ECLI:NL:GHSHE:2022:4152

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.313.005_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot fysieke contactregeling tussen moeder en kinderen vanwege forse weerstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om een fysieke contactregeling met haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K. Coenders-El Dahri, had in eerste aanleg verzocht om een wijziging van de omgangsregeling die door de gecertificeerde instelling (GI) was vastgesteld. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder en de kinderen slechts één keer per maand telefonisch contact mochten hebben, wat de moeder als onvoldoende beschouwde. Ze verzocht om meer frequent fysiek contact, maar de GI en de pleegouders wezen op de forse weerstand van de kinderen tegen contact met de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2022 werd duidelijk dat de kinderen, die al een belast verleden hebben, ernstige bezwaren hebben tegen een omgangsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel relatieve rust ervaren en dat een fysieke contactregeling hen zou belasten, wat hun ontwikkeling negatief zou kunnen beïnvloeden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2022 bekrachtigd, waarbij de huidige regeling van één keer per maand telefonisch contact in stand blijft. Het hof benadrukt het belang van voortdurende inspanningen van de GI om het negatieve beeld van de moeder bij de kinderen te veranderen, en dat de pleegouders hierbij betrokken moeten worden. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 1 december 2022
Zaaknummer: 200.313.005/01
Zaaknummer eerste aanleg: : C/01/377329 / FA RK 21-5678
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K. Coenders-El Dahri,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[grootvader] en [grootmoeder] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
grootouders vaderzijde,
hierna te noemen: de pleegouders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] : hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 juli 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van de door haar verzochte omgangsregeling en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de moeder en de kinderen gerechtigd zijn tot contact met elkaar: twee keer per maand twee uur en mocht dit logistiek niet haalbaar zijn, één keer per maand vier uur en de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 22 augustus 2022, heeft de GI verzocht de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep, dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Coenders-El Dahri namens de moeder (via een videoverbinding),
  • de pleegouders;
  • [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.3.1.
De moeder heeft kort voor de mondelinge behandeling bericht dat zij wegens coronaklachten niet aanwezig kan zijn. Het is niet gelukt een videoverbinding tot stand te brengen, maar mr. Coenders-El Dahri heeft desgevraagd verklaard voldoende te zijn ingelicht om namens de moeder het woord te voeren.
2.3.2.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zij zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 29 maart 2022;
- het plan van aanpak van de GI, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2022.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht
van de Nederlandse rechter. Na dit ambtshalve te hebben onderzocht is het hof van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland gelegen is. Het Nederlands recht is van toepassing.
De feiten
3.2.
Uit de verbroken relatie tussen de moeder en de heer [de vader] (hierna te noemen: de vader) zijn de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
Het gezag van de moeder (en de vader) is bij beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 17 mei 2017 beëindigd. Sindsdien is de GI belast met de voogdij over de kinderen.
3.3.
De kinderen zijn op 29 maart 2013 met een daartoe strekkende machtiging uithuisgeplaatst. Zij verbleven aanvankelijk in een crisispleeggezin. Met ingang van
19 december 2013 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de huidige pleegouders.
De eerste aanleg
3.4.
De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om de door de GI vastgestelde omgangsregeling te wijzigen en uit te breiden, gelet op de eerder door de GI aangebrachte beperking van de omgangsregeling, waarbij de moeder heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de kinderen waarbij er contact is:
  • twee keer per maand twee uur fysiek, of wanneer dit logistiek niet haalbaar is, één keer per maand vier uur;
  • twee keer per maand via telefoon-/beeldcontact;
  • waarbij de moeder één keer per maand schriftelijk over de kinderen wordt geïnformeerd.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank vervolgens een contactregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vastgesteld, waarbij de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in ieder geval één keer per maand telefonisch contact met elkaar hebben en waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogen bepalen of er gebeld wordt met of zonder beeld.
