ECLI:NL:GHSHE:2022:4174

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
20-000202-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake roekeloosheid in het verkeer met dodelijke afloop

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij roekeloosheid heeft geleid tot de dood van een politieambtenaar en lichamelijk letsel van een andere. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 3 jaren. De zaak betreft een verkeersongeval op 24 oktober 2020, waarbij de verdachte met zijn auto tegen een stilstaand politievoertuig botste, dat was gestopt om een overstekende das van de weg te halen. De verdachte was op dat moment met zijn telefoon bezig, wat heeft bijgedragen aan de roekeloosheid die leidde tot het fatale ongeval. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000202-22
Uitspraak : 6 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, van 26 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-137891-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [plaats] , [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] toegewezen tot (telkens) een bedrag van € 17.500,00 (aan immateriële schade) en is (telkens) de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 17.500,00, subsidiair 122 dagen gijzeling, opgelegd. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] is door de rechtbank afgewezen. Voorts heeft de rechtbank beslissingen ten aanzien van de proceskosten genomen. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van een airbagmodule uit een middenconsole.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] :
De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn door de rechtbank geheel toegewezen. De rechtbank heeft voorts voor de toegewezen bedragen telkens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De advocaat van deze benadeelde partijen heeft bij schrijven van 20 april 2022 aan slachtoffercoördinator [slachtoffercoördinator] bericht, welk schrijven vervolgens ter kennis is gebracht aan het hof, dat na het vonnis waarvan beroep de WAM-verzekeraar van de verdachte de vergoeding voor affectieschade heeft uitgekeerd aan deze benadeelde partijen. Naar aanleiding daarvan hebben deze benadeelde partijen hun vorderingen ingetrokken. Ter terechtzitting in hoger beroep is dit herhaald.
Die vorderingen zijn in hoger beroep dan ook niet meer aan de orde. Het hof zal in het dictum opnemen dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn ingetrokken, waardoor de door de rechtbank opgelegde schadevergoedingsmaatregelen zijn vervallen.
Ten aanzien van het beslag:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er onder de verdachte een onderdeel van een airbagmodule uit een middenconsole in beslag is genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep daarvan uitdrukkelijk afstand gedaan. Gelet daarop zal het hof geen beslissing meer nemen over het beslag, zoals staat vermeld op de beslaglijst van 6 december 2021, bij gebrek aan belang.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] . De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding, met toekenning van een vergoeding voor de proceskosten ter hoogte van € 67,52.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de verdediging het hof verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, behoudens de opgelegde straf, de strafmotivering, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] en de toegepaste wetsartikelen.
Aanvulling en verbetering van de gronden
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, navolgende aanvulling. Naast de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, komt de bewezenverklaring mede te berusten op de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende:
I.
U vraagt mij of ik met mijn telefoon bezig was ten tijde van de aanrijding met de door mij bestuurde auto op 24 oktober 2020, waarbij politieambtenaar [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en politieambtenaar [slachtoffer 2] gewond is geraakt. Ja, ik was met mijn telefoon bezig. Ik was afgeleid door de telefoon, ik was met mijn gedachten niet bij het verkeer. Ik keek naar beneden.
U, voorzitter, vraagt mij naar de app-groep waar ik drie door mij, kennelijk al rijdend, getypte berichten naar heb verzonden en waar ik één seconde voor de aanrijding kennelijk weer een app-bericht in wilde gaan typen. Dat is een app-groep van atleten.
Het hof heeft voorts geconstateerd dat de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bewijsbijlage bij het vonnis van de rechtbank, op onderdelen verbetering en aanvulling behoeven in de volgende zin:
II.
Het bewijsmiddel (pg. 20-21 van het vonnis) proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (bron 2), behoeft op onderdelen aanvulling en verbetering. Ten behoeve van de leesbaarheid zal het hof dit bewijsmiddel in zijn geheel vervangen in de volgende zin:
Een proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, BVH nummer 2020243046-08, afgesloten 14 mei 2021 (bron 2), voor zover inhoudende:
Ik, [verbalisant 1] , inspecteur van politie, behorende tot de Eenheid Limburg, ingedeeld bij de Forensische Opsporing, afdeling
VerkeersOngevallenAnalyse, locatie Venlo, verklaar het volgende:
1.1.
Verzoeker
Op 24 oktober 2020, omstreeks 23.40 uur, verzocht [verbalisant 2] , inspecteur van politie, werkzaam in basisteam de Kempen, van de Eenheid Oost-Brabant, die in eerste instantie was belast met de coördinatie op de plaats van de aanrijding, mij om een onderzoek te verrichten naar de aanleiding en oorzaak van het hierna bedoelde verkeersongeval.
1.2.
