ECLI:NL:GHSHE:2022:4151

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.309.973_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek co-ouderschapsregeling in hoger beroep met betrekking tot zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, heeft de vader in hoger beroep verzocht om een wijziging van de zorgregeling voor zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader wilde het eenhoofdig gezag over de kinderen verkrijgen en het hoofdverblijf bij hem laten vestigen, met een omgangsregeling voor de moeder. De rechtbank Limburg had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de vader was het niet eens met de afwijzing van zijn verzoeken en ging in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2022 trok de vader zijn primaire verzoeken in, maar handhaafde hij zijn subsidiaire verzoek tot co-ouderschap.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek van de vader om een co-ouderschapsregeling op dat moment niet in het belang van de kinderen was. De kinderen waren belast met de gevolgen van een langdurige vechtscheiding, en er waren zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Het hof oordeelde dat er eerst stabiliteit en hulpverlening voor zowel de kinderen als de ouders moest komen voordat een co-ouderschapsregeling kon worden overwogen. De rechtbank werd in haar beslissing bevestigd, en de vader werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn primaire verzoeken. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 1 december 2022
Zaaknummer: 200.309.973/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/285696 /FA RK 20-4504
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. J.H.A. Nieste.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013, hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] : hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 2 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 april 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
primair: te bepalen dat de vader het eenhoofdig gezag krijgt, dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zal zijn en dat de moeder gerechtigd is tot omgang met de kinderen gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, dan wel
subsidiair: te bepalen dat er sprake zal zijn van co-ouderschap waarbij partijen beiden 50% van de tijd voor de kinderen gaan zorgen in een week-week regeling, met het overdrachtsmoment op maandagochtend naar school, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 juni 2022, heeft de moeder verzocht het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Stoelhorst;
-de moeder, bijgestaan door mr. Nieste;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI (via een telefoonverbinding).

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen zijn de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 19 februari 2020 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een uitgebreide verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) vastgesteld.
3.3.
Bij beschikking van 16 maart 2021 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de raad verzocht een onderzoek te doen en rapport en advies uit te brengen over het gezag, het hoofdverblijf van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
3.4.
Bij beschikking van 15 december 2021 zijn de kinderen tot 15 december 2022 onder toezicht gesteld van de GI.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de zorgregeling van 19 februari 2020 gewijzigd en bepaald dat:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de oneven weken van woensdagmiddag 16:00 uur tot maandagmorgen 8:30 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen naar school brengt;
  • de overdracht van de kinderen door de ouders persoonlijk (en zonder discussies) wordt uitgevoerd;
  • de communicatie over de kinderen via een communicatieschriftje verloopt;
  • de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen bij helfte worden verdeeld waarbij de bijzondere regeling in de beschikking van 19 februari 2020 als leidraad geldt.
Het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten en het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen is afgewezen.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Intrekken deel verzoeken
3.7.
Het hof stelt allereerst vast dat de vader bij de start van de mondelinge behandeling zijn primaire verzoeken tot eenhoofdig gezag, wijziging hoofdverblijf van de kinderen en het verzoek tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de kinderen en de moeder heeft ingetrokken. Dit maakt dat de vader niet-ontvankelijk zal worden verklaard ten aanzien van deze verzoeken.
De vader handhaaft zijn subsidiaire verzoek tot het vaststellen van een co-ouderschapsregeling.
3.8.
Aan het hof ligt aldus alleen nog de door de vader gewenste uitbreiding van de zorgregeling voor.
De standpunten
3.9.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
De rechtbank schetst een te simpele weergave van de feiten. De vader wil betrokken zijn en blijven bij de kinderen, maar hij wordt door de moeder onvoldoende op de hoogte gebracht over de kinderen. Het is geen gevoel, maar een feit dat de vader geen gelijkwaardige ouder meer is. Verder is bij de moeder geen sprake van vluchtgedrag, maar is sprake van een weigerachtige houding om de vader te informeren. Er zijn bovendien zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen bij de moeder. De vader heeft door de raad in dit kader op een aantal punten gelijk gekregen. Bij de moeder is sprake van een drukke gezinssituatie. Zij heeft met haar nieuwe partner nog twee kinderen gekregen. Er zijn meerdere meldingen geweest bij Veilig Thuis over het gezin.
De hele situatie is ontstaan nadat de vader welwillend is geweest door een stap terug te doen in de oorspronkelijke co-ouderschapregeling. Vervolgens is de vader door de moeder niet dan wel onvoldoende gekend in beslissingen aangaande de kinderen. Nu kan er volgens de rechtbank van co-ouderschap vooralsnog geen sprake zijn, maar dienen de ouders eerst een hulpverleningstraject aan te gaan. Door een co-ouderschapsregeling te koppelen aan een hulpverleningstraject vraagt de vader zich af wat dit doet met de bereidheid van de moeder om hieraan haar medewerking te verlenen. De vader betreurt het verder dat de afstand tussen de ouders een rol zou moeten spelen bij het vaststellen van de zorgregeling, terwijl het de moeder is geweest die is verhuisd.
De vader is in staat om uitvoering te geven aan een co-ouderschapsregeling. Hij is flexibel in zijn werktijden en hij krijgt hulp van zijn eigen vader voor wat betreft het opvangen van de kinderen. De hulp die de vader voor zijn rug heeft gehad, waaronder een stuk psychologische hulp, heeft de vader goed gedaan. De communicatie tussen de ouders verloopt inmiddels wat beter. De ouders communiceren veelal via een schriftje. De samenwerking met de GI verloopt helaas stroef. De GI is niet flexibel in het maken van afspraken en houdt geen rekening met de werktijden van de vader. De vader betreurt het dat er een bepaald beeld over hem is ontstaan.
