ECLI:NL:GHSHE:2022:4146

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
20-001255-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor productie van synthetische drugs met betrekking tot de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig te Ospel, werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, specifiek amfetamine, in de periode van 1 mei 2017 tot en met 7 februari 2018. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 10.000,-. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en opnieuw zou rechtdoen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en gesteld dat de doorzoeking van de loods onrechtmatig was, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van goederen die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor het plegen van een feit als bedoeld in de Opiumwet. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs en de maatschappelijke gevolgen daarvan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001255-19
Uitspraak : 22 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 april 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-702534-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1964,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, door zich of een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • het tenlastegelegde bewezen zal verklaren conform de bewezenverklaring van de rechtbank, met uitzondering van het tenlastegelegde medeplegen;
  • de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft primair op verschillende gronden vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht om het verrichten van nader onderzoek. Voor het geval het hof dat verzoek zou afwijzen, is een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zal leggen maar in plaats daarvan, rekening houdend ook met de overschrijding van de redelijke termijn, zal volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. Ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde geldboete van € 10.000,- (subsidiair 85 dagen) heeft de raadsman bepleit deze niet op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 7 februari 2018 te Ospel, gemeente Nederweert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een aantal voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad (waaronder onder meer)
-6, althans een hoeveelheid, jerrycans gevuld met een vloeistof bevattende (geconcentreerd) zoutzuur en/of
-5, althans een hoeveelheid, jerrycans gevuld met een vloeistof bevattende mierenzuur en/of -4, althans een hoeveelheid, 1660 liter schroefdekselvaten en/of
-een, althans een hoeveelheid, 220 liter dopvat(en) en/of
-een, althans een hoeveelheid, 200 liter klemdekselvat(en) gevuld met een vloeistof bevattende een lage concentratie amfetamine in een sterk zure waterige vloeistof en/of
-een gemodificeerde deksel van een klemdekselvat en/of
-3, althans een hoeveelheid, RVS-ketels en/of
-een, althans een hoeveelheid, RVS-koeler(s) en/of
-2, althans een hoeveelheid, jerrycans gevuld met een vloeistof bevattende zoutzuur en/of
-2, althans een hoeveelheid, plastic zakken met een materiaal bevattende natriumhydroxide en/of
-4, althans een hoeveelheid, klemdekselvaten en/of
-een, althans een hoeveelheid, schroefdekselvat(en) en/of
-een, althans een hoeveelheid, jerrycan(s) en/of
-een, althans een hoeveelheid, gasbrander(s) en/of
-een, althans een hoeveelheid, afzuigunit(s) en/of
-2, althans een hoeveelheid, opvangbakken / gasbranderbakken en/of
-3, althans een hoeveelheid, gasbranders en/of
-een, althans een hoeveelheid, rvs-opvangbak(ken)
waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die goederen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
EN/OF
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft trachten te verschaffen immers heeft hij, verdachte, toen en daar (in die periode) opzettelijk de loods en/of bijbehorende aanhorigheden gelegen aan [adres 1] daartoe ter beschikking gesteld.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 7 februari 2018 te Ospel, gemeente Nederweert, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een aantal voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waaronder onder meer
-6 jerrycans gevuld met een vloeistof bevattende (geconcentreerd) zoutzuur en
-5 jerrycans gevuld met een vloeistof bevattende mierenzuur en
-4 1660 liter schroefdekselvaten en
-een 220 liter dopvat en
-een 200 liter klemdekselvat gevuld met een vloeistof bevattende een lage concentratie amfetamine in een sterk zure waterige vloeistof en
-een gemodificeerde deksel van een klemdekselvat en
-3 RVS-ketels en
-een RVS-koeler en
-2 jerrycans gevuld met een vloeistof bevattende zoutzuur en
-2 plastic zakken met een materiaal bevattende natriumhydroxide en
-een hoeveelheid klemdekselvaten en
-een schroefdekselvat en
-een jerrycan en
-een hoeveelheid gasbranders en
-een afzuigunit en
-2 opvangbakken en
-3 gasbranders en
-een rvs-opvangbak,
waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die goederen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 februari 2018, dossierpagina’s 15-17, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(dossierpagina 15)
Op woensdag 7 februari 2018 omstreeks 13.20 uur werd het perceel [adres 1] betreden in verband met een verdenking dat er in de loods op dat perceel activiteiten plaatsvonden die te maken hadden met de productie van synthetische drugs dan wel de voorbereidingen hiertoe. Gedurende dit onderzoek werden in de loods achter de woning [adres 1] goederen aangetroffen die gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs (…).
De toegang tot de loods werd mij verschaft door [medeverdachte 1] , bewoonster van [adres 1] , nadat ik haar het doel van onze komst had medegedeeld. [medeverdachte 1] verschafte mij de toegang vanaf de zijde aan de woning en opende de buitendeur met een sleutel en iedere volgende deur naar een volgend compartiment al dan niet met gebruikmaking van een sleutel.
(dossierpagina 16)
Uiteindelijk werd de buitendeur aan de achterzijde geopend met een sleutel.
De loods waarin de goederen werden aangetroffen is verdeeld in verschillende compartimenten. (…) Het tweede compartiment betreft een professionele werkplaats met spuitcabine (…) van een motorraceteam. De derde ruimte betreft een soort werkplaats met machines die kennelijk gebruikt worden bij de reparaties van motors of onderdelen daarvan. Het vierde compartiment betreft een grote ruimte met een afmeting van circa 20 bij 20 meter waarin
(toevoeging hof: achter)een verplaatsbare wand de opslag was van hierboven genoemde goederen
(het hof begrijpt: goederen die gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs). Tevens waren er onderdelen opgeslagen die te relateren zijn aan de motorracerij, te weten karren met daarop meerdere velgen.
Op de door mij daartoe gestelde vraag zei mevrouw [medeverdachte 1] dat haar vriend [verdachte] degene was die alles regelde met de loods.
