ECLI:NL:GHSHE:2022:4176

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
200.271.943_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid waterschap voor schade door wateroverlast na regenval met benoeming deskundige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van Waterschap Limburg voor schade die is ontstaan door wateroverlast na hevige regenval. De appellant, Waterschap Limburg, heeft in principaal hoger beroep de rechtbank Limburg aangesproken, terwijl de geïntimeerde, een maatschap, in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is gegaan. De zaak betreft een geschil over de zorgplicht van het waterschap en het causaal verband tussen de zorgplichtschendingen en de geleden schade.

Het hof heeft in eerdere tussenarresten partijen verzocht om een deskundige te vinden die het onderzoek naar de gestelde zorgplichtschendingen kan verrichten. Na overleg hebben partijen gezamenlijk een deskundige gevonden, die is benoemd om de vragen te beantwoorden die in het arrest zijn geformuleerd. Het hof heeft de deskundige belast met het onderzoek naar de afvoercapaciteit van het watersysteem, het beheer en onderhoud van de watergang, en de oorzaken van de wateroverlast in de periode van 30 mei tot en met juni 2016.

De uitspraak bevat ook bepalingen over de kosten van de deskundige, die door de eisende partij, de maatschap, moeten worden voorgeschoten. Het hof heeft de deskundige de opdracht gegeven om een schriftelijk rapport op te stellen en heeft de procedure voor verdere beoordeling van de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport geregeld. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport, waarna verdere beslissingen zullen volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.271.943/01
arrest van 6 december 2022
in de zaak van
Waterschap Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.J. Jacobse te Middelburg,
tegen
[de Maatschap] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R. Teerink te Tilburg,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 13 juli 2021, 23 november 2021, 12 april 2022 en 23 augustus 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer C/03/241737 / HA ZA 17-563 gewezen vonnis van 15 mei 2019.

14.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 augustus 2022;
  • de akte uitlaten deskundige van het Waterschap;
  • de akte uitlaten deskundige van [de Maatschap] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

15.De verdere beoordeling

in principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
15.1.
Bij genoemd tussenarrest is partijen verzocht nogmaals een poging te ondernemen om een deskundige te vinden die in staat en bereid is het onderzoek te verrichten. Blijkens voormelde aktes zijn partijen naar aanleiding van dit tussenarrest in overleg getreden en heeft dit overleg ertoe geleid dat partijen alsnog gezamenlijk een deskundige hebben gevonden in [bedrijf] .
15.2.
Gelet daarop zal het hof in dit arrest overgaan tot benoeming van [bedrijf] tot deskundige in deze zaak. Voor de goede orde zal het hof hierna de vragen aan de deskundige herhalen (reeds opgenomen in het tussenarrest van rov. 6.5 van het tussenarrest van 23 november 2021).
1. Voldeed de duiker in de watergang Bientjensrand aan de voorschriften die daarvoor golden, dat wil zeggen uitgaande van een plaatsing door het Waterschap? Is de duiker volgens die voorschriften op of in de bodem geplaatst, indien geplaatst vóór 2009? Is de duiker volgens die voorschriften op of in de bodem geplaatst, indien geplaatst medio 2012/2013? Voldeed de duiker in de periode van 30 mei 2016 tot en met juni 2016 aan de (instandhouding/onderhouds)voorschriften?
2. Werd het beheer en onderhoud van de watergang Bientjensrand, waaronder de maai- en schoningswerkzaamheden, in mei en juni 2016 overeenkomstig de destijds geldende wet- en regelgeving uitgevoerd?3. Voldeed de afvoercapaciteit van het watersysteem voor de percelen van [de Maatschap] (kadastraal bekend gemeente Nederweert, sectie [sectieletter] , nrs. [sectienummer 1] , [sectienummer 2] , [sectienummer 3] , [sectienummer 4] en [sectienummer 5] ) in mei en juni 2016 aan het minimumbeschermingsniveau van de destijds geldende NBW-norm? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag betrekken:- de afvoercapaciteit van de duiker in de watergang Bientjensrand;- het beheer en onderhoud van de watergang Bientjensrand;- het knelpunt WPM-45 in watergang de Bientje;
4. Wat was de oorzaak, of waren de oorzaken van de wateroverlast op een deel van de percelen van [de Maatschap] in de periode van 30 mei 2016 tot en met juni 2016?Kunt u bij beantwoording van deze vraag betrekken:- de afvoercapaciteit van het watersysteem voor de percelen van [de Maatschap] en de NBW-norm;- de hoeveelheid van de neerslag, in het bijzonder in de periode van 30 mei tot en met juni 2016;- de duiker in de watergang Bientjensrand;- het beheer en onderhoud van de watergang Bientjensrand;- de kavelsloten en de verzadiging van de percelen van [de Maatschap] ;- de (stand van) stuw 97525 (Bie_0001).
5. Hadden het Waterschap en/of [de Maatschap] voorafgaand aan 30 mei 2016 maatregelen ter voorkoming van de wateroverlast kunnen treffen? Zo ja, welke maatregelen zouden dat zijn geweest en wat zouden de gevolgen daarvan zijn geweest voor de waterstand op de percelen van [de Maatschap] in de periode van 30 mei 2016 tot en met juni 2016? Wat zouden de kosten van voorgaande maatregelen zijn geweest en in hoeverre zouden deze maatregelen van invloed zijn geweest op de (omvang van de) schade?
6. In hoeverre kunt u zich vinden in de standpunten, onderliggende gegevens, gehanteerde (reken)methodes, alsook de toegepaste normen/regelgeving van de door partijen ingeschakelde deskundigen?
7. Wat zijn uw conclusies ten aanzien van de vraag of (op het moment van de wateroverlast in de periode van 30 mei 2016 tot en met juni 2016) ter plaatse aan de geldende NBW-norm werd voldaan, of de percelen van [de Maatschap] toen (deels) als wateropvangbuffers zijn gebruikt, of de duiker een voor de percelen van [de Maatschap] relevant knelpunt vormde en of de neerslag in de maand juni 2016 als extreem kan worden gekwalificeerd? Wat acht u verder van belang om op te merken?
15.3.
Zoals het hof reeds heeft overwogen in het tussenarrest van 13 juli 2021 (rov. 3.15), zal het hof [de Maatschap] als eisende partij (artikel 195 Rv) belasten met het voorschot op de kosten van de deskundige. Deze bedragen volgens de opgave van de deskundige € 45.738,- (incl. btw).
15.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

16.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
16.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 15.2 van dit arrest geformuleerde vragen;
16.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
[bedrijf] ,
t.a.v. de heer A. Hoff,
[adres] ,
[postcode] [plaats] ,
[telefoonnummer] ,
[e-mailadres] ;
16.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
16.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
16.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van
€ 45.738,- (incl. btw), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [de Maatschap] laatstgenoemd bedrag zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien haar kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
16.6.
benoemt mr. J.P. de Haan tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
16.7.
verwijst de zaak naar de rol van
11 april 2023in afwachting van het deskundigenrapport;
Verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [de Maatschap] ;
16.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, M.E. Smorenburg en Z.D. van Heesen-Laclé en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 december 2022.
griffier rolraadsheer