Beknopte ongevalsbeschrijving
De bestuurder van een politievoertuig stopte op de rechterrijstrook van de N270 in de richting Well ter hoogte van hectometerpaal 6.4Re, teneinde een kort daarvoor aangereden das van de rechter rijstrook te halen. De bestuurder van een Seat botste nagenoeg exact 2 minuten later tegen de achter het politievoertuig staande bestuurder van het politievoertuig en diens voertuig. De bestuurder van het politievoertuig overleed als gevolg van deze aanrijding. De bijrijder van het politievoertuig stond voor het politievoertuig op de rechter rijstrook. Zij werd door het voorwaarts gedrukte politievoertuig aangereden en raakte hierbij gewond.
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1, personenauto, merk Seat, type Leon. kleur grijs, kenteken [kenteken 1] .
Voertuig 2, personenauto, merk Mercedes-Benz, type B220D, politie uitvoering, kenteken [kenteken 2] .
2.2.2
Wegsituatie
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de N270, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Nuenen, in de gemeente Nuenen
(het hof begrijpt: Nuenen c.a.).
Het verkeersongeval had plaatsgevonden ter hoogte van hectometerpaal 6.4Re.
De N270 heeft zijn verloop van Eindhoven naar Well en vice versa.
Het ongeval vond gezien in de rijrichting van de voertuigen plaats op een recht weggedeelte van de N270. De rijbaan had een breedte van circa 10,5 meter en was door middel van een onderbroken witte streep verdeeld in twee rijstroken.
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/u.
2.2.5
Tijdelijke omstandigheden
Op 24 oktober 2020, omstreeks 22.49.30 uur, enkele minuten voor het ongeval werd een das overreden door een of meerdere personenauto's. Het politievoertuig dat achter deze personenauto's reed stopte vlak voor het aangereden dier en zette de amberkleurige zwaailichten aan. De beide inzittenden bevonden zich buiten het voertuig kennelijk om de dode das van de rijbaan te verwijderen.
2.2.6
Lichtgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid nacht.
2.2.7
Wegverlichting
Ter plaatse was er geen straatverlichting.
2.2.8
Weersgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de weersgesteldheid, volgens opgave van collega(’s), droog en helder.
2.3.1
Sporen op het wegdek
Vanaf de positie, waar de Mercedes-Benz kort vóór het ongeval stil gestaan moest hebben, trof ik op het wegdek recente bandensporen aan, met een gemeten lengte van ongeveer 12 meter, die eindigden onder de voorwielen van de Mercedes-Benz.
2.3.3
Eindposities van de voertuigen
Ik trof de Mercedes-Benz aan op de rechterrijstrook van de N270 met de achterzijde ongeveer 10,25 meter voorbij de krassporen. (…)
2.3.6
Uitzichtsbepalingen
Het uitzicht van de bestuurder van de Seat werd niet belemmerd.
Door ons werd een reconstructie betreffende het zicht gehouden op 23 februari 2021. Hiertoe is een Seat Leon gehuurd en een politievoertuig, Mercedes B-klasse, op het botspunt geplaatst met in werking zijnde amberkleurige zwaailichten en geopende achterklep. Daarbij is gebleken dat er direct zicht was op de amberkleurige flitslichten van de achterklep van het politievoertuig onmiddellijk na het passeren van het kruispunt N270 met de Wolvendijk.
2.3.7
Verlichting, reflectie en zwaailichten
Op 18 december
(het hof begrijpt: 2020)is door de firma [bedrijf 1] in de garage voor politievoertuigen aan het [adres 2] de logging van de SmartSwitch gekopieerd uit de betrokken Mercedes-Benz. De SmartSwitch was niet gekoppeld aan het NTP (Network Time Protocol). Door mij werd aan de hand van de tijden van de camerabeelden, met daarop zichtbaar het begin en einde van de werking van de zwaailichten, het tijdsverschil verrekend in de laatste kolom van het logbestand van SmartSwitch.
Dit logbestand gaf aan:
• om 22:49:32 amber activation request, zijnde de activatie van de amberkleurig zwaailichten.
• om 22:50:03 Tail/trunk open, zijnde de opening van de achterklep van de Mercedes-Benz.
• om 22:51:30 Main switch off met daarbij Tail/trunk closed (or main switch off), zijnde de botsing waarbij de versterker voor licht en geluid defect raakte.
De op de camerabeelden van [bedrijf 2] zichtbare zwaailichten zijn derhalve de amberkleurig geweest. Bij gebruik van zwaailichten gaat bij een geopende achterklep van de Mercedes-Benz een amberkleurige LED-flitser in werking.
De Mercedes-Benz was voorzien van een witte reflecterende streep over de breedte van de achterbumper. Bij een reconstructie betreffende de zichtbaarheid die onder dezelfde omstandigheden gehouden werd op 23 februari 2021 was het schijnsel van de koplampen van een soortgelijke Seat Leon goed zichtbaar in deze reflecterende streep vanaf ongeveer 100 meter afstand.
2.3.8
Inbeslagname Voertuigen
In verband met het onderzoek heb ik de betrokken voertuigen in beslag genomen.