Onder leiding van de officier van justitie werd een doorzoeking gehouden in genoemde loods. Gedurende deze zoeking werd steeds meer verwevenheid tussen de compartimenten duidelijk en dat er geen duidelijke scheiding aanwezig was tussen waar bijvoorbeeld het gedeelte van de motorracerij begon en stopte daar er in de hele loods verspreid onderdelen lagen van motors. Tevens waren door mevrouw [medeverdachte 1] alle deuren geopend van de loods en was
(het hof begrijpt: waren)in ieder geval vanaf de voorzijde van de loods alle ruimtes te bereiken.
Omstreeks 15.45 uur verscheen [verdachte] op [adres 1] . Ik sprak hem aan en vertelde hem nogmaals wat het doel van onze komst was, dat de situatie had geleid tot een verdenking jegens hem voor de Opiumwet en dat hij niet tot antwoorden verplicht was.
(dossierpagina 17)
Desgevraagd antwoordde [verdachte] dat hij afgelopen vrijdag in het achterste gedeelte van de loods de vloer had gepoetst.
2.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 8 februari 2018, dossierpagina’s 102-105, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] , met bijlagen, dossierpagina’s 106-117:
(dossierpagina 102)
Op woensdag 7 februari 2018, omstreeks 12:45 uur, werd onder leiding van [verbalisant 3] , inspecteur van politie, eenheid Limburg, in diens hoedanigheid van hulpofficier van justitie, binnengetreden in een loods gelegen aan [adres 1] , gemeente Nederweert.
(dossierpagina 103)
De loods werd betreden nadat enkele minuten na aankomst bij het perceel [adres 1] de bewoonster kwam aangereden bij haar woning.
Nadat de hulpofficier van justitie (…) zich had gelegitimeerd en het doel van onze komst had medegedeeld werd door [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1960 te [geboorteplaats 2] , diezelfde dag toegang tot de loods verleend. Zij vertelde desgevraagd dat zij de bewoonster was van het pand [adres 1] . De bewoonster opende de loods middels een sleutel welke in haar bezit was. Met [medeverdachte 1] voornoemd werd de loods doorlopen en bekeken. In het achterste gedeelte van de loods werden zichtbaar goederen, zoals onder andere drukketels, blauwe vaten en slangen, aangetroffen welke gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs.
Nadat gezien was dat er in het achterste gedeelte van de loods goederen stonden waarvan mij ambtshalve bekend is dat deze gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs, werd aan de bewoonster [medeverdachte 1] voornoemd, medegedeeld dat de komst van de officier van justitie afgewacht diende te worden in verband met een doorzoeking ter inbeslagneming in de loods.
Omstreeks 13:40 uur die dag arriveerde de officier van justitie, mr. [verbalisant 6] , bij de loods. Nadat de officier van justitie zich had gelegitimeerd opende deze op woensdag 7 februari 2018 te 14:00 uur de doorzoeking.
Indeling loods:
Het kadastrale object gelegen [aan de] [adres 1] betreft een zogenoemde langgevel boerderij, verbouwd tot twee woningen naast elkaar en een loods gelegen aan de linkerzijde van de woning [adres 1] Dit gezien vanaf de straatzijde.
Deze loods, welke gelegen is aan de linkerzijde van de woning [adres 1] , heeft ongeveer de afmetingen van 36 meter lang en 15 meter breed.
Deze loods is te bereiken via een oprijlaan naast de woning [adres 1] .
De loods is ingedeeld in verschillende compartimenten waarbij de separate compartimenten te bereiken zijn via een deur.
De loods gezien vanaf de voorzijde is te betreden via een rolpoort en een loopdeur. Als men via deze loopdeur gelegen aan de rechterzijde naar binnen gaat komt men in het eerste compartiment van de loods uit.
(dossierpagina 104)
Via een deur komt men in het tweede compartiment uit welke is ingericht als een werkplaats voor motoren. Aan de linkerzijde heeft men een spuitcabine gecreëerd.
Vervolgens komt men wederom via een deur in een compartiment, welke is ingericht als motorenwerkplaats, met dien verstande dat men in dit compartiment de banden van motoren kan vervangen.
Dit compartiment is administratief met 5000 aangeduid.
Na dit compartiment komt men tevens via een deur in het laatste compartiment uit.
Opmerking verbalisant:De toegang via ruimte 5000 naar ruimte 6000
(hof: zie voor deze laatste aanduiding het hierna door de verbalisant gerelateerde)is naast voornoemde deur ook te verkrijgen via een vrije doorgang. Deze vrije doorgang is gelegen aan de rechterzijde van de scheidingswand.
Dit laatste compartiment aan de achterzijde van de loods is voorzien van een rolpoort en een deur welke uitkomen aan de achterzijde van de loods.
In dit laatste compartiment werden aan de rechterzijde de goederen, zoals onder andere drukketels, blauwe vaten en slangen, aangetroffen welke gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs.
Dit compartiment is administratief met 6000 aangeduid.
Als men via dit laatste compartiment de loods naar buiten loopt ziet men aan de rechterzijde
(het hof begrijpt linkerzijde, gelet op de bij het proces-verbaal gevoegde foto 19 en de daarbij gegeven omschrijving: “Aan de linkerzijde is het schuurtje te zien achter de loods”, dossierpagina 117)een schuurtje staan. Dit schuurtje is tegen de loods aangebouwd (foto 19).
Dit schuurtje is administratief met 7000 aangeduid.
Inbeslagneming:
In opdracht van de officier van justitie werden diverse (…) goederen in beslag genomen.
Voor zover er goederen in beslag genomen werden vanuit de bovenstaande ruimtes correspondeert het achter de ruimte weergegeven nummer met de toegekende kavelnummers.
Schorsing doorzoeking:
Door capaciteitsproblemen bij de Landelijke Eenheid, Landelijk Faciliteit Ontmantelen, werd de doorzoeking op woensdag 7 februari 2018 te 16:41 door de officier van justitie geschorst. De loods werd door medewerkers van de politie Limburg onder bewaking gesteld.