Verder heeft de rechtbank bepaald dat de GI de moeder één keer per maand schriftelijk moet informeren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarbij zoveel mogelijk moet worden ingegaan op wat hen in het dagelijkse leven bezighoudt (school, vriendjes/vriendinnetjes, sport, vrijetijdsbesteding, hobby’s, overige activiteiten, medische kwesties). Het door de moeder meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
Nadat de GI met de voogdij over de kinderen is belast, is de omgang tussen de kinderen en de moeder ernstig beperkt. Met ingang van april 2021 gold een regeling van één keer per twee maanden een contactmoment voor de duur van maximaal twee uur. De moeder heeft vervolgens een ruimere regeling verzocht. De rechtbank heeft echter ten onrechte overwogen dat het dwingen van de kinderen tot fysiek contact met de moeder alleen maar tot weerstand bij hen zal leiden. Over de bestreden beschikking is onduidelijkheid ontstaan. Volgens de jeugdbeschermer is geen enkel fysiek contact tussen de moeder en de kinderen mogelijk en er is op dit moment derhalve geen fysiek contact. De moeder kan zich daarmee niet verenigen. De raad heeft het advies gegeven om de omgang tussen de kinderen en de moeder te stimuleren en de setting te veranderen. De kinderen zijn enorm van de moeder vervreemd. De moeder wijt dit onder meer aan het personeelstekort bij de GI. Er is het afgelopen half jaar in ieder geval op geen enkele manier gebleken dat geprobeerd is om het contact tussen de kinderen en de moeder te stimuleren. De moeder zou graag iets leuks met de kinderen doen. De moeder heeft hard aan zichzelf gewerkt en de kinderen krijgen de kans niet om de moeder op een andere manier te leren kennen, zodat het negatieve beeld dat zij kennelijk over de moeder hebben kan worden bijgesteld. De kinderen hebben hier professionele hulp voor nodig. Het is aan de GI om de noodzakelijke hulpverlening in te schakelen.
Het is in het belang van de kinderen om een duidelijke structurele omgangsregeling vast te stellen, aangezien de moeder er geen enkel vertrouwen in heeft dat er anders iets gaat veranderen. In vier jaar tijd zijn de contacten enkel verder ingeperkt.
3.8.
De GI voert, samengevat, het volgende aan.
Het is niet de intentie van de GI geweest om het fysieke contact tussen de kinderen en de moeder volledig terug te brengen. Het is de kinderrechter geweest die hiertoe besloten heeft, gelet op de forse weerstand van de kinderen tegen het contact met de moeder. De jeugdbeschermer blijft het gesprek met de kinderen aangaan over de meerwaarde van het hebben van (fysiek) contact met de moeder en zij blijft derhalve de kinderen hierin stimuleren. Het is wel zo dat de GI rekening houdt met de grenzen van de kinderen. De kinderen hebben ernstige bezwaren tegen een omgangsregeling met de moeder. Zij uiten hun bezwaren al langere tijd, zijn daarin vasthoudend en ook na intensieve hulpverlening is daar geen verandering in gekomen. In het kader van deze weerstand is er al hulpverlening voor de kinderen ingezet. Het enige wat de GI op dit moment kan doen is het onderwerp zelf bespreekbaar houden, hetgeen al belastend genoeg is. De kinderen zijn in het verleden regelmatig door de moeder teleurgesteld, omdat de moeder bijvoorbeeld te laat op afspraken kwam. De coronamaatregelen hebben uiteraard ook een rol gespeeld. De beperking van de contacten staat echter los van personeelstekorten bij de GI.
De moeder wordt buiten de belcontacten om maandelijks door de GI over de kinderen geïnformeerd, waarbij het aan de kinderen is welke informatie er met de moeder wordt gedeeld.
3.9.
De pleegouders voeren, samengevat, het volgende aan.
