ECLI:NL:GHSHE:2022:4154

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.312.657_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten. De moeder en de gecertificeerde instelling (GI) zijn als verweerster en belanghebbende betrokken. De zaak is complex, met een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en die te maken heeft met conflicten tussen de ouders. De minderjarige verblijft sinds januari 2022 bij de moeder, maar het contact met de vader is beperkt. Het hof heeft in eerdere beschikkingen geoordeeld dat er meer informatie nodig is over de situatie van de minderjarige en de ouders om te kunnen beslissen over de verlenging van de uithuisplaatsing.

Tijdens de procedure heeft het hof kennisgenomen van verschillende documenten en heeft het vastgesteld dat er een crisissituatie is ontstaan, wat heeft geleid tot een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing door de kinderrechter. Het hof heeft geoordeeld dat de eerdere beschikking van de rechtbank niet meer van toepassing is, omdat de nieuwe machtiging de situatie heeft veranderd. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing bij de moeder afgewezen. De beslissing is op 1 december 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 1 december 2022
Zaaknummer : 200.312.657/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/395960 / JE RK 22-515
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.B. de Bruin,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de machtiging tot verlenging van de uithuisplaatsing van
[minderjarige]geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).

5.De beschikking van het hof van 1 september 2022

In deze beschikking heeft het hof - samengevat - als volgt geoordeeld. Bij [minderjarige] is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die tussen partijen en de moeder niet in geschil is. Zo heeft [minderjarige] een autismespectrumstoornis en heeft hij veel last van de conflicten tussen de ouders. Vanaf 11 januari 2022 verblijft [minderjarige] op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder. Het contact tussen [minderjarige] en de vader is beperkt tot 1,5 tot 2 uur per week. Vanaf het moment dat [minderjarige] bij de moeder is gaan wonen, zijn de schoolprestaties van [minderjarige] achteruit gegaan en hebben zich incidenten voorgedaan die er uiteindelijk toe hebben geleid dat [minderjarige] van school is gestuurd. Ook bij de moeder thuis hebben zich conflicten voorgedaan. Er is nog niets gedaan aan de terug-thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Het is voor het hof onduidelijk waarom de GI zo blijft vasthouden aan het zeer beperkte contact tussen [minderjarige] en de vader. Zij geven beiden aan behoefte te hebben aan meer contact. Het hof heeft verder geoordeeld meer informatie nodig te hebben over de vader, de moeder, (de schoolgang van) [minderjarige] en de hulpverlening om te kunnen oordelen over de noodzaak van de verlenging van de uithuisplaatsing bij de moeder. Er is een nieuwe datum bepaald voor de voortzetting van de mondelinge behandeling. Hieraan voorafgaand wil het hof van de GI een plan van aanpak ontvangen waarin duidelijk beschreven staat welke stappen er zijn ondernomen en hoe gewerkt wordt aan de terug-thuisplaatsing alsmede een op dat moment recente update van hoe het met [minderjarige] gaat en met het volgen van onderwijs door [minderjarige] .
Mitsdien heeft het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigd tot 1 december 2022 en verder bepaald dat de GI uiterlijk tien dagen voorafgaand aan de voortzetting van de mondelinge behandeling op 17 november 2022 schriftelijke informatie dient te overleggen als bedoeld in rov. 3.9.6. van de tussenbeschikking. Het hof heeft iedere verdere beslissing pro forma aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 19 oktober 2022;
- V8- formulier van de advocaat van de vader d.d. 16 november 2022;
- email met bijlagen van de GI van 16 november 2022.
6.2.
De (advocaat van de) moeder heeft het hof op 19 oktober 2022 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
6.3.
Voorafgaand aan de geplande voortzetting van de mondelinge behandeling op 17 november 2022 heeft de vader het hof bericht ook niet ter zitting te zullen verschijnen en verzocht de zaak verder op de stukken af te doen.
6.4.
De geplande voortgezette mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.

7.De verdere beoordeling in hoger beroep

7.1.
De GI heeft conform hetgeen het hof in de tussenbeschikking heeft overwogen (hoewel eerst op 16 november 2022) nadere schriftelijke informatie overgelegd. Hieruit komt naar voren dat er inmiddels veel is veranderd. Er is in september 2022 een zodanige crisissituatie ontstaan dat de GI een crisismachtiging voor plaatsing van [minderjarige] in een residentiele instelling voor jeugd heeft verzocht.
7.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 21 september 2022, heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 21 september 2022 tot 5 oktober 2022. Deze machtiging is telkens verlengd, laatstelijk tot uiterlijk 9 april 2023.
7.3.
Op grond van deze beschikking verblijft [minderjarige] momenteel op een crisisgroep van [instantie] . [minderjarige] heeft enkele keren per week contact met de vader en verblijft er ook enkele keren. Met de moeder is er momenteel nagenoeg geen contact.
De motivering van de beslissing
7.5.
Het hof overweegt het volgende.
7.5.1.
Nu is gebleken dat er door de kinderrechter een (nieuwe) machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is verleend, is daarmee feitelijk de bestreden beschikking vervangen, althans wordt deze niet meer geeffectueerd.
7.5.2.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden vernietigd en het verzoek van de GI alsnog dient te worden afgewezen met ingang van 1 december 2022 voor het resterende gedeelte.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 april 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vanaf 1 december 2022;
en, in zoverre, opnieuw recht doende:
wijst af het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing bij de moeder met ingang van 1 december 2022 voor het resterende gedeelte;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en C.N.M. Antens en is op 1 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. E.G.A. Gubbels-Janssen, griffier.