3.10.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Zij kan zich vinden in de beslissing van de rechtbank. De moeder heeft jarenlang geprobeerd om met de vader te communiceren. Het steekt haar dat door de raad wordt aangegeven dat zij bepaalde zaken dient te verbeteren, terwijl het de raad niet lukt om voldoende medewerking van de vader te krijgen en het onderzoek te voltooien. Voor het overige kan de moeder zich vinden in het onderzoek. Uit het verloop van het onderzoek komt duidelijk naar voren dat de vader manipulatief is en dat hij druk uitoefent, waarbij hij weigert van zijn eigen overtuigingen af te stappen en waarbij alles op zijn voorwaarden dient te verlopen.
Het onderzoek van de raad is gedegen geweest en de rechtbank mocht zich hierop baseren. Ten aanzien van de melding van Veilig Thuis van 25 maart 2022 merkt de moeder op dat Veilig Thuis onderzoek heeft gedaan en geen verdere noodzaak heeft gezien om in te grijpen.
Er is inmiddels wat meer rust bij de kinderen door de bestendige situatie die is ontstaan, maar het is wel belangrijk dat er hulp voor de kinderen wordt ingezet. De communicatie tussen de ouders verloopt ook iets beter. Het blijft echter lastig om de samenwerking met de vader aan te gaan, hetgeen de GI eveneens ervaart.
3.11.
De GI heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Het is belangrijk dat de huidige situatie eerst stabiliseert, voordat de zorgregeling opnieuw wordt uitgebreid. Daarbij acht de GI het van belang dat er hulpverlening wordt ingezet, zowel voor de moeder, de vader als voor de kinderen.
Het is tot op heden lastig gebleken om de samenwerking met de vader aan te gaan, vanwege enkele voorwaarden die de vader heeft gesteld. Het dient niet om de wensen van de vader te gaan, maar om hetgeen de kinderen nodig hebben. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, waarbij de kinderen vast lopen in hun ontwikkeling. De inzet van de vader is nodig om stappen te zetten, maar hetgeen de vader aan hulpverlening voorstelt is niet passend.
De communicatie tussen de ouders is weliswaar rustiger, maar alles behalve stabiel terwijl een goede communicatie een voorwaarde is voor een co-ouderschapsregeling. Het gaat nu veel over bejegening in plaats van over de inhoud. Er is tijd en commitment van beide ouders nodig en er dient in het belang van de kinderen te worden gehandeld.
3.12.
De raad handhaaft het eerdere advies. De regeling zoals deze nu is dient voorlopig zo te blijven. Er moeten eerst de nodige stappen worden gezet. De ouders moeten met zichzelf aan de slag en er dient ook hulp voor de kinderen te worden ingezet. De kinderen lopen al lang rond met loyaliteitsproblematiek. Het is belangrijk dat de ouders naar hun eigen aandeel in de ontstane situatie kijken en niet naar elkaar wijzen. De sleutel ligt in handen van de ouders.
Er lijkt ogenschijnlijk nu rust te zijn ontstaan, maar de situatie is onveranderd. Iedereen loopt nog steeds op eieren en het is voor partijen lastig om over de eigen emoties te praten. Het is fijn als er naar een co-ouderschapsregeling kan worden toegewerkt, maar dat is nu te vroeg.
De overwegingen van het hof
3.13.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over het gezamenlijke gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Hieronder valt onder meer een regeling over de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
3.14.
Met de rechtbank is het hof na eigen beoordeling en waardering van de feiten en omstandigheden van oordeel dat het verzoek van de vader om een co-ouderschapsregeling vast te stellen op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, is gebleken dat de kinderen de afgelopen jaren belast zijn geweest met de gevolgen van een langslepende (v)echtscheiding tussen de ouders, hetgeen veel spanningen met zich heeft gebracht en waarbij de kinderen volledig klem zijn komen te zitten. Uit de stukken is verder gebleken dat beide ouders het lastig vinden om naar hun eigen aandeel in de ontstane problematiek te kijken en dat bij beide ouders verwijtbaar gedrag wordt gezien dat de huidige situatie in stand houdt.
Het is belangrijk dat er onder regie van de GI hulpverlening voor zowel de kinderen als voor de ouders wordt ingezet en dat beide ouders verdere stappen gaan zetten in hun onderlinge communicatie. De rechtbank heeft de zorgregeling aangepast, omdat de overdrachtsmomenten voor de kinderen niet goed verliepen en zij zich in emotioneel opzicht niet veilig konden voelen. Deze aanpassing heeft er reeds toe geleid dat de vader iets meer tijd met de kinderen kan doorbrengen. Er is bovendien meer rust ontstaan, hetgeen echter niet betekent dat hiermee de eerdere zorgen en problematiek zijn weggenomen.
Het hof gaat ervan uit dat beide ouders zich zullen inspannen om onder regie van de GI de nodige hulpverleningstrajecten aan te gaan, om zo de ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te kunnen nemen. Als het beter gaat met de kinderen, kan bekeken worden of er ruimte is voor uitbreiding van de regeling.
3.15.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.
3.16.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in de primaire verzoeken in hoger beroep;
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 februari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.J.F. Manders en H.M.A.W. Erven en is op 1 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.