ECLI:NL:GHSHE:2022:4059

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
200.309.124_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en kinderalimentatie in hoger beroep na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om een wijziging van de zorgregeling en de kinderalimentatie voor zijn twee minderjarige kinderen, geboren in de Verenigde Staten. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zouden hebben, met een zorgregeling waarbij de kinderen om de twee weken bij de vader verblijven. De vader is het niet eens met deze beslissing en vraagt om een co-ouderschapsregeling waarbij de kinderen gelijkmatig tussen beide ouders worden verdeeld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader stelt dat de rechtbank geen rekening heeft gehouden met de adviezen van de raad en dat de communicatie tussen de ouders niet zo problematisch is als wordt geschetst. De moeder daarentegen wijst op de slechte communicatie en de negatieve invloed van de vader op de kinderen. Het hof maakt zich zorgen over de geestelijke gezondheid van de kinderen en besluit om een raadsonderzoek te gelasten. In afwachting van de resultaten van dit onderzoek, stelt het hof een voorlopige zorgregeling vast waarbij de kinderen om de week bij de vader en de moeder verblijven. Tevens wordt een zorgkorting van 35% op de kinderalimentatie voor de oudste vastgesteld, gezien de nieuwe zorgregeling. De verdere beoordeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 juni 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 november 2022
Zaaknummer: 200.309.124/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/351712 / FA RK 19-5037
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.H.J. Plass,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Gerrand.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] (roepnaam: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika);
- [minderjarige 2] (roepnaam: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2015 [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 6 april 2022, met producties, ingekomen ter griffie op 11 april 2022 en 28 april 2022, heeft de vader verzocht voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voormelde beschikking deels te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
1. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader en van [minderjarige 2] bij de moeder zal zijn;
2. te bepalen dat de zorg- en contactregeling tussen de partijen en de kinderen bij helfte wordt verdeeld, in die zin dat de kinderen de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder zijn, waarbij de kinderen op vrijdag na het eten rond 18:30 uur naar de andere ouder gaan, alsmede dat de vakanties en de feestdagen bij helfte worden verdeeld, waarbij ieder der partijen de mogelijkheid krijgt aaneengesloten minimaal drie weken de kinderen in de zomervakantie bij zich te hebben;
3. te bepalen dat de vader de Amerikaanse paspoorten van de kinderen in beheer heeft en de moeder de Bulgaarse paspoorten van de kinderen in beheer heeft en dat ieder der partijen op eerste verzoek het benodigde paspoort aan de andere ouder ter beschikking stelt indien een van partijen met de kinderen op vakantie gaat en betreffend paspoort nodig heeft;
en (voorwaardelijk), indien het vorenstaande onder punt 2 wordt toegewezen:
4. de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aldus te wijzigen dat ten aanzien van de door de rechtbank becijferde bijdrage, een zorgkorting ad 35% wordt gehanteerd.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2022, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel het beroep af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Plass en door een tolk in de Engelse taal: K.M. Campman (tolknummer 3166);
  • de moeder, bijgestaan door mr. Gerrand en door een tolk in de Engelse taal: B.S.A. Doedée (tolknummer 13960);
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens dit gesprek is [minderjarige 1] bijgestaan door een tolk in de Engelse taal, K.M. Campman (tolknummer 3166). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 15 januari 2021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 september 2021;
  • het V6-formulier d.d. 6 oktober 2022 met bijlagen van de zijde van de moeder.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn op 5 september 2003 met elkaar gehuwd te [plaats] (Bulgarije).
Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 9 maart 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 6 april 2021 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover in hoger beroep van belang, een raadsonderzoek gelast en de beslissingen op de verzoeken ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, het beheer van de paspoorten van de kinderen en het verzoek betreffende kinderalimentatie aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek.
De omvang van het geschil
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald:
- dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;
- dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
- de kinderen verblijven bij de vader eenmaal in de twee weken van vrijdag 19:00 uur na het eten tot zondag 19:00 uur na het eten;
- [minderjarige 2] verblijft op woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend bij de vader;
- het staat [minderjarige 1] vrij om buiten deze zorgregeling tijd bij zijn vader door te brengen als [minderjarige 1] daar behoefte aan heeft;
- voorts zullen de kinderen bij de vader verblijven gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij ieder van partijen de mogelijkheid krijgt aaneengesloten drie weken de kinderen in de zomervakantie bij zich te hebben.