De kinderen hebben in het verleden vaak meegemaakt dat de moeder te laat of helemaal niet op afspraken kwam. De pleegouders hebben de moeder in het verleden ook weleens opgehaald om een dagje iets leuks te gaan doen, maar dan sprak ze nauwelijks met de kinderen. Tot twee, drie dagen na het contact waren de kinderen uit hun doen en konden de pleegouders niets met hun aanvangen. De huidige belcontacten verlopen op zich goed. Er is geen beeld en de gesprekken zijn kort. De kinderen verblijven inmiddels al bijna tien jaar bij de pleegouders en dankzij de hulpverlening van [hulpverlening] gaat het redelijk goed met ze. Alles staat nu op de rails. De pleegouders zijn bang dat wanneer de kinderen weer meer druk gaan ervaren in het contact met de moeder, dit veel bij hen te weeg zal brengen, met alle gevolgen van dien.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de huidige regeling in stand te laten. Indien de kinderen het gevoel krijgen dat ze nog meer onder druk worden gezet, dan is er een aanzienlijk risico dat de huidige weerstand, die al fors te noemen is, gaat toenemen. De situatie is voor de moeder heel verdrietig en lastig. Het is belangrijk dat er een lijntje blijft en dat de moeder een plek in het leven van de kinderen houdt. Het vastleggen van een fysieke contactregeling behoort nu echter niet tot de mogelijkheden. De raad hoopt dat hier in de toekomst wel weer naartoe kan worden gewerkt.
Het wettelijk kader
3.11.
Op grond van artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van een niet met het gezag belaste ouder een omgangsregeling vast te stellen.
De overwegingen van het hof
3.12.
Het hof komt op grond van de stukken en hetgeen verder naar voren is gebracht tot de conclusie dat het verzoek van de moeder in hoger beroep niet kan slagen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.13.
Gebleken is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee kwetsbare, beschadigde kinderen zijn met een belast verleden. Zij hebben hierdoor een negatief moederbeeld en zij hebben voor zichzelf een manier gevonden om daarmee om te kunnen gaan en zich staande te houden.
Voor beide kinderen is hulpverlening van [hulpverlening] ingezet.
Voor [minderjarige 1] is het traject inmiddels afgerond. [minderjarige 2] krijgt nog steeds hulp vanuit [hulpverlening] en zij ervaart dit als prettig en noodzakelijk.
3.14.
Uit de gesprekken met de kinderen en hetgeen verder door de GI naar voren is gebracht is gebleken dat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] ernstige bezwaren uiten tegen een omgangsregeling met de moeder, en ook kunnen uitleggen waar hun weerstand vandaan komt. Eigenlijk zouden zij zelfs het liefst zien dat er helemaal geen contact is. Deze bezwaren uiten de kinderen al langere tijd.
Alhoewel het hof dit, net als raad, voor de moeder heel schrijnend acht, is de weerstand van de kinderen tegen contact met de moeder dermate groot en structureel, dat vooralsnog niet van de kinderen kan worden gevergd dat er een fysieke contactregeling wordt opgelegd.
Een fysieke contactregeling wordt door hen als dermate belastend ervaren, dat het risico bestaat dat het opleggen hiervan een negatieve invloed op hun ontwikkeling zal hebben.
De kinderen ervaren nu relatieve rust, waardoor zij bijvoorbeeld ook kunnen toekomen aan hun schoolprestaties en sociale activiteiten.
3.15.
Dit laat onverlet dat het van groot belang is dat de GI zich blijft inspannen om het negatieve beeld dat de kinderen over de moeder hebben, weg te nemen. Daarbij acht het hof het van belang dat de pleegouders hierin ook worden meegenomen. Het is voor de kinderen belangrijk om te begrijpen dat de moeder enerzijds een verstandelijke beperking heeft, waardoor ze in het verleden onmachtig is geweest om de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen en anderzijds dat de moeder zich heeft ontwikkeld en zij de kinderen erg mist. De moeder zal altijd de moeder van de kinderen blijven.
Verder is het van belang dat de moeder in het kader van de informatieregeling in voldoende mate over de kinderen wordt geïnformeerd, zodat zij beter in staat is om tijdens de telefonische contacten bij de belevingswereld van de kinderen aan te sluiten. Op deze manier kan er wellicht ruimte worden gecreëerd om de contacten in de toekomst op een andere manier vorm te geven.
Dit betekent concreet dat de regeling, waarbij de moeder en de kinderen één keer per maand telefonisch contact hebben, in stand blijft.
3.16.
Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.17.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
11 april 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.J.F. Manders en H.M.A.W. Erven en is op 1 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.