3.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 27 februari 2018, dossierpagina’s 121-124, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(dossierpagina 121)
Op donderdag 8 februari 2018 omstreeks 08.30 uur werd door de officier van justitie, mr. [verbalisant 6] , voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een loods gelegen aan [adres 1] . Op genoemd adres was een loods aanwezig. Een dag eerder werd de heer [verdachte] in deze loods aangehouden als verdachte.
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
Door hoofdinspecteur [verbalisant 7] , Team Forensisch Specialisme werd een lijst opgemaakt, die hierbij is gevoegd.
Als bijlage bij dit proces-verbaal gaat een lijst met hierop de inbeslaggenomen en bemonsterde goederen.
(dossierpagina 122)
SIN
IBN/LFO code
Omschrijving
Monster
Opslagruimte 7000
7000-1
6 jerrycans, 25 liter, 3x wit en 3x blauw, alle gevuld met resten sterk rokende vloeistof = zoutzuur. Van deze vloeistof werd een monster genomen.
AAHU0829NL
7000-1A
Vloeistof monster uit 1 van de 6 jerrycans, 25 liter, 3x wit en 3x blauw, alle gevuld met resten sterk rokende vloeistof = zoutzuur.
1
7000-2
5 jerrycans, 25 liter, alle gevuld met resten vloeistof, geur mierenzuur. Van deze vloeistof werd een monster genomen.
AAHU0830NL
7000-2A
Vloeistof monster uit 1 van de 5 jerrycans, 25 liter, alle gevuld met resten zure vloeistof, geur mierenzuur.
2
7000-3
4 blauwe 1660 liter schroefdekselvaten alle gevuld met resten waterige vloeistof, pH>7 (basisch), vermoedelijk gebruikt als loogvaten.
7000-4
Een blauw dopvat inhoudsmaat 220 liter, gevuld met een restant heldere vloeistof, ph=7
7005-5
Een blauw 200 liter klemdekselvat voorzien van een gemodificeerde deksel met rvs doorvoeren, pijpen, gevuld met een kleine hoeveelheid bruinkleurige olieachtige vloeistof, pH<7 (=zuur). Van deze vloeistof werd een monster genomen. Vat vermoedelijk gebruikt als reactievat t.b.v. omzetting van een pre-precursor.
AAHU0831NL
7000-5A
Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat voorzien van een deksel met rvs doorvoeren, pijpen, gevuld met een kleine hoeveelheid bruinkleurige olieachtige vloeistof, pH<7 (=zuur).
3
7000-6
Een gemodificeerde deksel van een klemdekselvat voorzien van 3 rvs pijpen/doorvoeren-gaswasser.
Loods 6000- ruimte afgeschermd met een hek
6000-1
Een sterk verroeste rvs-ketel (destillatie) op poten, inhoudsmaat 185 liter (diameter 59 centimeter en hoogte 68 centimeter) gebruikt, geen resten.
6000-2
Een rvs-ketel (destillatie) voorzien van hoge poten inhoudsmaat 86 liter (diameter 40 hoogte 69 cm) gebruikt, geen resten.
6000-3
Een rvs koeler, lengte 1.70 meter en diameter 10 centimeter passend op rvs-ketel 6000-2.
6000-4
Een rvs-ketel (stoomgenerator) inhoudsmaat 33 liter (diameter 29 centimeter en hoogte 51 centimeter) t.b.v. stoomdestillatie, niet gebruikt.
6000-5
2 blauwe jerrycans, 25 liter, beide met etiket met opschrift: “zoutzuur 30% (…)” beide geheel gevuld met sterk rokend zuur = zoutzuur.
(dossierpagina 123)
SIN
IBN/LFO code
Omschrijving
Monster
6000-6
2 plastic zakken met o.a. opschrift: “HATP Russia, caustic soda, 25 kilogram (…)” 1x vol en 1x aangebroken met wit materiaal, totaal ongeveer 40 kilogram natriumhydroxide. Van dit materiaal werd een monster genomen.
AAHU0832NL
6000-6A
Monster wit materiaal uit 1 van de 2 plastic zakken met o.a. opschrift: “HATP Russia, caustic soda, 25 kilogram (…)” 1x vol en 1x aangebroken met wit materiaal, totaal ongeveer 40 kilogram natriumhydroxide.
4
6000-7
Een blauw 200 liter klemdekselvat, 1/3 gevuld met een waterige vloeistof voorzien van een donkerbruin dun olielaagje en gele brokjes, pH<7 (=zuur). Van deze vloeistof werd een monster genomen.
AAHU0833NL
6000-7A
Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat, 1/3 gevuld met een waterige vloeistof voorzien van een donkerbruin dun olielaagje en gele brokjes, pH<7 (=zuur).
5
6000-8
Een blauw 120 liter klemdekselvat, ½ gevuld met een zure waterige vloeistof voorzien van een gele kleurige drijflaag (vast). Van deze vloeistof werd een monster genomen.
AAHU0834NL
6000-8A
Vloeistof monster uit een blauw 120 liter klemdekselvat, ½ gevuld met een zure waterige vloeistof voorzien van een gele kleurige drijflaag (vast).
6
6000-9
Een blauw 200 liter klemdekselvat, ¾ gevuld met een heldere vloeistof met een dunne drijflaag, pH>7 (basisch). Van deze vloeistof werd een monster genomen.
AAHU0835NL
6000-9A
Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat, ¾ gevuld met een heldere vloeistof met dunne drijflaag, pH>7 (basisch).
7
6000-10
Een blauw 200 liter klemdekselvat voorzien van een gemodificeerd deksel, een doorvoer met een rvs-pijp, ¾ gevuld met een vast materiaal wit/crèmekleurig (afval van de omzetting pre-precursor?). Van dit materiaal werd een monster genomen.
AAHU0836NL
6000-10A
Monster materiaal uit een blauw 200 liter klemdekselvat voorzien van een gemodificeerd deksel, een doorvoer met een rvs-pijp, ¾ gevuld met een vast materiaal wit/crèmekleurig.
