Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,
[De bewindvoerder],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/379189 / HA ZA 22-84)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de memorie strekkende tot het instellen van een incidentele vordering;
- de akte overlegging producties van [appellante] ;
- de nagezonden productie F van [geïntimeerde] ;
- de nagezonden productie 16 van [appellante] ;
- de mondelinge behandeling die op 1 november 2022 heeft plaatsgevonden.
3.De beoordeling
Ik ben mij volledig bewust van het feit dat ik, naast mijn levenspartner [geïntimeerde] , hoofdelijk aansprakelijk ben voor de te verkrijgen facilitaire faciliteit groot EUR 188.100,- zonder dat er sprake is van eigendom dan wel mede-eigendom van het onder te zetten pand [adres] . Het mogelijke risico dat hierin schuilt, aanvaard ik volledig. Mocht overigens de samenwoning met mijn partner eindigen dan zal ik met hem/haar afrekenen alsof wij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Dit is opgenomen in de bijgevoegde samenlevingsovereenkomst (...).’
- in het geval [geïntimeerde] niet binnen een maand bewijs van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening als voormeld aan [appellante] overlegt, [geïntimeerde] te veroordelen het ontslag van [appellante] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening te realiseren door over te gaan tot aflossing van die lening met de financiële middelen, ontvangen uit de verkoop van de woning aan de [adres] ;
- het voorgaande op straffe van de verbeurdverklaring van een dwangsom van
- althans het vonnis in de plaats te stellen van de medewerking van [geïntimeerde] aan deze
- De hoofdelijke aansprakelijkheid (grieven 1, 2 en 5);
- De draagplicht (grieven 3 en 4).
4.De uitspraak
23 maart 2022;