Bij het voertuigonderzoek werden sporen aangetroffen die duiden op het vasthouden van een mobiele telefoon in de rechterhand door de bestuurder van de Seat. Bij de botsing waren waarschijnlijk haren van de rechter onderarm in het stuur achter gebleven. De telefoon werd gedurende de botsing richting de voorruit geworpen en kwam klem te zitten tussen de voorruit en het dashboard.
4.2.1
Proefnemingen/berekeningen
Met betrekking tot de snelheid van de Seat het volgende:
Aan de hand van de afstand die de Seat had afgelegd vanaf de koplus van de N270 voor het kruispunt met de Wolvendijk tot aan de botsplaats in de geregistreerde tijden werd door mij een snelheidsberekening gemaakt.
Snelheid: 1046m/46sec = 22,74m/s = 81,9 km/h.
5.2.
Toedracht, oorzaak en gevolg
Op basis van de sporen, eindposities, camerabeelden en de digitale data van de
verkeersregel installaties, uit de iPhone
(hof: van de verdachte)en uit het plaatsbepalingssysteem van de politie is vastgesteld dat:
• De bestuurders van de ongevalsvoertuigen reden over de N270, komende uit de richting van Eindhoven en rijdende in de richting van Well.
• De bestuurder van de Seat op de locatie waar hij werkzaam was aan de [adres 3] enkele WhatsApp-berichten stuurde direct gevolgd door het starten van de applicatie Safari.
• De bestuurder van de Seat ter hoogte van de Lieven de Keystraat op zijn iPhone, op de website Kijk.nl, UFC seizoen 2020 aflevering 33 opstartte.
• De bestuurder van de Seat om 22:49:50 uur bij de verkeerslichten aan de van
Oldenbarneveldstraat, zonder te stoppen, linksaf de N270 op reed bij groen licht.
• De bestuurder van de Seat om 22:50:45 uur over de N270, met de linker wielen over de asbelijning tussen de rijstroken voor rechtdoor, reed voor het kruispunt met de Wolvendijk.
• De bestuurder van de Seat op dat moment bezig was met het verzenden van WhatsApp-berichten.
• Dat vanaf het kruispunt N270 met de Wolvendijk zichtbaar was dat er amberkleurige zwaailichten ontstoken waren op ongeveer 1000 meter afstand verderop.
• De bestuurder van de Seat bezig was met het gebruik van Instagram van 22:51:02 tot 22:51:23 uur.
• De iPhone twee gebruiksmomenten van WhatsApp registreerde met starttijden 22:51:25 uur en 22:51:29 uur.
• Twee voertuigen die vlak voor de politieauto reden een overstekende das overreden.
• De Mercedes-Benz om 22:49:30 uur stopte voor deze das op de rechterrijstrook.
• Vrijwel gelijktijdig de amberkleurige zwaailichten van de Mercedes-Benz ontstoken werden.
• De bestuurder van de Mercedes-Benz achter het voertuig stond met een geopende
achterklep kennelijk doende om een groene kunststof schep met aluminium steel uit het voertuig te halen.
• Elf personenauto’s de politieauto links passeerden.
• Om 22.51.30 uur:
1) De Seat zonder zichtbaar sturen of afremmen tegen de achterzijde van het politievoertuig botste.
2) De bestuurder van de Mercedes-Benz door de Seat tegen zijn auto gedrukt werd.
3) De Mercedes-Benz ongeveer 12 meter voorwaarts verplaats werd waarbij de bijrijder van de politieauto door deze geraakt werd en daarbij letsel opliep.
4) De bestuurder van de Mercedes-Benz na de botsing naar rechts door de voorzijde van de Seat werd meegenomen en als gevolg van het letsel overleed.
5) Door de klap van de botsing de amberkleurige zwaailichten defect raakten.
6) De knipperende waarschuwingslichten van de politieauto automatisch
ontstoken werden.
• Na het ongeval tweeëntwintig personenauto’s links aan de Mercedes-Benz zonder in werking zijnde zwaailichten voorbij reden voordat politievoertuigen met zwaailichten de plaats van het ongeval beveiligden.
5.4.
Vermijdbaarheid
Indien de bestuurder van de Seat niet voortdurend vóór de botsing zijn mobiele telefoon had vastgehouden en bediend had hij het stilstaande politievoertuig kunnen opmerken en links voorbij kunnen rijden, dan wel zijn voertuig tot stilstand kunnen brengen.
III.
Na het voornoemde proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse wordt de bewijsvoering aangevuld met het volgende bewijsmiddel:
Verkort proces-verbaal analyse (VRI) data en camerabeelden, afgesloten op 12 mei 2021, voor zover inhoudende:
Ik, [verbalisant 3] , brigadier van politie, werkzaam als senior Forensische Opsporing bij de Dienst Regionale Recherche, team Forensische Opsporing verkeer van de Eenheid Limburg, verklaar het volgende:
1.2
Aanleiding
Ik heb een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een aanrijding die op zaterdag 24 oktober 2020 omstreeks 22:52 uur had plaatsgevonden op de N270, rechter rijbaan (vanuit de richting van Eindhoven in de richting van Helmond), tussen hectometer 6.3 en 6.4 te Nuenen.