8
6000-11
Een blauw 160 liter schroefdekselvat, ½ gevuld met vast materiaal.
(dossierpagina 124)
SIN
IBN/LFO code
Omschrijving
Monster
6000-12
Een jerrycan, wit, 20 liter, emmers, maatbekers alle gevuld met vast materiaal overeenkomend met 6000-8 en
(hof: 6000-)10.
6000-13
Een zwarte standaard voorzien van een gasbrander gekoppeld aan een lengte gasslang voorzien van een reduceerventiel
6000-14
Een kartonnen doos inhoudende een lengte flexible slang (t.b.v. een afzuigunit), diameter 45 cm
6000-15
2 rvs opvangbakken 1x1 meter, vervuild
6000-16
Een gebruikte afzuigunit (slakkenhuis). Flexibleslang 6000-14 past op deze unit
6000-17
3 gasbranders alle voorzien van een lengte gasslang met een reduceerventiel, een digitale temperatuurmeter, een kartonnen doos inhoudende 2 nieuwe gasbranders
6000-18
Een rvs opvangbak, 1x1 meter, vervuild met een laagje bruin materiaal/vloeistof, pH>7. Van dit materiaal werd een monster genomen.
AAHU0837NL
6000-18A
Monster materiaal uit een rvs opvangbak, 1 x 1 meter, vervuild met laagje bruin materiaal/ vloeistof pH>7.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek LFO (Landelijke Faciliteit Ontmantelen) d.d. 8 mei 2018, dossierpagina’s 151-156, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] , hoofdinspecteur van politie en werkzaam als senior LFO-expert bij de Landelijke Eenheid:
(dossierpagina 151)
Op 8 februari 2018 heb ik op verzoek van [verbalisant 5] , werkzaam bij het Team Ondermijning Limburg van de politie Eenheid Limburg, onderzoek verricht aan productiemiddelen en verpakkingen met onbekende chemicaliën, vermoedelijk gerelateerd aan de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, aanwezig in een loods gelegen aan [adres 1] . Deze goederen waren naar aanleiding van verkregen informatie op dinsdag 7 februari 2018 aangetroffen tijdens een doorzoeking van de loods gelegen op genoemde locatie. LFO werd verzocht deze nader te onderzoeken.
Ik zag dat de locatie [adres 1] een loods betrof welke verdeeld was in een aantal delen. In het achterste deel van de loods, 2A, waren de genoemde goederen
(dossierpagina 152)aangetroffen. Ik zag dat dit deel van de loods te betreden was via een roldeur en een aparte toegangsdeur, links van de roldeur
(het hof begrijpt: gezien vanaf de buitenzijde van de loods, gelet ook op bewijsmiddel 2 en de daarbij gevoegde foto’s 12 en 13, dossierpagina 114, waarop zichtbaar is dat de roldeur geopend is en, links daarvan, een toegangsdeur is geopend). Dit deel van de loods wordt verder aangeduid met het kenmerk 6000.
Ik zag verder dat tegen de achterzijde van dit deel van de loods, links van de toegangsdeur, een aanpandige schuur aanwezig was. Deze schuur wordt aangeduid met kenmerk 7000.
Onderzoek:
Ik zag dat de schuur 7000 in gebruik was voor de opslag van diverse verpakkingen, onder andere jerrycans en klemdekselvaten, welke vermoedelijk gerelateerd waren aan de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs.
Ik zag dat het achterste deel van de loods in gebruik was als werkplaats en onder andere voor de opslag van automaterialen (banden, velgen).
Ik zag verder dat een deel van deze loods, tussen twee stellingen in en afgeschermd met een hek voorzien van een stuk canvas, onder andere in gebruik was voor de opslag van productiemiddelen ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs. Ik zag namelijk een aantal rvs-kookketels en klemdekselvaten staan. Verder zag ik dat in de werkplaats een kunststof krat stond waarin een aantal gasbranders en een temperatuursensor lagen.
Nader onderzoek en monsterneming:
Hieronder volgt een tabel met omschrijvingen van de door mij onderzochte en indien van toepassing bemonsterde goederen
(hof: deze tabel is reeds opgenomen in het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , dossierpagina’s 121-124, bewijsmiddel 3 en is, in afwijking daarvan, aangevuld met de resultaten van het door het Nederlands Forensisch Instituut verrichte onderzoek aan de bemonsterde goederen). Bij iedere monsterneming werd door mij schoon en niet eerder gebruikt monsterafname materiaal gebruikt. De monsters werden vervolgens door mij verpakt en voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer (SIN). Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aanwezige stoffen werd door mij onder andere gebruik gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de Uhura First Defender/de Gemini van Thermo Scientific.
(dossierpagina 154)
Op 20 maart 2018 zijn de monsters voor analyse aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
(dossierpagina 155)
Interpretatie LFO
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden, met name de vervaardiging c.q. bewerking van amfetamine en de omzetting van een pre-precursor (bijvoorbeeld APAA) in BMK (grondstof amfetamine) met behulp van een sterk zuur. De aangetroffen productiemiddelen (destillatie/kookketels, gasbranders, branderbakken, loogvaten, reactie/omzettingsvaten en de aanwezige chemicaliën (mierenzuur, zoutzuur, natriumhydroxide) zijn hiervoor vermoedelijk gebruikt.
5.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 8 mei 2018, betreffende ‘Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 1] , 7 februari 2018’, opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. A.G.A. Sprong, dossierpagina’s 162-166, voor zover inhoudende:
(dossierpagina 164)
Vraagstelling:
Bevat het onderzoeksmateriaal substanties die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc)?
(dossierpagina 165)
Resultaten
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAHU0829NL
/7000-1A
Monster kleurloze vloeistof, volgens opgave: “Vloeistof monster uit 1 van de 6 jerrycans, 25 liter, 3x wit en 3x blauw, alle gevuld met resten sterk rokende vloeistof = zoutzuur.”
Bevat (geconcentreerd)
zoutzuur
AAHU0830NL
/7000-2A
Monster kleurloze vloeistof, volgens opgave: “Vloeistof monster uit 1 van de 5 jerrycans, 25 liter, alle gevuld met resten zure vloeistof, geur mierenzuur.”
