ECLI:NL:GHSHE:2022:4061

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
200.309.217_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgregeling tussen moeder en kinderen na zorgen over gedrag en opstelling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de zorgregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen, na zorgen over het gedrag van de kinderen en de opstelling van de moeder. De moeder had in hoger beroep verzocht om de eerder door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen waarbij de kinderen onbegeleid bij haar zouden verblijven. De kinderen verblijven sinds juli 2021 bij de vader en staan onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De GI heeft zorgen geuit over de omgang tussen de moeder en de kinderen, vooral na incidenten waarbij de moeder de kinderen onterecht informeerde en hen blootstelde aan volwassenproblematiek. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de zorgregeling is vastgesteld met begeleid contact, in het belang van de kinderen. Het hof concludeert dat het uitbreiden van de zorgregeling niet goed is verlopen en dat er forse zorgen zijn over de opstelling van de moeder en het gedrag van de kinderen. De moeder wordt aangespoord om zich aan de veiligheidsafspraken te houden en het begeleide contact weer tot stand te brengen. De beslissing van het hof is genomen op 24 november 2022, na een mondelinge behandeling op 17 oktober 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 november 2022
Zaaknummer: 200.309.217/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/297069 / JE RK 21-1978
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling),
Deze zaak gaat over de volgende minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
Het hof merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, en naar de herstelbeschikking van 27 juni 2022.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 april 2022, zoals ter mondelinge behandeling aangevuld, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de GI af te wijzen en een regeling vast te stellen waarbij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onbegeleid bij de moeder verblijven:
- iedere week op één doordeweekse dag bij de moeder thuis gedurende vier uren;
- één dag in het weekend bij de moeder thuis gedurende vier uren;
- op feestdagen, moederdag, verjaardag moeder, verjaardag kinderen en gedurende de vakanties;
- waarbij er twee keer per week telefonische contacten tussen de kinderen en de moeder plaatsvinden en de moeder in de gelegenheid wordt gesteld om via whatsapp contact met de kinderen te hebben en
- waarbij er om de vier weken geëvalueerd dient te worden en waar nodig onder regie van de GI uitgebreid dient te worden,
- althans een voorziening te treffen die het hof juist acht.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de moeder toegelicht dat haar verzoek ten aanzien van de feestdagen, moederdag, de verjaardagen en de vakanties zo gelezen moet worden dat die in onderling overleg verdeeld moeten worden en dat de GI de verdeling moet maken.
2.2.
De GI heeft op 20 juli 2022 een verweerschrift met producties ingediend.
2.3.1.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Brinkman namens de moeder;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.3.2.
De vader en de moeder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.3.
De raad heeft het hof bericht dat hij verhinderd was voor de mondelinge behandeling. Het hof heeft daarin geen aanleiding gezien om de behandeling van de zaak aan te houden.
2.3.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De moeder en de vader hebben tot eind maart 2021 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen verblijven sinds 13 juli 2021 bij de vader.
3.2.
De kinderen staan sinds 28 oktober 2019 onder toezicht van de GI.
De omvang van het geschil
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de kinderrechter bepaald dat de moeder in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal hebben eenmaal per week gedurende twee uur onder begeleiding van een professionele instantie (zijnde [instantie 1] ), alsook eenmaal per week telefonisch contact, waarbij onder de regie van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, wordt toegewerkt naar een stapsgewijze uitbreiding van de zorgregeling in eerste instantie voor zover nodig onder begeleiding van een professionele instantie om uiteindelijk te komen tot onbegeleide contacten.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Er is eerder een zorgregeling overeengekomen waarbij [minderjarige 2] iedere woensdag van 12:30 uur tot 16:30 uur bij de moeder verbleef en [minderjarige 1] iedere vrijdag van 14:30 uur tot 16:30 uur. Daarnaast kon de moeder tweemaal per week bellen met de kinderen en was er via whatsapp contact tussen de moeder en de kinderen. De moeder is van mening dat die regeling in het belang van de kinderen was en dat van daaruit uitbreiding en wijziging van de dagen had moeten plaatsvinden.
De moeder heeft haar medewerking verleend aan de begeleide zorgregeling zoals de kinderrechter deze heeft bepaald, maar de moeder ervaart in de praktijk dat de GI geen uitbreiding toestaat.
Het hof dient op grond van de verslagen van de begeleide omgang en na het horen van [minderjarige 1] een regeling vast te stellen die onbegeleid kan plaatsvinden van waaruit kan worden gekeken naar uitbreiding. Er dient in ieder geval begonnen te worden met een wekelijks contactmoment op een doordeweekse dag en één dag in het weekend zonder begeleiding bij de moeder thuis. Daarbij dient ook aandacht te zijn voor de feestdagen en de vakanties, waarbij er ook onbegeleide contactmomenten dienen plaats te vinden bij de moeder thuis.
3.6.
