ECLI:NL:GHSHE:2022:4125

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
20-001355-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een minister en diens dochter via sociale media tijdens de coronapandemie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van de viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, alsook diens dochter, door een bedreigend bericht te sturen via Instagram. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 januari 2021 een bericht heeft verstuurd naar de dochter van de minister, waarin hij haar vader bedreigde met de woorden: 'Im gonna kill your father'. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van de dochter, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de bedreiging van zowel de minister als zijn dochter. Het hof oordeelde dat de bedreiging voldoende ernstig was om redelijke vrees te wekken bij de slachtoffers, vooral gezien de context van de coronapandemie waarin publieke figuren vaak met bedreigingen te maken kregen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 80 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van de bedreiging en de impact die dit heeft op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001355-21
Uitspraak : 30 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ‘s -Hertogenbosch, van 17 mei 2021, met parketnummer 01-089680-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 1] en de bedreiging van [slachtoffer 2] bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde – inclusief de impliciet cumulatief tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 1] – bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van de impliciet cumulatief tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 1] . Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te 's-Gravenhage en/of te Boxtel, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport respectievelijk diens dochter) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door via het Instagramaccount van die [slachtoffer 1] , het volgende bericht te versturen: “Im gonna kill your father”, welke bedreiging ter kennis van genoemde [slachtoffer 2] is gekomen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2021 in Nederland, [slachtoffer 2] (viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en [slachtoffer 1] (diens dochter) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via het Instagram- account van [slachtoffer 1] , het volgende bericht te versturen: “Im gonna kill your father”, welke bedreiging ter kennis van genoemde [slachtoffer 2] is gekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, met proces-verbaalnummer OB1R021029-EIND, onderzoek Ashford, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, gesloten d.d. 8 april 2021, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-68.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2021, dossierpagina’s 32-36, met als bijlagen een afbeelding en een machtiging, voor zover inhoudende als verklaring van [gemachtigde] , namens aangever [slachtoffer 2] :
Ik ben plaatsvervangend beveiligingsambtenaar van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en door de heer [slachtoffer 2] , viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gemachtigd tot het doen van aangifte van bedreiging. Ik overhandig u hierbij de machtiging ten behoeve van de aangifte.
Op 19 januari 2020 te 17:40 uur heb ik het Team Bedreigde Politici van politie Eenheid Den Haag, in een e-mailbericht in kennis gesteld van een bedreigend bericht jegens de heer [slachtoffer 2] . Het bedreigende bericht jegens de heer [slachtoffer 2] werd verzonden via Instagram.
Het bedreigende bericht betrof een privébericht en werd verzonden naar het Instagram-account van de 13-jarige dochter van de heer [slachtoffer 2] . Het account betreft “ [accountnaam 1] ”, [accountnaam 1] / [accountnaam 1] . De dochter van de heer [slachtoffer 2] heeft onlangs samen met de heer [slachtoffer 2] een interview gegeven in het Jeugdjournaal. Haar naam en foto is meerdere malen in diverse media verschenen. Gelet op het feit dat zij een openbaar en niet afgeschermd Instagramaccount op haar eigen naam heeft, waar diverse foto's aan zijn toegevoegd, is dit account gemakkelijk vindbaar op internet. Het bedreigende bericht werd op 10 januari 2021 te 00:24 uur verzonden door de gebruiker van het Instagramaccount “ [accountnaam 2] ”, [accountnaam 1] / [accountnaam 2] / , [accountnaam 2] .
De inhoud van het bedreigende bericht staat in de Engelse taal weergegeven en betreft:

Im gonna kill your father”.
Een screenshot van het bedreigende bericht, gemaakt door de dochter van de heer [slachtoffer 2] direct na ontvangst van het bedreigende bericht, wordt als bijlage bij deze aangifte gevoegd. Op het screenshot is zichtbaar dat het account “ [accountnaam 2] ” op dat moment 419 volgers had en dat er een profielfoto aan het account was toegevoegd. De heer [slachtoffer 2] werd door zijn dochter in kennis gesteld van de inhoud van het voornoemde bericht. Zowel de dochter van de heer [slachtoffer 2] , als de heer [slachtoffer 2] zelf, voelen zich hierdoor ernstig bedreigd. Het heeft een enorme impact voor een meisje van 13 om een dergelijk bedreigend bericht aangaande haar vader te ontvangen op haar Instagramaccount. Zij heeft de gebruiker van het account “ [accountnaam 2] ” dan ook direct bij Instagram gerapporteerd en heeft het bedreigende bericht verwijderd. De heer [slachtoffer 2] is bang dat deze persoon hem daadwerkelijk om het leven wil brengen dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe wil brengen. Ik verzoek u namens de heer [slachtoffer 2] , om een onderzoek in te stellen naar de plaatser van het bedreigende bericht en de gebruiker van het Instagramaccount “ [accountnaam 2] ”. Ik verzoek dat u tot vervolging overgaat als u de identiteit van deze persoon heeft achterhaald. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van identificatie, d.d. 19 januari 2021, dossierpagina’s 39- 41, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :
Melding en aangifte
Op 19 januari 2021 meldde de beveiligingsambtenaar van [slachtoffer 2] , minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan Team Bedreigde Politici dat deze bewindsman door middel van een bericht, dat geplaatst was op de sociaalnetwerksite www.instagram.com was bedreigd door een persoon die zich daarop
[accountnaam 2]noemt.
De inhoud van het bericht, dat overigens was geplaatst op het account van de dochter van de bewindsman te weten
[accountnaam 1] ,luidde als volgt: Op 10 januari 2021 om 00.24 uur
“Im gonna kill your father”.
In verband hiermede deed de beveiligingsambtenaar namens hem
(het hof begrijpt: [slachtoffer 2] )hiervan aangifte. Teneinde de identiteit van de verdachte oftewel de gebruiker van het account
[accountnaam 2]vast te kunnen stellen heb ik, verbalisant, de hierna volgende onderzoeken verricht.
Onderzoek Instagramaccount
Uit navraag bij Instagram Law Enforcement Response Team blijkt dat met het Instagramaccount
[accountnaam 2]regelmatig is ingelogd onder de IP-adressen:
  • [IP-adres]
  • [IP-adres]
  • [IP-adres]
  • [IP-adres]
  • [IP-adres]
zelfs op late tijdstippen op de dag.
Gelet hierop is het niet uitgesloten dat deze IP-adressen behoren bij het thuisnetwerk oftewel het woonadres van de gebruiker van het Instagramaccount
[accountnaam 2] .
Voorts blijkt uit deze aanvraag dat bij de aanmaak van dit account door de gebruiker ervan is geregistreerd:
  • de (mobiele) telefoonaansluiting [telefoonnummer]
  • het e-mailadres [e-mailadres]
Onderzoek IP-adressen
Uit navraag bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie blijkt dat alle bovenstaande IP-adressen op naam zijn gesteld van [naam] wonende [adres] te [woonplaats] .
Onderzoek naam Instagramaccount
Zoals blijkt luidt de naam van het Instagramaccount: [accountnaam 2] . Het is niet uitgesloten dat de gebruiker van dit account bij de aanmaak ervan zijn eigen voor- en achternaam heeft gebruikt en hij dus is genaamd: [verdachte] .
Onderzoek naam e-mailadres
Zoals ook blijkt, registreerde de bedoelde gebruiker van het Instagramaccount bij de aanmaak hiervan het e-mailadres [e-mailadres] . Het is niet uitgesloten dat hij in dit e-mailadres ook zijn eigen voor- en achternaam heeft verwerkt en hij dus is genaamd: [verdachte] .
Onderzoek Gemeentebasisadministratie
Uit onderzoek in de Gemeentebasisadministratie blijkt dat in [adres] te [woonplaats] onder anderen als bewoner staat geregistreerd:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001.
Gelet op het bovenstaande is het zeer aannemelijk dat het Instagramaccount
[accountnaam 2]in gebruik is bij bovengenoemde [verdachte] en dat hij bedoelde bedreiging heeft gepleegd.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 31 maart 2021, dossierpagina’s 13-19, met als bijlage een brief, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
Dit verhoor is als volgt opgebouwd:
O: staat voor de opmerking door de verbalisant(en)
V: staat voor de gestelde vraag door de verbalisant(en)
A: staat voor het gegeven antwoord van de verdachte
R: staat voor het gegeven antwoord van de raadsman
V: Van welk Social-Mediakanaal maak jij allemaal gebruik?
A: Instagram, Snapchat, WhatsApp en Facebook af en toe.
V: Wat is de naam van jouw Instagramaccount?
A: [accountnaam 2] .
V: Wie maken er allemaal gebruik van je account?
A: Alleen ik.
V: Je wordt verdacht van bedreiging via social media van [slachtoffer 2] , de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 10 januari 2021. Wij hebben nog wel wat vragen over de omstandigheden van die avond (
het hof begrijpt 10 januari 2021). Jij vertelt dat jullie die avond op Instagramaccounts zaten. Op welke manier zaten jullie op Instagram?
A: Wij zaten op Instagram en wij zagen het account van [minister-president] . Wij zijn toen bij het account van [slachtoffer 2] uitgekomen. Wij zagen ook de familie van [slachtoffer 2] op de foto’s. Wij hebben daarop geklikt en klikten daarna op die dochter. Ik was dronken en liet me opjutten door een vriend die zei dat ik een bericht naar haar moest sturen. Ik heb toen een bericht gestuurd naar die dochter.