- dat de vader aan de moeder dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van de datum van de bestreden beschikking:
- ten behoeve van [minderjarige 1] € 630,71 per maand;
- ten behoeve van [minderjarige 2] € 268,12 per maand;
met ingang van 1 juni 2022 zullen deze bijdragen wijzigingen in een bedrag van € 526,02 per maand ten behoeve van [minderjarige 1] en een bedrag van € 210,05 per maand ten behoeve van [minderjarige 2] , telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- dat de moeder het beheer heeft over de paspoorten van de kinderen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert – samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte geen co-ouderschapsregeling bepaald. Dit terwijl ook de raad de rechtbank heeft geadviseerd een dergelijke regeling te bepalen. Aan dit advies van de raad ligt een gedegen onderzoek ten grondslag waarbij de gezinssituatie en dynamiek nadrukkelijk zijn meegewogen en waarbij is gesproken met betrokkenen en informanten. Hieruit blijkt niet dat partijen de onderlinge communicatie in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als problematisch ervaren. De slechte communicatie tussen de ouders ziet daarnaast niet op de zorgregeling, maar voornamelijk op de afwikkeling van de scheiding. De appberichten tussen partijen die de moeder aan het hof heeft overgelegd missen context en geven inhoudelijk geen handvatten over hoe de communicatie tussen de ouders verloopt. De vader wordt hiermee door de moeder voornamelijk neergezet als een vervelende man. Het is duidelijk dat partijen geen vrienden meer zijn, maar zij handelen en denken wel continue in het belang van de kinderen. Voor wat betreft de appberichten tussen [minderjarige 1] en de vader stelt de vader dat hij niet door had dat hij [minderjarige 1] heeft belast met de inhoud van deze berichten. De vader was in de veronderstelling dat [minderjarige 1] vragen had waarop een antwoord nodig was.
Als het hof het verzoek van de vader om de zorg over de kinderen bij helfte te verdelen alsnog toewijst, is het wenselijk dat [minderjarige 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader krijgt en dat de vader de Amerikaanse paspoorten van de kinderen in beheer krijgt en de moeder de Bulgaarse paspoorten. Daarnaast verzoekt de vader om in dat geval voor wat betreft de bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zorgkorting van 35% toe te passen.
3.6.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De raad heeft in het onderzoek grote steken laten vallen en de rechtbank heeft de raad hier tijdens de mondelinge behandeling ook op gewezen. Zo is de raad in het advies om een co-ouderschapsregeling te bepalen volledig voorbijgegaan aan de zorgen die de moeder had opgeworpen, onder andere met betrekking tot de honderden berichten die de vader onafgebroken aan de moeder stuurt en het dreigen met juridische acties.
De slechte communicatie tussen partijen ziet niet alleen op de afwikkeling van de echtscheiding, zoals de vader stelt, maar heeft wel degelijk ook betrekking op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Van enige positieve communicatie is tot op de dag van vandaag geen sprake. Afspraken over bijvoorbeeld vakanties zijn alleen mogelijk geweest door tussenkomst van advocaten en door het dreigen met een kort geding.
[minderjarige 1] heeft het moeilijk met de huidige situatie. Hij zit muurvast tussen de ouders. [minderjarige 1] is door de vader in een onmogelijke situatie gebracht door de appberichten die de vader naar hem heeft gestuurd, waarin de vader zich negatief uitlaat over de moeder en [minderjarige 1] feitelijk betrekt in de vete tussen de ouders en de juridische procedures die er lopen.
De rechtbank heeft terecht beslist dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. De kinderen brengen het merendeel van de tijd bij haar door en de moeder neemt het merendeel van de verzorging van de kinderen op zich. Daar komt bij dat de vader bij zijn standpunt blijft dat hij met de kinderen in de Verenigde Staten wil gaan wonen. De moeder voorziet dat, indien de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader wordt bepaald en de vader de Amerikaanse paspoorten van de kinderen in beheer heeft, de vader een mogelijkheid ziet om zich met [minderjarige 1] in de Verenigde Staten te vestigen.
Als het hof het verzoek van de vader toewijst om de zorgregeling bij helfte te verdelen, dan stemt de moeder in met het verzoek van de vader om voor wat betreft de bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een zorgkorting van 35% toe te passen.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd. De raad heeft meer dan een jaar geleden onderzoek gedaan waardoor het huidige raadsrapport inmiddels is verouderd. De situatie lijkt echter onveranderd. Partijen breken elkaar in feite af als ouders en zijn hard op weg om ook de kinderen kapot te maken. Deze situatie is triest voor de kinderen en het is ongelofelijk dat de ouders dit blijven doen. De raad had de hoop dat er met de uitspraak van de rechtbank meer rust zou komen en de hulpverlening weer zou worden opgepakt. Helaas is dat niet het geval. De raad maakt zich zorgen over de huidige situatie. Als de ouders hun houding niet veranderen blijft de situatie voor de kinderen, welke regeling er dan ook wordt bepaald, zeer onwenselijk. De raad is geschrokken van de appjes die de vader heeft gestuurd naar [minderjarige 1] en vraagt zich af of de vader beseft hoe ondermijnend deze berichten zijn. Dit is zorgelijk gedrag van een ouder naar een kind. De raad weet echter dat dit zorgelijke gedrag ook andersom – vanuit de moeder - plaatsvindt, maar dan meer onder de oppervlakte. Als het hof de raad opdracht geeft om onderzoek te doen, dan zal de raad dit onderzoek direct uitbreiden met een beschermingsonderzoek.