De GI voert – samengevat – het volgende aan. Er is vanaf eind mei 2022 ingezet op de uitbreiding van de (onbegeleide) contactmomenten maar de zorgen rondom de kinderen zijn toen toegenomen. In juli 2022 bleek namelijk dat de moeder en de kinderen elkaar – tegen de afspraken in – dagelijks zagen. Volgens de vader logen de kinderen tegen hem over waar ze waren. Daarnaast stelt de vader dat sinds de kinderen onbegeleid contact met de moeder hadden, ze niet meer naar de vader luisterden. De moeder belastte de kinderen met volwassenproblematiek en de kinderen waren gesloten in het contact met de GI. De GI maakte zich ernstig zorgen over de onbegeleide contactmomenten. De GI heeft daarop op 7 juli 2022 besloten dat het contact met de kinderen weer volledig begeleid moest plaatsvinden en dat de moeder (weer) werd geblokkeerd op de telefoons van de kinderen. Op 11 juli 2022 is vervolgens een bezoek met [minderjarige 2] afgebroken vanwege de strijdmodus waarin de moeder zat. Dit heeft geleid tot een incident dat in het bijzijn van [minderjarige 2] is geëscaleerd.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI toegevoegd dat de contactregeling is stilgelegd sinds 22 augustus 2022, nadat op die datum een contactmoment tussen de moeder en de kinderen geen doorgang heeft gevonden. Er zijn verschillende afspraken met de moeder gepland om haar gedrag en de begeleide contactregeling te bespreken. Op die afspraken is de moeder niet verschenen. Op 3 november 2022 is een nieuwe afspraak gepland. De GI heeft aan de kinderen uitgelegd waarom de contactregeling is stilgelegd en beide kinderen hebben aangegeven dat zij de voorkeur geven aan begeleid contact met moeder. De omstandigheid dat er nu geen contact is, is aan moeder de wijten. De GI wil graag kijken of uitbreiding mogelijk is maar de moeder moet zich dan wel aan de afspraken houden. Nu de contactregeling is stilgelegd, althans er geen intensief contact is tussen de moeder en de kinderen, luisteren de kinderen beter naar de vader en is er weer een gesprek tussen de kinderen en de GI mogelijk.
De motivering van de beslissing
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
In artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is te lezen dat de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang kan vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
3.8.2.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat een zorgregeling wordt vastgesteld waarbij het contact wordt begeleid door een professionele instantie. Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
3.8.3.
De GI heeft voldoende laten zien dat zij vanaf mei 2022 heeft geprobeerd toe te werken naar de (onbegeleide) contactregeling die de moeder wenst en die de moeder ook in hoger beroep verzoekt, maar dat die regeling nu niet in het belang van de kinderen is. Dit volgt uit de verslagen van [instantie 1] , [instantie 2] en [instantie 3] . Ook volgt uit die verslagen dat de kinderen een terugval in gedrag hebben laten zien in de periode dat sprake was van onbegeleid contact met de moeder.
[instantie 1] schrijft dat zij zich zorgen maakt over de opvoedsituatie bij de moeder thuis en dat moeder niet in staat is om opvoedstructuur aan te bieden. Ook schrijft [instantie 1] dat het gedrag van de moeder op 11 juli 2022 er toe heeft geleid dat [minderjarige 2] overstuur en in een loyaliteitsconflict raakte en dit de aanleiding was voor [instantie 1] om nieuwe veiligheidsafspraken te maken.
Uit het verslag van [instantie 2] volgt dat de moeder in periode nadat de contactregeling werd uitgebreid en onbegeleid plaatsvond, vaker aanwezig was dan afgesproken, dat de moeder de kinderen onjuist informeerde over de afspraken die waren gemaakt en dat zij de kinderen andere regels voorhield dan de regels die bij vader gelden, waardoor de kinderen in conflict raakten en niet wisten naar wie zij moesten luisteren.
Tot slot volgt uit het verslag van [instantie 3] dat men een grote verandering heeft gezien in het gedrag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds de begeleide bezoekregeling en de begeleide contactmomenten anders werden ingezet. [instantie 3] beschrijft het incident op 11 juli 2022 als zeer schadelijk voor de kinderen.
3.8.4.
Ook neemt het hof in aanmerking dat de kinderen uitdrukkelijk aan de GI hebben aangegeven dat zij, hoewel zij de bezoeken met de moeder leuk vinden, begeleid contact met haar willen. [minderjarige 1] geeft de voorkeur aan een keer per week of een keer per maand bezoek en [minderjarige 2] aan twee keer per week.
3.8.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het voor het hof helder dat het uitbreiden van de zorgregeling niet goed is verlopen en dat er forse zorgen zijn over de opstelling van de moeder en het gedrag van de kinderen (gelet op de terugval in hun gedrag). Het is begrijpelijk dat de moeder teleurgesteld is over het terugbrengen van de frequentie van de contacten, maar het hof is van oordeel dat het wijzigingsverzoek van de GI tegemoet kwam aan het gerechtvaardigde belang van de kinderen dat de contacten met de moeder goed begeleid worden, zodat de kinderen niet worden belast met volwassenproblematiek en niet in een loyaliteitsconflict raken.
3.8.6.
Het hof ziet dan ook geen reden om de frequentie van de contacten tussen de moeder en te kinderen nu weer te verhogen en onbegeleid te laten plaatsvinden zoals de moeder heeft verzocht. Gelet op hetgeen de GI op de mondelinge behandeling, mede namens de kinderen, heeft verklaard acht het hof het op dit moment in het belang van de kinderen om een pas op de plaats te maken.
3.8.7.
Ten tijde van de mondelinge behandeling was het contact tussen de moeder en de kinderen nog niet hersteld. Het hof spreekt de hoop uit dat de moeder al het nodige zal doen om het begeleide contact weer tot stand te brengen en dat de moeder zich in het belang van de kinderen aan de veiligheidsafspraken zal houden.
3.9.
Uit het voorgaande volgt, dat de grief van de moeder niet slaagt. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 januari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.E.J.M. Stoof, J.C.E. Ackermans- Wijn en H. van Winkel en is op 24 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier