Uitspraak
5.Het vervolg van de procedure in hoger beroep
- het tussenarrest van 12 juli 2022;
- de door EIG genomen memorie na tussenarrest met producties 14 en 15;
- de door [geïntimeerde] genomen antwoordmemorie na tussenarrest.
6.De verdere beoordeling
“Gründen die [geïntimeerde] nicht zu vertreten hat”).
“nach wie vor würden wir lhr damaliges Angebot verfolgen, aber nur, wenn alle Teileigentumsanteile zu einem Zeitpunkt erworben werden können und nicht die zwei grössten Teile mit Hoffnung auf alle Anteile”). Hoewel de schriftelijke overeenkomst deelleveringen als zodanig niet uitsluit, had EIG dat bij gebreke van gebleken aanknopingspunten die een verplichting tot verwerving van de verschillende eigendomsdelen afzonderlijk kunnen inhouden, redelijkerwijs ook zo moeten begrijpen en accepteren.
“Gründen die [geïntimeerde] nicht zu vertreten hat”) in de zin van artikel 2 van de bemiddelingsovereenkomst. Uit de artikelen 1 en 2 van de bemiddelingsovereenkomst volgt bij deze stand van zaken dat EIG het voorschot van € 60.000,-- moet terugbetalen en geen recht heeft op verdere betalingen. Overigens zou artikel 7:426 lid 1 BW, als partijen geen eigen regeling hadden getroffen, tot dezelfde uitkomst hebben geleid.
7.De uitspraak
- de veroordeling van EIG in conventie tot terugbetaling van het door [geïntimeerde] aan EIG betaalde voorschot van € 60.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 juli 2017;
- de veroordeling van EIG in conventie tot betaling van € 2.093,23 ter zake beslagkosten;
- de afwijzing van de vorderingen van EIG in reconventie;
- de veroordeling van EIG in de proceskosten van de gedingen in conventie en reconventie;