De aanrijding had plaatsgevonden tussen een personenauto van het merk Seat en voorzien van het kenteken [kenteken 1] en een personenauto van het merk Mercedes-Benz en voorzien van het kenteken [kenteken 2] . De Mercedes-Benz betrof een als zodanig uitgevoerd en herkenbaar politievoertuig.
De Mercedes-Benz had stil gestaan op de tweede rijstrook van de N270, de Seat was tegen de stilstaande Mercedes-Benz gebotst, waardoor een van de inzittenden van de Mercedes-Benz gewond was geraakt en de andere inzittende was overleden.
Voorafgaande aan de aanrijding was de bestuurder van de Seat achtereenvolgens de kruispunten N270 - van Oldenbarneveltlaan - Koudenhovenseweg Zuid (verder te noemen:
kruispunt 1) en N270 - Wolvendijk (verder te noemen:
kruispunt 2) gepasseerd.
Voorafgaande aan de aanrijding had de bestuurder van de Mercedes-Benz over de N270 in de richting van Eindhoven gereden en had hij zijn voertuig gekeerd bij kruispunt 2, om in de richting van Helmond te rijden. Het verkeer op beide kruispunten wordt geregeld door een verkeersregelinstallatie.
2.1
Omgeving
Zowel op satellietopnamen als op Google Streetview zag ik, dat tussen kruispunt 2 en de plaats van de aanrijding geen zijstraten op de N270 aansloten. De plaats van de aanrijding is voor bestuurders van motorrijtuigen alleen te bereiken via kruispunt 2. Ik heb de afstand tussen kruispunt 2 en de plaats van de aanrijding in het tekenprogramma AutoCad gemeten in de kadastertekening en zag dat deze afstand ongeveer 1050 meter bedroeg.
Ik zag op Google Streetview, dat de maximumsnelheid tussen kruispunt 2 en de plaats van de aanrijding, 80 km per uur bedroeg. Uitgaande van een constante en gelijkblijvende snelheid van 80 km per uur (22,2 meter per seconde), wordt deze afstand dan binnen ongeveer 47 seconden afgelegd.
2.4
GPS data iPhone bestuurder Seat
De bestuurder van de Seat was in het bezit van een iPhone, die voorafgaande aan en ten tijde van de aanrijding in het door hem bestuurde voertuig aanwezig was.
Voor wat betreft het verkrijgen van de data van de iPhone alsmede uitleg over de gebruikte data, verwijs ik naar het proces-verbaal van verzoeker.
Uit dat proces-verbaal bleek mij onder andere dat:
- de iPhone zich tussen 22:48:59 uur en 22:50:01 uur ter hoogte van kruispunt 1 bevond;
- de iPhone zich tussen 22:50:41 uur en 22:50:48 uur ter hoogte van kruispunt 2 bevond.
2.5
Camerabeelden plaats aanrijding
Langs de N270 zijn door [bedrijf 2] diverse camera’s geplaatst.
Op beelden van één van deze camera’s was onderhavige aanrijding zichtbaar.
Verzoeker heeft de camerabeelden aan mij ter beschikking gesteld.
Verzoeker deelde mij mede, dat de systeemtijd van het camerasysteem van [bedrijf 2] gelijk is aan de UTC tijd.
Bij deze tijden dient derhalve een uur te worden opgeteld voor de zomertijd.
Op de camerabeelden zag ik onder andere dat omstreeks:
- 21:49:26 uur (werkelijke tijd 22:49:26 uur) de Mercedes-Benz aan kwam gereden en dat vóór de Mercedes-Benz een voertuig reed.
- 21:49:31 uur (werkelijke afgeronde tijd 22:49:32 uur) de Mercedes-Benz tot stilstand werd gebracht en optische signalen op het dak in werking werden gesteld.
In de logging van de SmartSwitch (hoofdstuk 2.3) staat vermeld: Amber activation request 22:49:32. De tijden van de camerabeelden en de SmartSwitch zijn dan (nagenoeg) gelijk.
- 21:49:44 uur (werkelijke tijd 22:49:44 uur) drie voertuigen hun snelheid zichtbaar verminderden en de Mercedes-Benz links passeerden.
- 21:50:03 uur (werkelijke tijd 22:50:03 uur) en verder een lichtschijnsel zichtbaar was hoog aan de achterzijde links van de Mercedes-Benz.
De Mercedes-Benz is voorzien van achterlichten die aan iedere zijde uit twee delen bestaat, één deel in het achterscherm en één deel in de achterklep. In de logging van de SmartSwitch staat vermeld: tail/trunk open 22:50:03.Het lichtschijnsel was dan waarschijnlijk het schijnsel van het linker achterlicht dat in de achterklep is aangebracht.
- 21:50:15 uur (werkelijke tijd 22:50:15 uur) een voertuig zijn snelheid zichtbaar verminderde en de Mercedes-Benz links passeerde.