Bevat mierenzuur
AAHU0831NL
/7000-5A
Monster groene vloeistof, volgens opgave: “Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat voorzien van een deksel met rvs doorvoeren, pijpen, gevuld met een kleine hoeveelheid bruinkleurige olieachtige vloeistof, pH<7 (=zuur).”
Bevat een lage concentratie amfetamine in een sterk zure waterige vloeistof
AAHU0832NL
/ 6000-6A
Monster witte korrels, volgens opgave: “Monster wit materiaal uit 1 van de 2 plastic zakken met o.a. opschrift: “HATP Russia, caustic soda, 25 kilogram (…)” 1x vol en 1x aangebroken met wit materiaal, totaal ongeveer 40 kilogram natriumhydroxide.”
Bevat natriumhydroxide (conform opschrift)
AAHU0833NL
/6000-7A
Monster gele vloeistof met gele bovenlaag met drijvende witte deeltjes, volgens opgave: “Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat, 1/3 gevuld met een waterige vloeistof voorzien van een donkerbruin dun olielaagje en gele brokjes, pH<7 (=zuur).”
Bevat een sterk zure waterige vloeistof
AAHU0834NL
/6000-8A
Monster geringe gele vloeistof op een gele vloeistof met drijvende witte deeltjes, volgens opgave: “Vloeistof monster uit een blauw 120 liter klemdekselvat, ½ gevuld met een zure waterige vloeistof voorzien van een gele kleurige drijflaag (vast).”
Bevat een sterk zure waterige vloeistof
AAHU0835NL
/6000-9A
Monster kleurloze vloeistof, volgens opgave: “Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat, ¾ gevuld met een heldere vloeistof met een dunne drijflaag, pH>7 (basisch).”
Bevat een sterk alkalische waterige vloeistof
AAHU0837NL
/6000-18A
Monster kleurloze vloeistof met bruin bezinksel en drijvende deeltjes, volgens opgave “Monster materiaal uit een rvs opvangbak 1x1 meter vervuild met een laagje bruin materiaal/vloeistof, pH>7.”
Bevat een sterk alkalische waterige vloeistof
Conclusie:
In het onderzoeksmateriaal is amfetamine en zoutzuur aangetoond.
(dossierpagina 166)
Amfetamine is vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
Zoutzuur is vermeld op bijlage I van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage behorende bij Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren. Naar beide verordeningen wordt verwezen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
In relatie tot synthetische drugs wordt mierenzuur gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine met de Leukartmethode of de vervaardiging van PMK (piperonylmethylketon) uit isosafrol.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 februari 2018, dossierpagina’s 90-93, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] , wonende aan [adres 1] :
(dossierpagina 90)
V: Wie staan er allemaal op dit adres
(het hof begrijpt: [adres 1] )ingeschreven?
A: Dat ben ik samen met mijn partner [verdachte] . (…) [verdachte] woont al ongeveer 10 jaar bij mij.
V: Wat behoort tot uw woning/perceel?
(dossierpagina 91)
A: Mijn woonhuis en de achtergelegen loods.
V: U heeft zojuist de loods voor ons geopend. U kunt overal in de loods komen als u wilt?
A: Ja, je kunt er wel in. Als je eenmaal binnen bent, kun je overal komen. Er zitten geen afzonderlijk afgesloten compartimenten binnen.
V: Wie hebben er volgens u allemaal een sleutel van deze loods?
A: Volgens mij alleen [verdachte] en ik.
V: Wie hebben er allemaal toegang tot jullie perceel, door de elektrische poort?
A: Bij mijn weten alleen [verdachte] en ik.
(dossierpagina 93)
V: Achter de loods staat een klein hok/schuur. Waar dient dit voor?
A: Dit is zeg maar een rommelhok. (…) Er staat ook een betonmolen.
V: Wie komt er in de schuur?
A: (…) De deur van dat hok is gewoon open.
7.
De eigen waarneming van het hof, gedaan ter terechtzitting d.d. 29 november 2021, voor zover inhoudende:
De oudste raadsheer merkt op dat op pagina 43 van het dossier te zien is dat de linkerbovenhoek van het scherm open is en dat daar een deel van het doek is weggehaald. De voorzitter merkt op dat zij ook waarneemt dat het scherm niet alle goederen daarachter afdekt.
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 26 maart 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
In de loods
(het hof begrijpt: de loods aan [adres 1] )is mijn werkplaats. Achterin de loods was een klein hoekje. Er stond een hekwerk voor. Het was ook mijn werkplek met mijn spullen. Alleen mijn vriendin en ik hadden een sleutel van de loods.
Het klopt dat ik de loods wel eens opruimde. Dat deed ik met regenwater en een spuit. Dat doe ik overal, ook in het achterste gedeelte. Het hek kon je zo wegpakken.
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van dit hof d.d. 29 november 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
De loods achter mijn woning aan [adres 1] is inderdaad verdeeld in compartimenten die met elkaar in verbinding staan. Ik werkte in de loods. Ik sleutelde daar aan motoren. De in de loods aangetroffen spullen stonden achter een hek. Ik loop daar langs af. (…) U, voorzitter, vraagt mij of het scherm kan worden verplaatst. Je kunt het scherm optillen en ergens anders zetten.
Het scherm in de loods dat voor de goederen stond is van mij.
10.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof van 8 november 2022, voor zover inhoudende:
U, jongste raadsheer, zegt mij dat u nog één vraag heeft: U houdt mij voor dat op de bovenste foto, dossierpagina 43, het betreffende scherm te zien is, waarachter de politie een deel van de aan mij tenlastegelegde goederen heeft aangetroffen. U zegt mij dat op dit scherm staat: MVR Racingteam, Yamaha, en u vraagt mij naar dat team. Ik antwoord daarop dat MVR Racingteam mijn raceteam is en dat ik met dit team mee doe aan wedstrijden.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
De raadsman van de verdachte heeft primair op verschillende gronden vrijspraak bepleit:
1.
