ECLI:NL:GHSHE:2022:4175

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
20-001093-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs met MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs, specifiek MDMA. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 11 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte had in zijn loods een laboratoriumopstelling en grondstoffen voor de productie van MDMA aangetroffen. Het hof achtte de verklaring van de verdachte over de aangetroffen voorwerpen ongeloofwaardig en concludeerde dat hij wist dat deze bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot tot een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De beslissing is gebaseerd op artikel 10a van de Opiumwet en relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001093-21
Uitspraak : 6 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-860181-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de bewezenverklaring zal beperken tot de pleegdatum 5 december 2018. De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 5000,- .
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is verzocht om de bewezenverklaring te beperken, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, en is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2018 tot en met 5 december 2018 te Lithoijen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een of meerdere (onderdelen van) productieopstelling(en) ten behoeve van de productie van PMK voorhanden gehad en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder: jerrycans en/of maatbekers en/of een pH-meter en/of een temperatuurmeter en/of
- (een) grote hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: PMK en/of PMK-glycidezuur en/of fosforzuur en/of caustic soda.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 december 2018 tot en met 5 december 2018 te Lithoijen, gemeente Oss, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende hij, verdachte
- een of meerdere onderdelen van productieopstellingen ten behoeve van de productie van PMK voorhanden gehad, waaronder: jerrycans en maatbekers en een pH-meter en een temperatuurmeter en
- hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: PMK en PMK-glycidezuur en fosforzuur en caustic soda.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer 12, onderzoek [onderzoek] , gesloten op 25 maart 2019, met doorgenummerde dossierpagina's 1-117.
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
De spullen die op 5 december 2018 bij een controle van mijn loods in de spuitcabine zijn aangetroffen, heb ik daar zo neergezet. Dat deed ik in het weekend vóór de controle. De ruimte had ik na een eerdere controle op 3 oktober 2018 niet aan anderen verhuurd.
Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO van verbalisanten [verbalisant I] en [verbalisant II] , op ambtsbelofte en op ambtseed opgemaakt op 6 december 2018 pagina’s 41 tot en met 43, met bijlagen, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 5 december 2018 van omstreeks 12.45 uur en later hebben wij onderzoek verricht op de locatie [adres 2] te Lithoijen. Wij zagen dat de locatie een vrijstaande loods betrof welke was verdeeld in verschillende ruimten. Gezien vanaf de openbare weg bevond zich aan de rechterachterzijde een ruimte waarin zich een spuitcabine bevond. Wij zagen dat deze spuitcabine vermoedelijk ingericht en in gebruik was voor de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, met name de vervaardiging van een grondstof (PMK/BMK) vanuit een pre-precursor met behulp van een sterk zuur en/of base. Wij zagen dat in deze spuitcabine onder andere de volgende goederen stonden:
- een kookopstelling, bestaande uit een 96 liter rvs pan geplaatst op een gasbrander gekoppeld middels een gasslang aan een gasfles (propaan). Wij zagen dat er nog een gasbrander stond welke niet was aangesloten op een gasfles;
- jerrycans met fosforzuur (FD, indicatief);
- zakken met caustic soda (natriumhydroxide);
- 2 tonnen met resten wit poeder, FD = PMK glycidezuur (indicatief);
- 2 emmers beide gevuld met een hoeveelheid geelkleurige olie, FD=PMK (grondstof MDMA-indicatief); .
- maatbekers, pH-meter en een temperatuurmeter.