- 21:50:38 uur (werkelijke tijd 22:50:38 uur) vier voertuigen hun snelheid zichtbaar verminderden en de Mercedes-Benz links passeerden.
- 21:50:59 uur (werkelijke tijd 22:50:59 uur) twee voertuigen hun snelheid zichtbaar verminderden en de Mercedes-Benz links passeerden.
- 21:51:18 uur (werkelijke tijd 22:51:18 uur) een voertuig zijn snelheid zichtbaar verminderde en de Mercedes-Benz links passeerde.
- 21:51:28 uur (werkelijke tijd 22:51:28 uur) de betrokken Seat zonder zichtbaar snelheid te verminderen de Mercedes-Benz over de tweede rijstrook naderde.
Omstreeks 21:51:30 uur de Seat tegen de Mercedes-Benz botste. De werkelijke tijd is dan22:51:30 uur.In de logging van de SmartSwitch staat vermeld: Main switch off en tail/trunk closed (or main switch off) 22:51:30.De achterklep was dan in ieder geval vanaf 22:50:03 uur tot en met de aanrijding geopend.
- 21:51:32 uur (werkelijke tijd 22:51:32 uur) de Mercedes-Benz door de kracht van de botsing vooruit werd gedrukt. De optische signalen op het dak van de Mercedes-Benz vielen hierbij uit. De Seat schuin rechts voorbij de Mercedes-Benz tot stilstand kwam.
Voordat de botsing plaatsvond passeerden elf voertuigen de Mercedes-Benz, waarvan de bestuurders hun snelheid zichtbaar verminderden en de Mercedes-Benz links passeerden. Optische signalen op het dak van de Mercedes-Benz waren hierbij in werking. Drie bestuurders passeerden de Mercedes-Benz terwijl de achterklep gesloten was, acht bestuurders passeerden de Mercedes-Benz terwijl de achterklep geopend was. Deze elf bestuurders namen de stilstaande Mercedes-Benz dan kennelijk allemaal tijdig waar.
Nadat de botsing plaats had gevonden en de optische signalen op het dak waren uitgevallen, passeerden tweeëntwintig voertuigen de Mercedes-Benz, waarvan de bestuurders de snelheid zichtbaar verminderden en de Mercedes-Benz links passeerden. De optische signalen op het dak van de Mercedes-Benz waren door de botsing uitgevallen. Deze tweeëntwintig bestuurders namen de stilstaande Mercedes-Benz dan kennelijk allemaal tijdig waar.
3.1
Kruispunt 2
Ik zag dat het verkeerslicht groen licht uitstraalde tijdens de benadering van de Seat en dat het licht ook groen bleef uitstralen nadat de Seat was gepasseerd. De bestuurder van de Seat heeft dan ongehinderd zijn weg kunnen vervolgen en heeft zijn voertuig niet voor de verkeerslichten tot stilstand hoeven brengen.

Indicatieve gemiddelde snelheid

In het faselog zag ik, dat de Seat de meest ver van de stopstreep gelegen detectielus 116 om 22:50:41.5 uur en de kort vóór de stopstreep gelegen detectielus 111 om 22:50:45.0 uur activeerde. De verstreken tijd tussen deze detectorregistraties bedraagt dan ongeveer 3,5 seconden.
In de digitale kruispunttekening zag ik, dat de afstand tussen de hierboven genoemde detectielussen ongeveer 67 meter bedroeg.
De indicatieve gemiddelde snelheid van de Seat tussen deze detectielussen bedraagt dan ongeveer 19,1 meter per seconde / 69 km per uur.
De aanrijding vond plaats omstreeks
22:51:30 uur. Tussen de detectorregistraties van de koplussen van kruispunt 2 door de Seat (22:50:45 uur) en de aanrijding waren dan ongeveer
45 secondenverstreken.
De afstand tussen kruispunt 2 en de plaats van de aanrijding, ongeveer 1050 meter, wordt bij een constante en gelijkblijvende snelheid van 80 km per uur afgelegd binnen ongeveer
47 seconden(hoofdstuk 2.1).
De verstreken tijd tussen de detectorregistraties en het bereiken van de botsplaats is nagenoeg gelijk aan de te verwachten rijtijd, zodat de gemiddelde snelheid tussen kruispunt 2 en de botsplaats ongeveer 80 km per uur is geweest.
4. Conclusie
Uit de analyse van de faselogs bleek dat:
- de bestuurder van de Seat op zaterdag 24 oktober 2020 omstreeks 22:49:50 uur, vanaf de van Oldenbarneveltlaan kruispunt 1 was genaderd en op het kruispunt linksaf sloeg, om zijn weg over de N270 in de richting van Helmond te vervolgen. De bestuurder was de stopstreep genaderd terwijl de voor hem geldende verkeerslichten reeds geruime tijd
groen lichtuitstraalden en de Seat activeerde de koplus toen het verkeerslicht groen licht uitstraalde. De Seat deactiveerde de koplus 0,6 seconde later. De bestuurder van de Seat heeft zijn voertuig niet voor deze verkeerslichten tot stilstand gebracht;
- de bestuurder van de Seat op zaterdag 24 oktober 2020 omstreeks 22:50:45 uur, over de N270 in de richting van kruispunt 2 reed. De bestuurder was de stopstreep gepasseerd terwijl de voor hem geldende verkeerslichten reeds geruime tijd
groen lichtuitstraalden. De bestuurder van de Seat heeft zijn voertuig niet voor deze verkeerslichten tot stilstand gebracht. De bestuurder van de Seat reed bij nadering van het kruispunt aan de uiterste linkerzijde van de rechter rijstrook, waarbij hij met de linker wielen in ieder geval op de as-belijning en mogelijk een deel op de linker rijstrook reed. De bestuurder van de Seat reed bij nadering van het kruispunt met een indicatieve gemiddelde snelheid van ongeveer 69 km per uur, waar 80 km per uur is toegestaan.
IV.
Het bewijsmiddel in het vonnis (pag. 29), een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] (bron 1, pg. 54 e.v.), moet als volgt worden verbeterd:
‘Ter hoogte van Nuenen zag ik een groot beest de weg oversteken’ (de tweede volzin van het bewijsmiddel) moet komen te luiden:
‘Ter hoogte van Nuenen (
het hof begrijpt: gemeente Nuenen c.a.) zag ik een groot beest de weg oversteken’.
V.
Vóór het bewijsmiddel in het vonnis (pag. 30) “de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 22 december 2021 afgelegd, voor zover inhoudende: (…)” wordt als bewijsmiddel toegevoegd aan de bewijsvoering:
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 25 oktober 2020 (dossierpagina’s 77- 85, bron 1), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(pagina 82)
Opmerking verbalisant: Ik wil u de gelegenheid geven uw verklaring te geven over hoe het ongeluk op zaterdag 24 oktober 2020 omstreeks 22.50 uur op de N-270 is gebeurd. (…)
Antwoord verdachte: Op een gegeven moment reed ik op die weg. Het was heel rustig. Op een gegeven moment zag ik in de verte licht. Ik zag oranje licht.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
De verdediging heeft zich geschaard achter de strafoplegging van de rechtbank. De raadsman heeft bepleit dat door de rechtbank maatwerk is geleverd wat rechtdoet aan de persoon van de verdachte, de omstandigheden van het strafbare feit en de gevolgen voor de slachtoffers.
Het hof komt tot een andere strafoplegging dan is gevorderd door de advocaat-generaal en dan is verzocht door de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Op 24 oktober 2020 is de verdachte, omstreeks 22:51 uur, na zijn werk richting zijn huis gereden. Hij reed over de N270, komende vanuit de richting van Eindhoven en gaande in de richting van Well. Ongeveer twee minuten daarvoor reden de politiefunctionarissen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook op die N270. Zij zagen een gevaarlijke situatie op de weg waarbij auto’s moesten uitwijken voor een overstekende das, welke das vervolgens ook daadwerkelijk werd aangereden. Deze das lag op de rijbaan. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben daarop hun dienstvoertuig stilgezet op de rechterrijstrook, achter de das. [slachtoffer 1] heeft de amberkleurige zwaailichten op het dak van het voertuig in werking gesteld en beiden zijn uitgestapt uit het voertuig, ten einde de das van de weg te halen. [slachtoffer 2] bevond zich voor het dienstvoertuig. [slachtoffer 1] is naar de achterkant van het dienstvoertuig gelopen en heeft de achterklep van het dienstvoertuig geopend teneinde daaruit een schep te pakken om daarmee de das van het wegdek te verwijderen. Op de camerabeelden is te zien dat een elftal auto’s het dienstvoertuig passeert en tijdig naar de andere (linker) rijstrook gaat. De verdachte is, zonder snelheid te minderen, met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur met zijn personenauto achterop het politievoertuig geklapt terwijl [slachtoffer 1] nog achter het politievoertuig stond bij de geopende achterklep. Door de botsing is [slachtoffer 1] , 28 jaar oud, komen te overlijden. Het politievoertuig is voorts door de klap 12 meter vooruit geschoten waardoor [slachtoffer 2] , die voor het voertuig stond, ook werd geraakt en daarbij lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen, heeft opgelopen, welke tot complicaties heeft geleid.
