In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. De verdachte had samen met anderen een opslagruimte ter beschikking gesteld voor de productie van synthetische drugs en had hen geholpen bij het transport van voorwerpen naar deze ruimte. Daarnaast had hij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf. Het hof heeft de rol van de verdachte als essentieel beoordeeld en heeft de eerdere straf bevestigd, waarbij het hof de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit heeft verbeterd. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de criminele activiteiten en dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van de feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en de voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien deze reeds was geschorst op 22 juni 2020.