V: Je schrijft in de brief in de bijlage dat jij iets in de trant had geschreven van: “Ik vermoord je vader”. In het bericht, welke jij naar de dochter hebt gestuurd van de minister, staat het volgende: “
Im gonna kill your father”. Dat is dus een Nederlandse vertaling. Door deze tekst te versturen heb jij je schuldig gemaakt aan bedreiging. Wat was de reden dat jij deze tekst specifiek hebt verstuurd?
A: (…). De reden dat ik dat bericht heb verstuurd is dat hij mijn minst favoriete politicus was.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de impliciet cumulatief tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 1] . Daartoe is in de kern aangevoerd dat voor een bewezenverklaring van de bedreiging van [slachtoffer 1] vast moet komen te staan dat de bedreiging zodanig was en onder zodanige omstandigheden was gedaan, dat die in algemene zin de redelijke vrees kon opwekken bij [slachtoffer 1] dat haar vader om het leven zou worden gebracht. In dit geval is sprake van een bedreiging van [slachtoffer 2] en niet van [slachtoffer 1] , aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en dat de bedreiging onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de betreffende persoon het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Naar bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht niet vereist dat het misdrijf is gericht tegen de bedreigde zelf, als de bedreigde maar kennis heeft genomen van de bedreiging. Dat is hier het geval. Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat de bedreiging van [slachtoffer 2] bewezen kan worden verklaard.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [slachtoffer 1] , de ontvanger van het Instagrambericht, ook bedreigd is door de tekst: “
Im gonna kill your father”. Het hof overweegt als volgt.
Het door artikel 285 Wetboek van Strafrecht beschermde rechtsgoed kan eveneens op het spel staan ingeval het misdrijf waarmee wordt gedreigd, is gericht tegen een ander dan degene jegens wie de bedreiging is geuit. Een dergelijke bedreiging kan immers een inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid van degene jegens wie de bedreiging is geuit, die vergelijkbaar is met een bedreiging die op hem zelf betrekking zou hebben gehad.
Het hof is van oordeel dat de tekst die verdachte in het Instagrambericht naar [slachtoffer 1] heeft verstuurd van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat in objectieve en algemene zin de redelijke vrees kon ontstaan dat het leven van haar vader [slachtoffer 2] , destijds viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in gevaar zou kunnen zijn. Het hof betrekt in zijn oordeel de omstandigheden dat de verdachte de bedreiging heeft geuit aan de destijds 13-jarige [slachtoffer 1] , dat hij wist dat [slachtoffer 1] minderjarig was (verdachte meende dat zij 16 jaar was: dossier, p. 16) en dat hij de uitingen heeft gedaan ten tijde van de coronapandemie, een periode waarvan de verdachte had moeten weten dat publieke personen en ministers, in het bijzonder de viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met allerlei onheuse, beledigende en bedreigende opmerkingen geconfronteerd zouden worden.
Door deze omstandigheden wist de verdachte dat er door het sturen van dergelijke bedreigingen vorenbedoelde vrees kon ontstaan bij [slachtoffer 1] . Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Resumerend acht het hof op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 2] , viceminister-president en minister van Volksgezondheid, en diens dochter [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] op 10 januari 2021 een Instagrambericht te sturen inhoudende de bedreiging:
“Im gonna kill your father”.
Feiten als de onderhavige zijn ernstig en de verdachte had zich te allen tijde van het uiten van dergelijke bedreigingen dienen te onthouden. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat hij [slachtoffer 2] als minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en uit dien hoofde onder andere belast met de beteugeling van de coronapandemie, heeft bedreigd. In die hoedanigheid stond [slachtoffer 2] bloot aan soms hevige kritiek van burgers die het met het beleid van de overheid niet eens waren. In dit geval is geen sprake van kritiek, maar van een grove bedreiging tegen het leven van [slachtoffer 2] gericht, die -volstrekt verwerpelijk en onverantwoord- werd geuit aan de destijds 13-jarige [slachtoffer 1] , die op geen enkele wijze betrokkenheid heeft gehad bij het werk van haar vader. Ook zij is door deze uitlating bedreigd. Publieke personen die in het belang van de samenleving hard aan het werk waren om de coronapandemie te bestrijden, dienen van dergelijke bedreigingen gevrijwaard te zijn. Dat geldt eveneens voor hun naasten. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen bij de slachtoffers gevoelens van onveiligheid, maar brengen ook gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving teweeg.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 oktober 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft met de bepaling van de op te leggen straf meegewogen dat de verdachte ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven in te zien hoe verwerpelijk zijn handelen is geweest en dat hij een excuusbrief heeft geschreven aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Het hof is, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de politierechter opgelegde en de door de advocaat-generaal geëiste straf. Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden. Met de oplegging van voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 30 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Bijl voornoemd is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.