De verdachte heeft verklaard dat hij op zijn telefoon bezig was en dus onoplettend is geweest. Uit onderzoek aan de telefoon is onder meer gebleken dat de verdachte zeer kort voor het ongeval in een periode van ongeveer 48 seconden actief was op zijn telefoon, op WhatsApp en Instagram:
- om 22.50.42 uur opent hij WhatsApp en is op het scherm;
- om 22.50.44 uur opent hij een chat van een chatgroep, zijnde, volgens de verdachte, een groepsapp met atleten;
- om 22.50.46 uur start hij met het typen van een bericht;
- om 22.50.48 uur verzendt hij een app naar voornoemde groepsapp: ‘gewonnen’;
- om 22.50.49 uur start hij met het typen van een bericht;
- om 22.50.50 uur verzendt hij een app naar voornoemde groepsapp: ‘the eagle’;
- om 22.50.52 uur start hij met het typen van een bericht;
- om 22.50.54 uur verzendt hij een app naar voornoemde groepsapp: ‘has landed’;
- om 22.50.56 uur sluit hij de chat af en wordt het toetsenbord afgesloten en een seconde later WhatsApp afgesloten;
- tussen 22.51.02 en 21.51.23 uur is hij doende met het gebruik van Instagram;
- om 22.51.26 uur opent hij WhatsApp en is op het scherm;
- om 22.51.28 uur opent hij opnieuw een chat van voornoemde groepsapp, zijnde, volgens de verdachte, een groepsapp met atleten;
- om 22.51.29 uur opent hij een toetsenbord voor het typen van een tekstbericht.
Eén seconde daarna vindt de aanrijding plaats.
Uit een reconstructie blijkt dat het verkeer na het passeren van de kruising van de N270 met de Wolvendijk over een afstand van ongeveer 1 kilometer de amberkleurige zwaailichten van het politievoertuig kon waarnemen. Uit de Verkeersongevallenanalyse is gebleken dat indien de verdachte niet voortdurend voor de botsing zijn mobiele telefoon had vastgehouden en bediend hij het stilstaande politie voertuig had kunnen opmerken en links voorbij had kunnen rijden.
Door voortdurend met zijn telefoon bezig te zijn tijdens het besturen van zijn personenauto heeft de verdachte volstrekt geen verantwoordelijkheid getoond ten opzichte van zijn medeweggebruikers. Hij heeft door zijn handelen niet alleen de verkeersveiligheid op zeer ernstige wijze in gevaar gebracht, maar ook het lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] en de dood van [slachtoffer 1] veroorzaakt. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij oranje lichten heeft gezien. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte deze lichten op ongeveer 1.050 meter afstand en gedurende ongeveer 47 seconden vanaf het kruispunt N270 - Wolvendijk heeft kunnen waarnemen. Bij het zien van de lichten mag van de verdachte verwacht worden dat hij extra alert was, omdat er wellicht personen bezig waren met de verkeersveiligheid. Die extra alertheid heeft hij niet betracht. Sterker: hij is desondanks doorgegaan met het bedienen van zijn telefoon. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Met het overlijden van – de destijds 28 jarige – politieambtenaar [slachtoffer 1] is de nabestaanden groot leed aangedaan, zoals ook ter terechtzitting van het hof is gebleken. Uit de tijdens de terechtzitting van het hof voorgelezen en overgelegde schriftelijke slachtofferverklaringen van respectievelijk [nabestaande 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [nabestaande 2] en [benadeelde partij 1] , respectievelijk de zus, de moeder, de broer, de vriendin en de vader van [slachtoffer 1] , blijkt hoezeer hun wereld is ingestort. Ook uit de door [slachtoffer 2] ter terechtzitting van het hof voorgelezen en overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat haar wereld volledig is veranderd en dat zij nog elke dag lichamelijk (en vooral geestelijke) pijn ondervindt.
Het hof is van oordeel dat de verdachte zich, door te handelen zoals hij heeft gedaan, dan ook schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit dat een gevangenisstraf voor een langere duur rechtvaardigt.
Persoon van de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden
Bij de straftoemeting heeft het hof, naast de aard en ernst van het bewezenverklaarde, voorts gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep schuldbewust betoond en hij heeft uitgelegd dat hij in zijn verklaringen bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg van onjuiste gegevens is uitgegaan en daarom destijds onjuist heeft verklaard. In eerste aanleg verkeerde hij in een ontkennende fase en was er van overtuigd dat hij niet op zijn telefoon had gezeten. Hiervoor heeft hij excuses aangeboden. Hij is zich thans bewust dat hij
welop zijn telefoon zat tijdens de aanrijding.
Voorts is het hof gebleken dat de verdachte zijn baan is verloren als gevolg van het bewezenverklaarde, doordat hij onder andere niet meer kon werken met TBS-patiënten. De verdachte verklaarde voorts dat hij momenteel werkzaam is op een HIC-afdeling in de psychiatrie, waar patiënten gestabiliseerd worden met acute psychotische problematiek. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet meer kan zetten tot zijn passie voor bodybuilding en dat hij en zijn vriendin veel stress hebben gehad en nog steeds hebben als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortvloeiende rechtszaak. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ten slotte verklaard dat zijn vriendin zwanger is van hun tweede kind.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een verkeersdelict.
Afweging
Het hof wil allereerst opmerken dat het hof op basis van de verklaring van de verdachte en diens presentatie ter terechtzitting in hoger beroep, de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte oprecht intrinsieke en doorleefde spijt ervaart van zijn bewezenverklaarde handelen. Naast het intense verdriet van de nabestaanden van [slachtoffer 1] en de ernstige gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer 2] , zal ook de verdachte zijn leven lang geconfronteerd worden met de door hem veroorzaakte dood van [slachtoffer 1] en met het lichamelijk (en geestelijk) letsel dat [slachtoffer 2] door zijn handelen heeft opgelopen. Dit zal ook voor de verdachte een zeer zware last zijn.
