In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 januari 2022. De vader verzoekt om mede belast te worden met het gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2019, en om een wijziging van de omgangsregeling. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en heeft incidenteel appel ingesteld om de omgangsregeling te wijzigen. De vader en moeder hebben een verbroken relatie en de minderjarige staat onder toezicht van de Gecertificeerde Instelling (GI). De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader één keer per twee weken begeleide omgang had met de minderjarige. De vader en moeder zijn in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens zijn met de eerdere beslissing van de rechtbank.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. De vader stelt dat de communicatie met de moeder is verstoord door de hulpverlening, terwijl de moeder aangeeft dat de vader niet in staat is om samen beslissingen te nemen over de minderjarige. De GI en de raad adviseren om de moeder eenhoofdig met het gezag te belasten, omdat er een risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders.
Het hof overweegt dat de communicatieproblemen tussen de ouders ernstig zijn en dat er geen verbetering te verwachten is. Daarom wordt het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen en blijft de moeder eenhoofdig met het gezag belast. De omgangsregeling is inmiddels gewijzigd door de rechtbank, waardoor beide partijen geen belang meer hebben bij hun hoger beroep. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.