De raadsman van de verdachte heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het hof overgelegde pleitnota, primair vrijspraak bepleit nu het binnentreden en de doorzoeking in de loods onrechtmatig was, omdat geen sprake was van een redelijk vermoeden dat in die loods een drugslaboratorium was gelegen. De TCI-informatie is volgens de raadsman – kort gezegd – onvoldoende concreet en specifiek en niet als betrouwbaar aan te merken. Er is volgens de raadsman ook niet geprobeerd om de informatie te toetsen en door de politie is niet vermeld dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het gaat volgens de raadsman om een onherstelbaar vormverzuim in het kader van het voorbereidend onderzoek dat moet leiden tot uitsluiting van de resultaten van het binnentreden in de loods. Bij gebreke aan overig wettig en overtuigend bewijs verzoekt de verdediging de verdachte vrij te spreken.
2.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft verklaard dat hij het achterste deel van de loods waar de goederen zijn aangetroffen, had verhuurd. Hij heeft verklaard dat hij de goederen die daar zijn aangetroffen nooit heeft gezien. De verklaring van de verdachte kan niet zonder meer als ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven. Ook overigens zijn er in het dossier geen aanwijzingen dat de verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen. Derhalve kan niet worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs door deze goederen voorhanden te hebben.
Het hof overweegt als volgt.
Ad 1.
Op 30 januari 2018 kwam bij het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Limburg via een informant een melding binnen met de volgende inhoud: [2]
“In een loods, gesitueerd achter een pand aan [adres 1] , staat een drugslaboratorium. Het pand zelf bestaat uit twee woningen. [naam] zet op die locatie samen met iemand anders APAAN om. De productie vindt meestal in de late avond c.q. vroege nacht plaats.”
Alvorens bovengenoemde informatie ter beschikking te stellen heeft politieambtenaar [verbalisant 8] , Operationeel-Expert Informantenrunner van het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Limburg, zich een oordeel gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en over de juistheid van de informatie. Dat oordeel luidt, dat de verbalisant bekende achtergrond van de informatie, bezien in samenhang met de door die informatie aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Uit het onderzoek van de politie is vervolgens gebleken dat het bedoelde adres het adres [adres 1] betreft, zo volgt uit voornoemd TCI proces-verbaal. Op dit adres staan de verdachte en [medeverdachte 1] ingeschreven.
Vooropgesteld dient te worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van door een informant aan het Team Criminele Inlichtingen verstrekte informatie. Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de voornoemde (betrouwbare) informatie voldoende concreet was om redelijkerwijs te vermoeden dat er sprake was van een overtreding van de Opiumwet in de loods aan [adres 1] . In de melding wordt immers gesproken over een loods aan [adres 1] die zich achter een pand, bestaande uit twee woningen bevond. [adres 1] betreft een boerderij verbouwd tot twee woningen naast elkaar en een loods gelegen aan de linkerzijde van de woning [adres 1] (dossierpagina 2). In het TCI-proces-verbaal is vermeld dat er onderzoek is verricht door de politie en dat daaruit is gebleken dat het adres [adres 1] betreft.
Voor zover door de raadsman is bepleit dat onvoldoende is gebleken dat de informatie betrekking had op [adres 1] , volgt het hof dit standpunt van de raadsman niet, gelet op de inhoud van de door de informant verstrekte informatie, in combinatie met het vervolgens verrichte onderzoek door de politie.
Op grond van artikel 9 van de Opiumwet en artikel 96, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kon het perceel derhalve worden betreden, kon de loods op het perceel worden betreden en konden daarvoor vatbare goederen in beslag worden genomen. Er is naar het oordeel van het hof geen sprake van een vormverzuim tijdens de doorzoeking van de loods en de schuur en hetgeen tijdens die doorzoeking is aangetroffen kan derhalve voor het bewijs worden gebezigd.
Het hof verwerpt het verweer.
Ad 2.
2.1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in voornoemde loods een groot aantal voorwerpen en stoffen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de productie van amfetamine. Deze goederen werden aangetroffen in het achterste compartiment van de loods en in een schuur die buiten tegen de loods aan was gebouwd. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het de verdachte was die deze goederen en stoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad op voornoemde datum.
De goederen in het achterste compartiment stonden achter een hek/scherm van de verdachte, met daarop MVR Racingteam, het raceteam van de verdachte waarmee hij ook wedstrijden rijdt. Dit scherm was zo op te tillen/te verplaatsen, zo heeft de verdachte verklaard. Bovendien heeft het hof op foto 14 op dossierpagina 43 waargenomen dat de linkerbovenhoek van het scherm open was en dat het scherm niet alle goederen daarachter afdekte.
De woning en de loods op dit perceel waren eigendom van de partner van de verdachte. De verdachte was ook in de woning aan [adres 1] woonachtig en maakte gebruik van de loods. Hij heeft verklaard dat hij ook in het achterste compartiment kwam. Zo heeft hij verklaard dat hij langs dit scherm ‘af’ liep en dat hij vijf dagen voor de doorzoeking in het achterste compartiment schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat in de loods zijn werkplaats is en dat het zijn werkplek is met zijn spullen. Verder heeft de verdachte verklaard dat als hij de loods opruimde hij dat overal deed, ook in het achterste gedeelte, en dat je het hek zo kon wegpakken.
Verder hadden alleen de verdachte en zijn partner [medeverdachte 1] , zo hebben zij allebei verklaard, de sleutel van de loods en waren alle compartimenten in de loods, indien men eenmaal binnen was, vrij toegankelijk. Ook de schuur was vrij toegankelijk voor de verdachte en in de schuur lag onder meer een betonmolen, waar de verdachte over heeft verklaard.
2.2
Het hof hecht geen geloof aan de alternatieve verklaring van de verdachte omtrent een huurder die gebruik zou maken van het achterste deel van de loods (en in het verlengde daarvan: de schuur, vanaf de buitenzijde gezien, links van het achterste gedeelte).