Het hof ziet zich in deze zaak geconfronteerd met enerzijds een zeer ernstig feit waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het slachtoffer zijn geworden. Zo’n ernstig strafbaar feit met zulke grote gevolgen, (mede) door het bedienen van een mobiele telefoon tijdens het deelnemen aan het verkeer, rijdend met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, moet onvermijdelijk leiden tot strafrechtelijk ingrijpen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Anderzijds heeft het hof ook oog voor de verdachte en zijn schuldbewustheid.
Het hof is echter van oordeel, dat ondanks deze schuldbewustheid en inzicht in het foute van zijn handelen bij de verdachte en ondanks het grote verdriet en de impact van het bewezenverklaarde ook aan de kant van de verdachte en zijn gezin, waaronder ook de gevolgen voor het werk van de verdachte, het hof vanwege de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de onomkeerbare gevolgen hiervan en de mate van leed dat is toegebracht aan de slachtoffers en hun dierbaren, niet anders kan dan een sanctie opleggen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf inhoudt van langere duur. De door de rechtbank opgelegde straffen doen geen recht aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde zoals hiervoor omschreven.
Alles overziend is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het bewezenverklaarde de verdachte de bevoegdheid ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is
.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] (de broer van het overleden slachtoffer) heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 17.500,00 aan immateriële schade (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 67,52.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de vordering afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Affectieschade is op grond van artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek slechts toewijsbaar aan een beperkte kring van personen, waar de heer [benadeelde partij 3] als broer van het overleden slachtoffer niet onder valt. Op grond van de zogenoemde hardheidsclausule die in artikel 6:108 lid 4 sub g van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, kan in uitzonderlijke gevallen affectieschade worden toegekend aan een persoon die niet tot de in de wet genoemde kring van gerechtigden behoort. Broers zijn niet opgenomen in de opsomming in de wet van personen die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De wetgever heeft er dus uitdrukkelijk voor gekozen hen niet standaard een recht op affectieschade toe te kennen. Dit sluit niet uit dat zij in bijzondere gevallen een beroep kunnen doen op voornoemde hardheidsclausule. In uitzonderlijke gevallen kan door broers of zussen toch een aanspraak op vergoeding van affectieschade worden toegekend, zoals de in de wetsgeschiedenis genoemde situatie waarin broers hun leven lang samenwonen én voor elkaar zorgen (Kamerstukken II 2014/15, 34257, nr. 3 (MvT), p. 15). In geval van een dergelijke nauwe persoonlijke relatie kan vergoeding van affectieschade gerechtvaardigd zijn. Daarbij is het aan de nabestaande om deze nauwe persoonlijke relatie aannemelijk te maken. De wetgever heeft in de memorie van toelichting naast een concreet voorbeeld ook handvatten geboden in de vorm van wegingsfactoren om te beoordelen of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Voor het aannemen van een nauwe persoonlijke betrekking dient een hechte affectieve relatie te worden aangetoond. Niet de formele maar de feitelijke verhouding is daarbij beslissend, waarbij de omstandigheden van het geval bepalend zijn. Factoren van belang zijn onder meer de intensiteit, de aard en de duur van de relatie. Daarbij is relevant op welke wijze het overlijden van het slachtoffer een feitelijke ommezwaai in het leven van de nabestaande kan betekenen.
Het hof neemt als uitgangspunt dat bij de uitleg van de hardheidsclausule zoveel mogelijk aangesloten moet worden bij de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt uit de memorie van toelichting en wetsgeschiedenis. Uit het voorgaande leidt het hof af dat de wetgever heeft bedoeld dat broers slechts in uitzonderlijke gevallen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade en dat het onvoldoende is als uitsluitend komt vast te staan dat zij bij elkaar woonden en een goede en hechte band hadden.
Het hof begrijpt uit de toelichting op de vordering dat beide broers een zeer hechte band hadden. Dit blijkt uit de overgelegde WhatsApp-contacten, waaruit de wederzijdse zorg blijkt, dat ze veel in elkaars gezelschap waren en samen vakanties doorbrachten. Er bestaat bij het hof geen twijfel over de (lots)verbondenheid van de broers, en dat het gemis van zijn broer voor [benadeelde partij 3] immens groot is. Zonder af te doen aan de hechte band die [benadeelde partij 3] met zijn broer had is dit evenwel onvoldoende om in aanmerking te komen voor affectieschade via de hardheidsclausule.
Deze schadepost ‘affectieve schade’ is naar het oordeel van het hof, gelet op de restrictieve uitleg van de wetgever, onvoldoende onderbouwd. Het hof zal de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding en bepalen dat hij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verstaat dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn ingetrokken, waardoor de door de rechtbank opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten aanzien van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] eveneens vervallen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 6 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.