Nader onderzoek en monsterneming

Hieronder volgt een tabel met omschrijvingen van de door ons onderzochte en indien van toepassing bemonsterde goederen. De monsters werden vervolgens door ons verpakt en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer (SIN).
SIN LFO-Code Omschrijving
AAJD5673NL
S1
2x kartonnen tonnetje met daarop een zeef (vervuild) en een paar handschoenen. Eén tonnetje leeg en één met 2x papieren zak, vezelversterkte zak en plastic binnenzak verpakkingen, inhoudsmaat 25kg met restanten wit poeder, FD= PMK glycidezuur; totaal 50 kg verwerkt.
AAJD5674NL
S2
6x witte 25L jerrycan, geheel gevuld met heldere lijvige zure vloeistof. FD: fosforzuur, totaal 150 liter.
S3
lx 5L witte jerrycan met etiket methanol, geheel gevuld met
heldere kleurloze vloeistof. FD: methanol
S4
Schone 96L RVS pan
S5
2x 220L dopvat met uitgesneden deksel, leeg/vervuild
S6
6x 25kg zak, caustic soda, waarvan 1 x aangebroken,
totaal 125 kg
S7
3x 30L emmer waarvan 1 aangebroken zak met caustic soda, en 2x leeg/vervuild
S8
7x lege witte 25L jerrycan waarvan 3x schoon en 4x met restanten zure lijvige vloeistof, FD=fosforzuur: 100 liter fosforzuur verwerkt
S9
Zuurkoolvat met trechter en 2x maatbeker waarvan 1 met handschoenen
S10
Propaangascilinder
S11
Propaangascilinder, aangesloten op gasbrander onder 96L RVS pan met daarin neutrale vloeistof
S12
Brander met brandersteun
S13
Vervuilde maatbeker met resten geelkleurige olieachtige vloeistof. FD: PMK
AAJD5675NL
S14
2 x emmer met maatverdeling, inhoudsmaat 25 liter
1 x 16L olieachtige geel kleurige onderlaag, FD= PMK en 9L bovenlaag (monster), pH=7
1x 15L olieachtige geelkleurige onderlaag FD=PMK en 11L bovenlaag, totaal 31 liter (ruwe) PMK
AAJD5676NL
S15
lx 220L dopvat met uitgesneden deksel en deksel erop van RVS pan, voor 1/3e gevuld met vloeistof waarvan 1 cm drijflaag (2,2L) (monster) FD: PMK
lx 220L dopvat, leeg/vervuild, met uitgesneden deksel met een warmtemeter erop en roerstok in de hoek
S16
25L jerrycan met maatverdeling 20/25L met restanten neutrale vloeistof
S17
RHEWA weegschaal, max 30 kg.

Voorlopige interpretatie LFO

Indicatief werd in totaal ongeveer 33 liter PMK (indicatief) aangetroffen. Van1liter PMK kan ongeveer 1,2 kilogram MDMA vervaardigd worden, totaal dus ongeveer 39 kilogram. Van deze MDMA kunnen ongeveer 243.750 tabletten (xtc), uitgaande van 160 milligram MDMA per tablet, vervaardigd worden.
Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO van verbalisanten [verbalisant I] en [verbalisant II] , op ambtsbelofte en op ambtseed opgemaakt op 17 mei 2019, achter dossierpagina 52 ingevoegd en genummerd 2018245941/Lithoijen/JV-aanvullend-2, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op woensdag 5 december 2018 vanaf omstreeks 12.45 uur hebben wij onderzoek verricht op de locatie [adres 2] te Lithoijen.

Aanvullende interpretatie LFO

De spuitcabine was ingericht en gebruikt voor de vervaardiging c.q. bewerking van de grondstoffen van synthetische drugs, met name de vervaardiging van PMK, grondstof voor de vervaardiging van MDMA/EA (XTC), uit de pre-precursor PMK glycidezuur met behulp van een sterk zuur namelijk fosforzuur. De aanwezige caustic soda is vermoedelijk gebruikt om het zure reactiemengsel te neutraliseren tot een pH (zuurgraad) waarde van 7 (neutraal). Voor deze bewerking is een laboratorium-kookopstelling nodig bestaande uit bijvoorbeeld een rvs pan (horeca) en een gasbrandersteun voorzien van een gasbrander aangesloten op een propaan gasfles. In de pan wordt een mengsel gemaakt van water, fosforzuur (of een andere sterk zuur) en de pre-precursor van PMK (PMK glycidezuur). Dit mengsel wordt een periode gekookt waarbij zich een laag gele olie (PMK) vormt. Om de kooktemperatuur te bepalen kan een temperatuursensor gebruikt worden. Tijdens het koken wordt het mengsel geroerd met bijvoorbeeld een bezemsteel. De gele olie wordt van het mengsel afgescheiden door deze met bijvoorbeeld een pollepel en maatbekers af te scheppen. De nog zure PMK kan met natriumhydroxide (caustic soda) pH (zuurgraad) neutraal gemaakt worden. Hierbij kunnen pH-strookjes of elektronische pH-meter gebruikt worden.
Wij zagen dat in de spuitcabine alle bovengenoemde goederen
[laboratorium-kookopstelling bestaande uit een pan op een brandersteun en gasbrander aangesloten op gasfles, maatbekers, bezemstok, temperatuursensor, elektronische pH-meter, pollepels, trechters, jerrycans met fosforzuur, lege tonnen met rest PMK-glycidezuur, zakken caustic soda],aanwezig waren en zodanig opgesteld stonden waaruit op te maken valt dat deze recent zijn gebruikt (de bezemsteel staat op een deksel van een emmer met resten vloeistof afkomstig van de bezemsteel) en direct klaar staan om weer te gebruiken. Alle aanwezige goederen waren visueel niet stoffig en aan de buitenzijde niet vervuild alsof deze ergens voor een periode waren opgeslagen.
Rapport NFI, Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 2] te Lithoijen op 5 december 2018, opgemaakt door [deskundige] op 28 januari 2019, met zaaknummer [zaaknummer] , aanvraagnummer 001, pagina's 53 tot en met 57.

