat de verdachte de persoon is die bij hem thuis is geweest om te praten met zijn dochter [slachtoffer] over hetgeen was voorgevallen en dat verdachte heeft gezegd dat hij er spijt van had en niet wist dat [slachtoffer] 14 jaar was.
De verdachte heeft verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is, dat hij beschikte over een rode Ford Ka, dat hij de persoon op de foto is en dat hij bij de vader van het slachtoffer thuis is geweest.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft gepleegd. Daarbij heeft het hof overwogen dat het geen reden heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de vader van het slachtoffer bij de politie, van welke verklaring hij op zitting als getuige onder ede heeft verklaard dat hij daarin de waarheid heeft gesproken.
Anders dan de verdediging acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met het destijds 14-jarige slachtoffer. De verdachte was op dat moment 31 jaar oud. Dergelijke feiten leiden tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij. In algemene zin geldt dat seksueel misbruik van minderjarigen een zeer ernstige inbreuk op hun lichamelijke en geestelijke integriteit vormt. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Door ontuchtige handelingen te plegen met het slachtoffer heeft de verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer gesteld. Hiermee heeft verdachte de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer doorkruist, terwijl een minderjarige juist ongestoord hoort te kunnen groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel vlak. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Dit blijkt ook in dit geval uit het feit dat zij zich na het gebeuren onder behandeling heeft moeten stellen en kampt met gevoelens van onmacht en overgevoeligheid. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele blijk gegeven van enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich geen veroordelingen voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, die voor gevallen van verkrachting met een beperkte mate van dwang uitgaan van een gevangenisstraf van 24 maanden. In casu is echter geen sprake van verkrachting. Daardoor zal de op te leggen straf lager zijn dan de rechtbank heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft geëist. Waar de handelingen zijn gepleegd jegens een minderjarig slachtoffer, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden. Van deze straf zal een gedeelte, groot zes maanden, voorwaardelijk worden opgelegd. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het feit mede tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds gepoogd te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst aan soortgelijke feiten zal schuldig maken
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.819,82, bestaande uit € 1.319,82 aan materiële schade (€ 735,75 behandelkosten, € 334,07 reiskosten en € 250,00 rechtsbijstand) en € 3.500,00 aan immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De vordering is ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Weliswaar is in de pleitnota een inhoudelijke betwisting opgenomen, doch dit deel van de pleitnota is in het geheel niet door de verdediging voorgedragen.
De benadeelde partij heeft in de vordering tot schadevergoeding onder materiële kosten, de kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 250,00 gevorderd. Het hof zal deze kosten onder de proceskosten scharen.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks vermogensschade heeft geleden. Het hof acht het aannemelijk dat de benadeelde partij naar aanleiding van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte kosten heeft moeten maken en acht de hoogte van die gevorderde kosten niet bovenmatig of onredelijk. De gevorderde kosten zullen derhalve worden toegewezen.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 3.500,00.
Totale schade en wettelijke rente
Het hof zal de hiervoor genoemde schade vaststellen op een totaalbedrag van € 4.569,82 bestaande uit materiële schade € 1.069,82 (€ 735,75 en € 334,07) en immateriële schade € 3.500,00. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal de verdachte veroordelen tot betaling van dit bedrag. Het toegewezen bedrag ter vergoeding van de materiële en immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Kostenveroordeling
Het hof zal verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op € 250,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet tot slot aanleiding te dezer zake de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 4.569,82. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.569,82 (vierduizend vijfhonderdnegenenzestig euro en tweeëntachtig cent) bestaande uit € 1.069,82 (duizend negenenzestig euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
250,00 (tweehonderdvijftig euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.569,82 (vierduizend vijfhonderdnegenenzestig euro en tweeëntachtig cent) bestaande uit € 1.069,82 (duizend negenenzestig euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 55 (vijfenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 augustus 2020.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 2 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.A.A.M. Pfeil is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie, Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Flexteam Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020135691, sluitingsdatum 23 augustus 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-83.