In de eerste plaats heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft hij wisselend verklaard over:
-
Wie de huurovereenkomst die is aangetroffen had geprint en het paspoort van de vermeende huurder had gekopieerd/gecontroleerd:
 bij de rechtbank: Mijn vriendin heeft zijn paspoort gekopieerd. Ik denk dat zij ook via Google een huurcontract heeft opgezocht. We tekenden meteen en ik controleerde de gegevens van het paspoort. Ik kopieerde het paspoort. (…) Het klopt dat ik het contract van internet haalde.
-
Of hij een telefoonnummer van deze vermeende huurder had:
 dossierpagina 17, geen telefoonnummer;
 bij de rechtbank: [medeverdachte 2] gaf mij een telefoonnummer. Ik belde dat nummer toen hij nog bij mij stond. Zijn telefoon ging af.
-
Wanneer hij deze vermeende huurder voor het eerst had ontmoet en in het verlengde daarvan, wanneer de (door verdachte gestelde) huurovereenkomst zou zijn opgemaakt:
 dossierpagina 17: de vermeende huurder kwam 3 à 4 maanden bij hem over de vloer en was 3 à 4 weken geleden, samen met een brede Bulgaar die in een Audi, type mogelijk A6 reed, bij de verdachte, bij welke gelegenheid het huurcontract is opgemaakt;
 dossierpagina 34: de periode van 3 à 4 maanden klopt niet;
 bij de rechtbank: [medeverdachte 2]
(hof: de door de verdachte genoemde ‘huurder’)kwam al 3 à 4 maanden bij mij, namelijk sinds 1 mei
(toevoeging hof: datum ‘instap’ was 7 februari 2018);
 bij het hof, 29 november 2021: “U, voorzitter, houdt mij voor dat ik tijdens mijn aanhouding op 7 februari 2018 (p. 17) heb verklaard dat ik het achterste compartiment verhuurde aan [medeverdachte 2] en dat de huurovereenkomst 3 tot 4 weken vóór de aanhouding zou zijn opgemaakt. Ik kan niet verklaren waarom de huurovereenkomst 1 mei 2017 als aanvangsdatum noemt. Die datum zegt mij niets.”;
 bij het hof, 29 november 2021: Ik heb [medeverdachte 2] in november 2017 voor het eerst ontmoet;
 bij het hof, 29 november 2021, na geconfronteerd te zijn met 6 kwitanties die afgegeven zouden zijn in de periode van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2017: Ik heb geen verklaring voor (…) waarom de data van de kwitanties dateren van een eerdere periode. Het klopt dat ik [medeverdachte 2] pas in november 2017 heb leren kennen.
-
Zijn eigen aanwezigheid en werkzaamheden in het achterste deel in de loods:
 dossierpagina 17: dat hij afgelopen vrijdag de vloer van het achterste gedeelte van de loods had gepoetst met HG, omdat de huurder en de Bulgaar iets hadden gedaan waardoor de hele vloer was aangetast;
 bij de rechtbank: “U houdt mij voor dat ik destijds vertelde dat [medeverdachte 2] en de Bulgaar iets hadden gedaan waardoor de vloer beschadigd was. Dat is niet waar. Ik heb de vloer zelf vies gemaakt bij het sleutelen aan een motor. Die ontplofte. Toen heb ik die vloer gepoetst.”;
 bij de rechtbank: Het klopt dat ik de loods wel eens opruimde. Dat doe ik overal, ook in het achterste gedeelte.
Voorts bevat de huurovereenkomst die in de loods is aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze zag op de verhuur van het achterste deel van de loods waar de goederen zijn aangetroffen, diverse opmerkelijkheden, discrepanties en onjuistheden. Het hof noemt hieronder de meest opvallende:
  • de op de huurovereenkomst vermelde verhuurder is niet de verdachte, maar R. [medeverdachte 1] (zijnde de schoonvader van de verdachte), woonachtig aan de [adres 1] (dossierpagina 46);
  • de verdachte wordt op de huurovereenkomst genoemd als vertegenwoordiger van de huurder [medeverdachte 2] (dossierpagina 46);
  • in de huurovereenkomst wordt een ander adres genoemd dan het adres waarop de loods gevestigd was. De loods was immers gevestigd op het adres [adres 1] , terwijl in de huurovereenkomst het adres [adres 1] wordt genoemd;
  • de bestemming van het gehuurde object, een ‘loods zandstraalhok van 65 vierkante meter’, klopt niet nu in de loods nergens een straalruimte is aangetroffen (dossierpagina 46 en dossierpagina 16);
  • verder worden in de huurovereenkomst verschillende jaartallen genoemd die bovendien niet overeenkomen met de periode waarop de huur (volgens de verdachte) betrekking zou hebben. De huurperiode die op de huurovereenkomst staat vermeldt liep van 1 december 2011 tot en met 30 november 2012. Als aanvangsdatum voor de betaling van de huur staat echter 1 mei 2017 vermeld (dossierpagina’s 46-47);
  • de handtekeningen op de huurovereenkomst zijn verwisseld, waarbij onder ‘verhuurder’ telkens een handtekening staat die moet doorgaan voor die van [medeverdachte 2] (dossierpagina’s 46 tot en met 52).
Verder zijn de aangetroffen kwitanties, die volgens de verdachte zouden zien op de huurpenningen die zijn voldaan, op een vreemde manier ingevuld (zie dossierpagina’s 144-146). Zo zijn de geldbedragen ingevuld op de invullijn achter ‘btw’ en wordt als kostenplaats ‘Ospel’ genoemd. Verder zien de op de kwitanties genoemde data (1 mei 2017, 1 juni 2017, 1 juli 2017, 1 augustus 2017, 1 september 2017 en 1 oktober 2017) op een periode, voorafgaand aan de door de verdachte in hoger beroep gestelde eerste ontmoeting met ‘de huurder’ in november 2017.