Resultaten

De resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1. Van vloeistoffen die uit meerdere lagen bestaan, zijn alleen de hoofdcomponent(en) van de olieachtige laag vermeld.

Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en resultaat

Kenmerk
Omschrijving 1 :
Resultaat
AAJD5673NL/S1
monster wit poeder en brokjes, volgens opgave "Een poeder monster uit 1 van de 2x kartonnen tonnetjes met daarop een zeef (vervuild) en een paar handschoenen. Eén tonnetje leeg en één met 2x papieren zak, vezelversterkte zak en plastic binnenzak verpakkingen inhoudsmaat 25 kg. met restanten poeder. FD=PMK glycidezuur, totaal 50 kg verwerkt
Bevat een methylester van PMK-glycidezuur
AAJD5674NL/S2
monster kleurloze viskeuze vloeistof, volgens opgave vloeisufmonster uil 1 van de 6x witte 25 l jerrycan geheel gevuld met heldere lijvige vloeistof FD=fosforzuur, totaal 150 liter
Bevat fosforzuur
AAJD5675NL/S14
monster kleurloze vloeistof op een lichtgele olieachtige vloeistof, volgens opgave vloeistof monster uit 1 van de 2 emmers met maatverdeling, inhoudsmaat 25 liter
1x 16 olieachtige geel kleurige onderlaag FD=PMK en 9 l. bovenlaag (monster) pH=7
1x 15 l. olieachtige geel-kleurige onderlaag. FD=PMK en 11 l. bovenlaag, totaal 31 liter ruwe PMK
Bevat PMK
AAJD5676NL/S15
monster lichtgele olieachtige vloeistof op een kleurloze vloeistof. Volgens opgave uit een 220 l dopvat met uitgesneden deksel erop voor RVS pan, voor 1/3e gevuld met vloeistof waarvan 1 cm drijflaag (2,2 l.)(monster) FD=PMK|
Bevat PMK
1 de schuingedrukte teksten zijn overgenomen uit het aanvraagformulier

Conclusie

In het onderzoeksmateriaal is PMK aangetoond.
PMK (piperonylmethylketon; 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on) is vermeld op bijlage 1 van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage behorende hij Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren. Naar beideVerordeningen wordt verwezen in.de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.

Aanvullende informatieIn relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs wordt de methylester van 'PMK­ glycidezuur' (methyl 3-(3,4-methyleendioxyfenyl)-2-methylglycidaat) met een zuur, zoals bijvoorbeeld fosforzuur, omgezet in PMK. PMK is een grondstof voor MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine) en aanverwante verbindingen.

Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. Verdachte had de op zijn perceel staande loodsen verhuurd. Op 3 oktober 2018 is in één van de loodsen een illegale sigarettenfabriek aangetroffen. Nadat het onderzoek was afgerond en de sigarettenfabriek was ontmanteld bleef er een enorme bende achter. Verdachte is vervolgens met het opruimen daarvan aan de slag gegaan. Op 5 december 2018 is door de omgevingsdienst in het kader van de milieuwetgeving een hercontrole uitgevoerd. In een van de compartimenten van de loods werden in de spuitcabine diverse goederen aangetroffen die mogelijk verband houden met de productie van synthetische drugs.
Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de door de politie aangetroffen goederen bij het opruimen van de loods had gevonden in de put onder het rooster aan de rechterzijde van de spuitcabine. Hij had deze goederen uit de put gehaald en op willekeurige wijze in de spuitcabine neergezet om deze op een later moment af te voeren naar de stort. De spullen trof hij deels onder een laag tabak aan. Hij heeft de goederen daarom met water schoongespoeld en met (pers)lucht schoon gespoten. Deze goederen moeten door een ander in die put zijn geplaatst, mogelijk door de huurders die destijds de illegale sigarettenfabriek in verdachtes loods hadden ingericht, aldus verdachte. Verdachte wist en vermoedde niet dat de aangetroffen goederen gebruikt zouden kunnen worden voor de productie van synthetische drugs.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Verdachte is eigenaar van de spuitcabine waarin de in de tenlastelegging genoemde goederen op 5 december 2018 zijn aangetroffen. Hij heeft verklaard dat hij de goederen daar zelf heeft neergezet op de wijze waarop zij tijdens de controle op 5 december 2018 zijn aangetroffen. De ruimte had hij naar eigen zeggen sinds 3 oktober 2018 niet aan anderen verhuurd.
De verbalisanten relateren in het proces-verbaal van bevindingen dat de spuitcabine was ingericht en gebruikt voor de vervaardiging c.q. bewerking van de grondstoffen van synthetische drugs. De verbalisanten hebben in de spuitcabine alle goederen aangetroffen die benodigd zijn voor de vervaardiging van PMK, een grondstof voor de vervaardiging van MDMA [laboratorium­ kookopstelling bestaande uit een pan op brandersteun en gasbrander aangesloten op gasfles, maatbekers, bezemstok, temperatuursensor, elektronische pH-meter, pollepels, trechters, jerrycans met fosforzuur, lege tonnen met rest PMK-glycidezuur, zakken caustic soda]. Deze goederen stonden zodanig in de spuitcabine opgesteld dat daaruit viel op te maken dat zij recent waren gebruikt en direct klaar stonden om weer te gebruiken.
Gelet op deze bevindingen van de verbalisanten van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) acht het hof de verklaring van verdachte dat hij de goederen (bij toeval) in een put van zijn spuitcabine vond, dat die goederen door de vorige huurder daar moeten zijn achtergelaten, dat hij niet wist dat zij bestemd waren voor het vervaardigen van harddrugs en dat hij de goederen vervolgens willekeurig heeft neergezet in de spuitcabine teneinde deze op een later moment af te voeren, volstrekt ongeloofwaardig.
In het bijzonder acht het hof ongeloofwaardig dat verdachte – zonder te weten waar hij mee bezig was – precies al die benodigdheden voor een laboratorium-kookopstelling uit de put zou hebben gehaald en dat hij deze vervolgens bij toeval heeft opgesteld in een laboratoriumopstelling. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat de RVS-pan vloeistof bevatte en ten tijde van de controle op 5 december 2018 gepositioneerd was op een brandersteun, dat de gasbrander aangesloten was op een gasfles en dat een bezemsteel op een deksel van een emmer stond met daarop resten vloeistof afkomstig van die bezemsteel. Het bevreemdt bovendien dat behalve deze laboratorium-gerelateerde goederen er geen andere spullen in deze ruimte stonden, temeer nu de verdachte – naar eigen zeggen – ook elektromotoren en een lakmachine uit de put in de spuitcabine had gehaald. De goederen waren verder niet stoffig en niet vervuild en in de aangetroffen vloeistoffen zaten kennelijk geen tabaksresten, ook al had verdachte naar eigen zeggen, alle goederen inclusief de RVS-pan met vloeistof uit de put met tabaksresten getild. Dat de verdachte – zoals hij verklaard heeft – de spullen eerst zou hebben schoongemaakt, terwijl hij beoogde de spullen af te voeren, acht het hof eveneens ongeloofwaardig.
Het hof heeft mede gelet op de verklaringen van getuige [getuige] die volgens verdachte zou hebben geholpen met het opruimen van de loods. Deze getuige heeft weliswaar bevestigd dat hij de verdachte enkele keren zou hebben geholpen om rommel op te ruimen en af te voeren naar de stort, maar de verklaringen van verdachte en de getuige over hoe dat vervolgens is gegaan, zijn op meerdere onderdelen tegenstrijdig. Naar het oordeel van het hof zijn die tegenstrijdigheden niet te verklaren uit het enkele gegeven dat er sinds de controle op 5 december 2018 en het horen van de getuige op 13 september 2022 geruime tijd is verstreken. Zo heeft de getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris nadrukkelijk verklaard dat hij met de verdachte de put had leeggemaakt om tabaksresten te verwijderen en dat zij vervolgens alle goederen weer in de put hadden teruggezet, terwijl de verdachte heeft verklaard dat de goederen uit de put in de spuitcabine werden gezet en niet meer in de put zijn teruggeplaatst. Ook verklaart de getuige dat hij heeft geholpen om
