ECLI:NL:GHSHE:2022:4123

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
20-002777-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van feiten onder de Opiumwet met betrekking tot voorbereiden en bevorderen van strafbare feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie. De zaak betreft het medeplegen van feiten die onder de Opiumwet vallen, waaronder het voorbereiden en bevorderen van strafbare feiten en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de advocaat-generaal aangegeven het hoger beroep voor een deel in te trekken. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis van de rechtbank en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Tevens is besloten tot teruggave van een in beslag genomen voorwerp aan de verdachte. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden zoals deze naar voren zijn gekomen in het onderzoek.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002777-21
Uitspraak : 29 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 november 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder parketnummers 01-993326-20 en 01-993357-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 18-730359-15, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder parketnummer 01-993357-20, onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De verdachte is ter zake van:
  • ‘Medeplegen van een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door zich en anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ (
  • ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ (
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts is de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, en veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdachte, die tot het moment van het wijzen van het bestreden vonnis zijn begroot op nihil.
Ten slotte is de tenuitvoerlegging gelast van de eerder onder parketnummer 18-730359-15 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Door de officier van justitie is op 24 november 2021 tijdig en onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Op 14 april 2022 is de behandeling van het hoger beroep aangevangen met het uitroepen van de zaak voor de eerste zitting in hoger beroep.
Na aanvang van de behandeling van het hoger beroep heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting d.d. 15 november 2022 te kennen gegeven dat hij het hoger beroep wenst in te trekken voor zover dit is gericht tegen het onder parketnummer 01-993326-20 bewezenverklaarde. Daartoe heeft hij een ‘akte partiële intrekking hoger beroep’ d.d. 15 november 2022 aan het hof overgelegd.
Nu de behandeling van het hoger beroep reeds is aangevangen, en dus geen sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof, gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman, nu het belang van de verdachte noch enig ander rechtens te beschermen belang gediend is met een behandeling van het hoger beroep, toepassing geven aan het in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalde en het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren voor zover het is gericht tegen het onder parketnummer 01-993326-20, onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het onder parketnummer 01-993357-20, onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte – op de voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering mede ter zake van hetgeen door de rechtbank onder parketnummer 01-993326-20, onder 1 en 2 is bewezenverklaard – zal veroordelen tot een (totale) gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder onder parketnummer 18-730359-15 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 01-993357-20, onder 1 en 2 tenlastegelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust.
In hetgeen door de advocaat-generaal in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet het hof onvoldoende aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen dan de rechtbank. Het hof is dan ook – met de rechtbank – van oordeel dat de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit het onderzoek ter terechtzitting niet de conclusie rechtvaardigen dat buiten redelijke twijfel is verheven dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt de aan hem onder parketnummer 01-993357-20, onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Het bewijs schiet daarvoor tekort. Het in hoger beroep ingebrachte aanvullende proces-verbaal van 21 december 2021 alsmede de verklaringen van [betrokkene] zoals toegevoegd aan het dossier maken het oordeel niet anders.
Nu het hof zich ter zake verenigt met het beroepen vonnis, behoeft het door de verdediging gevoerde strafmaatverweer geen bespreking.
Ten slotte zal het hof het bestreden vonnis aanvullen door te beslissen op het beslag, nu de rechtbank daarop niet heeft beslist.
Aanvullende overweging met betrekking tot het beslag
Het hof is van oordeel dat het hierna te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, moet worden teruggegeven aan de verdachte, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit inbeslaggenomen voorwerp.

BESLISSING

Het hof:
verklaart het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-993326-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 STK Telefoonautomaat (kleur: zilvergrijs), Samsung (IBN 61LLP.01.001);
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 29 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.