Daar komt nog bij dat de vermeende huurder [medeverdachte 2] die in de huurovereenkomst wordt genoemd stellig heeft ontkend iets met de huur van de loods te maken te hebben en het dossier daartoe ook geen aanwijzingen bevat. Bij de huurovereenkomst is een kopie van een paspoort op naam van [medeverdachte 2] gevoegd (dossierpagina 53). Deze [medeverdachte 2] heeft op 15 maart 2018 tegenover de politie verklaard dat hij de huurovereenkomst niet eerder heeft gezien, dat het paspoort dat op de kopie bij deze overeenkomst te zien is, in 2016 van hem is gestolen (nadat hij in oktober 2016 een aanrijding had gehad en kort gezegd, nadat kort nadien, zijn auto, met daarin onder meer zijn paspoort, was gestolen voor zijn woning) en dat de handtekening op de huurovereenkomst niet overeenkomt met zijn handtekening (dossierpagina’s 75-87).
In hoger beroep is door de politie nader onderzoek gedaan naar deze verklaring van [medeverdachte 2] en daaruit is gebleken dat hij het paspoort met het documentnummer dat op het kopie paspoort is vermeld op 21 oktober 2016 – derhalve vóór het tenlastegelegde – als vermist heeft opgegeven (proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2021).
[medeverdachte 2] is voorts op 30 mei 2022 als getuige gehoord door de raadsheer-commissaris en heeft zijn eerdere afgelegde verklaring bevestigd.
Op de kopie van het paspoort staat tevens het adres [adres 2] vermeld. Op voornoemd adres is niet [medeverdachte 2] , maar ene [getuige] woonachtig. Deze is ook als getuige gehoord en ook hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij geen loods of schuurt huurt en dat zijn paspoort nooit is gestolen (p. 71-74).
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de lezing van de verdachte over de huur van het achterste deel van de loods aan ene [medeverdachte 2] , als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. De aangetroffen huurovereenkomst, met daaraan gehecht een kopie van het gestolen paspoort van [medeverdachte 2] , diende naar het oordeel van het hof enkel om te verhullen wie de aangetroffen goederen en spullen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad.
Gelet op de onder 2.1 genoemde feiten en omstandigheden en de daartoe gebezigde bewijsmiddelen, de wisselende verklaringen van de verdachte en het volstrekt ongeloofwaardige rookgordijn dat hij heeft opgehangen met betrekking tot de beweerdelijke verhuur van het achterste gedeelte de loods, is het hof van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de tenlastegelegde goederen in het achterste deel van de loods en het (aangrenzende) schuurtje en deze goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, kort gezegd, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die goederen bestemd waren tot het plegen van een feit, als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Ten aanzien van de goederen in het aangrenzende schuurtje overweegt het hof nog dat dit eveneens goederen zijn die bestemd zijn voor het vervaardigen van synthetische drugs (amfetamine). Nu het hof de verdachte, kort gezegd, verantwoordelijk houdt voor de in het achterste gedeelte van de loods aangetroffen goederen geldt dat in het verlengde daarvan eveneens voor de in het schuurtje aangetroffen goederen.
Tot slot overweegt het hof nog dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat, zoals de verdediging heeft geopperd, een of meer andere perso(o)n(en) verantwoordelijk zijn voor de aangetroffen goederen in het achterste gedeelte van de loods en het schuurtje.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het verweer wordt in alle onderdelen verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft voorwaardelijk, indien het hof zou komen tot een bewezenverklaring, verzocht om het verrichten van nader sporenonderzoek naar een tas met kleding die de verdachte recentelijk tijdens het opruimen van de loods heeft aangetroffen.
Het hof wijst dit verzoek af. Het hof is van oordeel dat het alternatieve scenario van de verdediging dat ten grondslag ligt aan dit verzoek onvoldoende is geconcretiseerd. Door de verdediging is slechts geopperd dat deze kleding mogelijk afkomstig zou zijn van (een) derde(n) die betrokken was/waren bij de tenlastegelegde goederen. Aan dit scenario is echter op geen enkele wijze handen en voeten gegeven. De verdachte heeft niet aangegeven van wie hij denkt dat de tas met kleding is en wat deze tas te maken zou hebben met het tenlastegelegde. Voorts is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat deze bewuste tas ten tijde van het tenlastegelegde ook in de loods aanwezig was. Dus zelfs als op deze kleding DNA-materiaal van een ander zou worden aangetroffen, kan daar nog niet uit worden afgeleid dat deze kleding iets te maken heeft met de betrokkenheid bij de tenlastegelegde goederen.
Gelet op het voorgaande acht het hof het onderzoek niet noodzakelijk voor enig te nemen beslissing in deze zaak en wijst het verzoek daartoe af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs (amfetamine) door in zijn loods en schuur stoffen en voorwerpen voorhanden te hebben die daarvoor bestemd waren. Synthetische drugs zijn een groot maatschappelijk probleem. Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs zeer schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaan overtredingen van de Opiumwet vaak gepaard met andere vormen van zware criminaliteit. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie uiteindelijk veelal illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Voorts wijst het hof op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse benodigde chemicaliën, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige stoffen. Kennelijk heeft de verdachte deze gevaren op de koop toegenomen, althans heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. De verdachte heeft zich beziggehouden met deze illegale activiteiten kennelijk om extra inkomsten te verwerven, zonder rekening te houden met de negatieve effecten voor anderen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 september 2022 waaruit volgt dat hij door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 29 januari 2009 is veroordeeld ter zake van onder meer opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onderdeel B, van de Opiumwet.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, in beginsel passend en geboden. Mede gelet op de ouderdom van het feit ziet het hof er geen meerwaarde in om naast deze gevangenisstraf een geldboete op te leggen, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak evenwel nog het volgende.
De verdachte heeft op 19 april 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 22 november 2022 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met 19 maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf zal worden gematigd met 1 maand.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 22 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie , Eenheid Limburg, Team Ondermijning, BVH-nummer 2018015902, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] en gesloten op 21 september 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 214, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.TCI-proces-verbaal d.d. 30 augustus 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , dossierpagina 95.