tweeputten leeg te maken, terwijl de verdachte heeft verklaard dat alleen de rechter put in de spuitcabine werd geleegd. De getuige wijst bovendien bij de raadsheer-commissaris – gevraagd naar de put – op een foto van de loods een andere locatie (buiten de spuitcabine) aan dan de locatie waar verdachte verklaard heeft de spullen uit een put te hebben gehaald. Ten slotte heeft [getuige] verklaard dat hij niets zou hebben gekregen voor het opruimen – later verklaart hij: “Ja, een paar stukken ijzer” – terwijl volgens verdachte [getuige] hem tegen een vergoeding had geholpen met opruimen. Gelet op deze tegenstrijdigheden acht het hof ook die verklaringen niet geloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof kan het op grond van het voorgaande – in onderling verband en samenhang beschouwd – niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat de goederen en stoffen in de spuitcabine van zijn loods bestemd waren voor het produceren van (synthetische) drugs en dat hij die goederen ook met dat opzet voorhanden had. Het hof gaat op grond van verdachtes verklaring ter terechtzitting in hoger beroep over het moment waarop hij de goederen in de spuitcabine heeft neergezet uit van de pleegperiode 2 december tot en met 5 december 2018.
Het hof acht op basis van het thans voorhanden zijnde procesdossier niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat verdachte van het onderdeel 'in vereniging' wordt vrijgesproken.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen als getuige van de wijkagent indien het hof twijfelt aan de verklaring van verdachte dat hij de politie uit eigen beweging heeft geïnformeerd nadat hij na de controle op 5 december 2018 opnieuw goederen aantrof in een put in de spuitcabine. Zo de verdachte na de controle op 5 december 2018 de politie al zou hebben verwittigd dat er nog (soortgelijke) spullen in zijn loods stonden, doet die omstandigheid niet af aan het voorgaande. De noodzaak tot nader onderzoek - zoals het horen van de wijkagent - is het hof dan ook niet gebleken. Ook overigens acht het hof zich voldoende voorgelicht, zodat het verzoek wordt afgewezen. Het hof bezigt het proces-verbaal van bevindingen van de wijkagent ook niet voor het bewijs.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 5000,- .
Standpunt van de verdedigingTer terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte een first offender is, dat hij volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek, hij de zorg voor een gezin heeft en er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg zoals bedoeld in artikel 6 EVRM.
Het oordeel van het hofHet hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van MDMA, één van de verdovende middelen die worden vermeld op lijst I van de Opiumwet. Hij heeft hiertoe een laboratoriumopstelling met grondstoffen in een loods op zijn perceel aanwezig gehad.
Met zijn handelen houdt verdachte de productie van synthetische drugs in stand. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico's en risico's voor de volksgezondheid met zich. Het is algemeen bekend dat ook het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico's met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat deze drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien.
Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte stelt deze criminele verbanden in staat buiten beeld van justitie te blijven. Uit zijn handelwijze blijkt dat verdachte zich niet bekommert om de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, maar zal daaraan geringe betekenis toekennen nu verdachte niet eerdere voor een vergelijkbaar feit onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft het hof oog gehad voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad, geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Bij zijn beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof zal evenwel een lichtere straf opleggen dan gevorderd door de advocaat-generaal nu het hof van oordeel is dat de na te melden straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds beoogd de verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRMHet hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In de strafzaak van verdachte is sprake van een overschrijding van deze redelijke termijn in eerste aanleg. De redelijke termijn is aangevangen op 10 december 2018, de datum van de aanhouding van verdachte. Op 13 april 2021, de datum waarop in deze zaak vonnis werd gewezen door de rechtbank, was de redelijke termijn overschreden met ruim 4 maanden. Het hof zal deze overschrijding compenseren door de hiervoor genoemde gevangenisstraf te verminderen met één maand.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 6 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.