Tot die tijd dient er volgens de raad een voorlopige regeling te worden vastgesteld waarbij er tegemoet wordt gekomen aan de intrinsieke wens van [minderjarige 1] om een regeling te bepalen waarbij [minderjarige 1] de ene week bij ene ouder verblijft en de andere week bij de andere ouder. Voor [minderjarige 2] kan, mede gelet op zijn jonge leeftijd, de huidige regeling worden gecontinueerd in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek.
De motivering van de beslissing3.8. Het hof overweegt als volgt.
Raadsonderzoek3.8.1. Het hof maakt zich net als de raad ernstige zorgen over het (geestelijk) welzijn van de kinderen gelet op de ouderstrijd die zo fors aanwezig is en de invloed hiervan op de kinderen. Het hof acht zich echter op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over de zorgregeling en de daarmee samenhangende (voorwaardelijke) verzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] , het beheer van de paspoorten en de kinderalimentatie. Het hof zal daarom de raad verzoeken een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
  • welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen en hoe dient die regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
  • Is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
  • Is een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] , zoals door de vader verzocht, in het belang van de kinderen?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en advies te vermelden?
3.8.2.
Het hof zal de verdere beoordeling van de zaak zes maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Indien de raad daartoe aanleiding ziet, kan de raad eerder een terugkoppeling aan het hof geven. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
Voorlopige zorgregeling3.8.3. Het hof ziet aanleiding om in afwachting van de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad een voorlopige zorgregeling te bepalen ten aanzien van [minderjarige 1] . Het is het hof namelijk gebleken dat de huidige zorgregeling, waarbij het [minderjarige 1] vrij staat om meer tijd bij de vader te verblijven, spanningen oplevert tussen de ouders en [minderjarige 1] . Gelet op deze spanningen heeft [minderjarige 1] aan het hof kenbaar gemaakt dat het van belang is dat het hof een (voorlopige) regeling vastlegt waarin is bepaald hoeveel tijd [minderjarige 1] bij beide ouders zal doorbrengen. Bij voorkeur verblijft [minderjarige 1] de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder. De raad heeft het hof geadviseerd om overeenkomstig deze wens van [minderjarige 1] te beslissen.
3.8.4.
Het hof zal een voorlopige zorgregeling bepalen waarbij [minderjarige 1] de ene week bij de ene ouder verblijft en de andere week bij de andere ouder, waarbij het wisselmoment op vrijdagavond, na het avondeten, om 18:30 uur is. Voor wat betreft de vakanties en feestdagen wordt de huidige zorgregeling gecontinueerd waarbij [minderjarige 1] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijft.
Voor [minderjarige 2] ziet het hof op dit moment geen aanleiding om een voorlopige zorgregeling te bepalen. Dat betekent dat voor [minderjarige 2] de zorgregeling ongewijzigd blijft en hij eenmaal in de twee weken van vrijdag 19:00 uur na het eten tot zondag 19:00 uur na het eten en op woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school bij de vader verblijft, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
Voorlopig bepalen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] (zorgkorting)3.8.5. Als gevolg van de voorlopige zorgregeling die het hof zal bepalen, verblijft [minderjarige 1] bij beide ouders evenveel tijd. Gelet hierop ziet het hof aanleiding om met ingang van 1 december 2022 op het bedrag dat de vader aan de moeder dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] een zorgkorting van 35% (van de basisbehoefte) toe te passen. Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond.
De basisbehoefte van [minderjarige 1] is in 2022 € 734,- zodat de hoogte van de zorgkorting € 257,- is (35% van € 734,-). Uitgaande van de berekening die rechtbank heeft gemaakt – en die tussen partijen niet in geschil is – is het aandeel van de man per 1 juni 2022 € 710,-. Rekening houdend met de zorgkorting dient de man een bijdrage te leveren van € 453 (€ 710 (aandeel) – € 257 (zorgkorting) = € 453,-) in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] .
3.9.
Het hof zal iedere verdere beslissing pro forma aanhouden tot 1 juni 2022.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.8.1. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] (roepnaam: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika), de volgende voorlopige regeling vast:
- [minderjarige 1] verblijft de ene week bij de ene ouder en de daaropvolgende week bij de andere ouder, waarbij het wisselmoment op vrijdag, na het avondeten, om 18:30 uur is.
bepaalt voorlopig, tot daarover nader door het hof wordt beslist, de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] met ingang van 1 december 2022 op € 453,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 1 juni 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en N.E.J.M. Stoof en is op 24 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier