ECLI:NL:GHSHE:2022:4056

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
200.307.920_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarige na beëindiging relatie ouders

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 december 2021. De vader, die samen met de moeder het ouderlijk gezag uitoefent over hun minderjarige kind, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling. De minderjarige, geboren in 2016, woont bij de moeder. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een uitbreiding van de zorg- en opvoedingstaken, waaronder meer contactmomenten met de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022 zijn beide ouders gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De vader heeft zijn verzoek onderbouwd met de stelling dat een extra contactmoment in de week in het belang van de minderjarige is, terwijl de moeder dit betwist. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige regeling, waarbij de minderjarige wekelijks op maandag en eenmaal per maand op vrijdag bij de vader verblijft, in het belang van het kind is. Het hof heeft ook geoordeeld dat de communicatie tussen de ouders nog steeds problematisch is, wat een uitbreiding van de contactmomenten niet wenselijk maakt.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling opnieuw vastgesteld. De vader heeft ook verzocht om een aanvullend onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft wel bepaald dat in geval van ziekte van de minderjarige, contactmomenten ingehaald moeten worden en dat er (video)belmomenten zullen plaatsvinden op belangrijke momenten zoals verjaardagen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 november 2022
Zaaknummer: 200.307.920/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/233044 / FA RK 17-956
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.M.J.M.G. Cuijpers,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G. van Ek.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op
[geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 december 2021, uitgesproken onder
voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 maart 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
1. de raad te gelasten een aanvullend onderzoek / nader onderzoek te doen dan wel een aanvullend advies te geven teneinde de vragen, zoals gemeld in de randnummers 11 en 35 van het beroepschrift, te beantwoorden;
2. te bepalen dat [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt bij de vader verblijft:
- wekelijks op maandagmiddag na schooltijd tot 18.00 uur, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en wanneer er geen school is de vader [minderjarige] thuis, bij de moeder, gaat ophalen en de vader [minderjarige] om 18.00 uur naar de moeder terugbrengt, althans dat de moeder [minderjarige] weer om 18.00 uur bij de vader ophaalt;
- om de week op vrijdagmiddag na schooltijd tot 18.00 uur, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en wanneer er geen school is de vader [minderjarige] om 14.30 uur thuis, bij de moeder, gaat ophalen en de vader [minderjarige] om 18.00 uur naar huis brengt, althans dat de moeder [minderjarige] om 18.00 uur bij de vader ophaalt;
- ingeval het vastgelegde omgangsmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, wordt de omgang ingehaald op de eerstvolgende vrijdagmiddag na schooltijd tot 18.00 uur, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en wanneer er geen school is de vader [minderjarige] om 14.30 uur thuis, bij de moeder, gaat ophalen en de vader [minderjarige] om 18.00 uur naar de moeder
terugbrengt, althans de moeder [minderjarige] om 18.00 uur bij de vader ophaalt,
- althans zoals in het belang van [minderjarige] wenselijk is;
3. te bepalen dat ingeval het vastgelegde omgangsmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, er op dat moment een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden, althans te bepalen zoals in het belang van [minderjarige] wenselijk is;
4. te bepalen dat ingeval [minderjarige] jarig is dat er op dat moment een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden, althans te bepalen zoals in het belang van [minderjarige] wenselijk is;
5. te bepalen dat de moeder, ingeval het vastgelegde omgangsmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, de vader dagelijks informeert over de toestand van [minderjarige] , althans te bepalen zoals in het belang van [minderjarige] wenselijk is.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 17 mei 2022, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep, althans dit verzoek af te wijzen, onder bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Cuijpers;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Ek;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg op respectievelijk 28 juni 2019 en 16 april 2021;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 6 april 2022;
- het rapport van de raad van 10 september 2021, ingekomen ter griffie op 28 april 2022;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 30 september 2022;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 3 oktober 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, die inmiddels is beëindigd.
Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] woont bij de moeder.
Op maandag gaat de school van [minderjarige] om 14.30 uur uit en op vrijdag om 12.00 uur.
3.2.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank - na een onderzoek door de raad - bepaald dat [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt bij de vader verblijft:
- wekelijks op maandagmiddag na school tot 17.15 uur, waarbij steeds geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en de moeder [minderjarige] weer bij de vader ophaalt;
- één keer per maand op vrijdagmiddag na school tot 18.30 uur, waarbij steeds geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en de moeder [minderjarige] weer bij de vader ophaalt.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert op de eerste plaats aan dat de rechtbank na het raadsonderzoek ten onrechte de zaak op de stukken heeft afgedaan.
3.4.1.
Bij bespreking van deze grief heeft de vader naar het oordeel van het hof geen belang. Het hoger beroep dient er mede toe onvolkomenheden uit de eerste aanleg te herstellen. In hoger beroep heeft de vader gebruik gemaakt van de gelegenheid om hetgeen hij over de zorgregeling tussen hem en [minderjarige] wil aanvoeren naar voren te brengen. Een eventueel gebrek uit de eerste aanleg is daarmee geheeld.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen op een onderdeel tot overeenstemming gekomen. Zij hebben afgesproken dat [minderjarige] wekelijks op maandagmiddag na school tot 17.45 uur bij de vader verblijft. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen. Gelet op de bereikte overeenstemming hoeft de grief van de vader die hierop ziet niet meer te worden besproken.
3.6.
Het hof overweegt verder als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.
De vader heeft bezwaar tegen de beslissing van de rechtbank om een tweede doordeweeks contactmoment tussen hem en [minderjarige] te beperken tot één keer per maand op vrijdagmiddag. De vader stelt dat een extra contactmoment door de week twee keer per maand goed is voor de band tussen [minderjarige] en de vader en dus in het belang is van [minderjarige] .
De vader sluit goed aan bij de belevingswereld van [minderjarige] . Hij heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Ook is de communicatie tussen de ouders verbeterd.
De moeder is van mening dat een tweede doordeweeks contactmoment met de vader om de veertien dagen te belastend is voor [minderjarige] .
3.7.1.
Met de raad is het hof van oordeel dat een extra doordeweekse dag contact tussen [minderjarige] en de vader om de week te belastend is voor [minderjarige] en dus niet in zijn belang. Uitbreiding van de contacten tussen [minderjarige] en de vader betekent dat de ouders meer met elkaar moeten communiceren en meer met elkaar moeten afstemmen. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat er nog steeds sprake is van veel wantrouwen tussen de ouders. Hun onderlinge communicatie over [minderjarige] is gebrekkig en baart zorgen. Ook de overdrachtsmomenten tussen de ouders gaan nog steeds gepaard met spanningen en onrust. [minderjarige] is hier het grootste slachtoffer van.
Verder heeft [minderjarige] in zijn korte leven al veel flexibiliteit moeten tonen. Het hof vindt het belangrijk dat er nu een periode van rust en stabiliteit voor hem komt.
Dit verzoek van de vader wordt afgewezen.
3.8.
De vader voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte geen acht heeft geslagen op het feit dat de school tijdens vakanties, feestdagen en/of studiedagen gesloten is en dat er op die momenten dus geen overdracht via school kan plaatsvinden. De vader meent dat het in het belang is van [minderjarige] dat hij in die gevallen [minderjarige] thuis bij de moeder gaat ophalen en hij [minderjarige] na het contact weer naar de moeder terugbrengt. Dit laatste acht de vader bij alle contactmomenten in het belang van [minderjarige] , omdat dit voor [minderjarige] duidelijker is en hierdoor de vertrouwensband tussen de vader en [minderjarige] verder kan groeien.
De moeder stelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij hem naar de vader brengt op het moment dat een overdracht via school niet mogelijk is. De moeder deed dit ook al voordat [minderjarige] naar school ging. De moeder haalde [minderjarige] dan na het contact ook weer op bij de vader. [minderjarige] is hier aan gewend. De moeder wil niet dat de vader, gelet op diens gedrag, [minderjarige] bij haar thuis ophaalt en terugbrengt.
3.8.1.
Het hof ziet geen aanleiding om in de regeling van het halen en brengen van [minderjarige] verandering te brengen. [minderjarige] is hieraan gewend. Dit betekent dat wanneer de contacten tussen de vader en [minderjarige] op schooldagen plaatsvinden, de vader [minderjarige] steeds ophaalt op school en de moeder [minderjarige] weer bij de vader ophaalt. Wanneer de contacten plaatsvinden op dagen dat de school dicht is, brengt de moeder [minderjarige] steeds naar de vader en haalt zij hem daar ook weer op. Op deze manier ervaart [minderjarige] dat hij emotionele toestemming van de moeder krijgt om het fijn te hebben bij de vader.
3.9.
De vader heeft in hoger beroep ook verzocht om te bepalen dat in geval het vastgestelde contactmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, het contact wordt ingehaald op de eerstvolgende vrijdagmiddag na schooltijd.
De moeder meent dat wanneer een contactmoment door ziekte van [minderjarige] niet kan doorgaan, dit niet hoeft te worden ingehaald.
3.9.1.
Het hof acht een regelmatig contact tussen [minderjarige] en de vader in het belang van [minderjarige] . Gelet hierop is het hof van oordeel dat wanneer een contactmoment door ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, dit contact moet worden ingehaald. Het hof zal bepalen dat wanneer een contactmoment op maandagmiddag door ziekte van [minderjarige] niet kan doorgaan, dit contact wordt ingehaald op de eerstvolgende vrijdagmiddag vanaf 14.30 uur tot 17.45 uur, tenzij de
eerstvolgende vrijdagmiddag samenvalt met het vaste extra contactmoment op vrijdagmiddag eenmaal per maand. In dat geval wordt het niet doorgegane contactmoment op maandagmiddag niet ingehaald. Indien het vaste contactmoment eenmaal per maand op
vrijdagmiddag door ziekte van [minderjarige] niet kan doorgaan, wordt dit contact ingehaald op
de eerstvolgende vrijdagmiddag.
3.10.
De vader heeft in hoger beroep verder verzocht om te bepalen dat de moeder, ingeval een vastgelegd contactmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, de vader dagelijks informeert over de toestand van [minderjarige] .
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij de vader deze informatie zal verstrekken. Het hof zal dit verzoek als in het belang van [minderjarige] toewijzen.
3.11.
Tegen het verzoek van de vader in hoger beroep om te bepalen dat ingeval [minderjarige] jarig is, er op dat moment een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden, heeft de moeder geen verweer gevoerd, zodat het hof dit verzoek als in het belang van [minderjarige] zal toewijzen.
3.12.
Ten slotte heeft de vader in hoger beroep verzocht om te bepalen dat ingeval het vastgestelde contactmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, er op dat moment een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden. Tegen dit verzoek heeft de moeder geen verweer gevoerd. Het hof zal bepalen dat wanneer er door ziekte van [minderjarige] gedurende één week geen contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de vader, er een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden, tijdstip in onderling overleg tussen partijen.
3.13.
De vader heeft verzocht om een aanvullend onderzoek op grond van artikel 810a (het hof begrijpt: lid 2) Rv.
Het hof zal dit verzoek afwijzen. Het hof is van oordeel dat artikel 810a lid 2 Rv niet van toepassing is op deze zaak, omdat het hier niet gaat om een kinderbeschermingsmaatregel, maar om omgang.
Verder acht het hof zich, voor zover de vader heeft verzocht om een aanvullend onderzoek door de raad, op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een aanvullend raadsonderzoek te gelasten.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking waarvan beroep gedeeltelijk dient te vernietigen. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beschikking van de rechtbank geheel vernietigen en de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader opnieuw vaststellen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
14 december 2021,
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] , in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt bij de vader verblijft:
- wekelijks op maandagmiddag na schooltijd tot 17.45 uur, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en wanneer er geen school is de moeder [minderjarige] om 14.30 uur bij de vader thuis brengt, en de moeder [minderjarige] weer om 17.45 uur bij de vader ophaalt;
- één keer per maand op vrijdagmiddag na schooltijd tot 18.30 uur, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en wanneer er geen school is de moeder [minderjarige] om 12.00 uur bij de vader thuis brengt, en de moeder [minderjarige] om 18.30 uur bij de vader ophaalt;
- ingeval het vastgestelde contactmoment op maandagmiddag door ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, wordt dit contact ingehaald op de eerstvolgende vrijdagmiddag vanaf 14.30 uur tot 17.45 uur, waarbij geldt dat de moeder [minderjarige] om 14.30 uur bij de vader thuis brengt en de moeder [minderjarige] om 17.45 uur bij de vader ophaalt, tenzij de eerstvolgende vrijdagmiddag samenvalt met het vaste extra contactmoment op vrijdagmiddag eenmaal per maand. In dat geval wordt het niet doorgegane contactmoment op maandagmiddag niet ingehaald.
Ingeval het vaste contactmoment eenmaal per maand op vrijdagmiddag door ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, wordt dit contact ingehaald op de eerstvolgende vrijdagmiddag, waarbij geldt dat de vader [minderjarige] ophaalt op school en wanneer er geen school is de moeder [minderjarige] om 12.00 uur bij de vader thuisbrengt, en de moeder [minderjarige] om 18.30 uur bij de vader ophaalt;
bepaalt dat wanneer er door ziekte van [minderjarige] gedurende één week geen contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de vader, er een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden, tijdstip in onderling overleg tussen partijen;
bepaalt dat ingeval [minderjarige] jarig is dat er op dat moment een (video)belmoment tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden;
bepaalt dat de moeder, ingeval het vastgelegde contactmoment wegens ziekte van [minderjarige] niet doorgaat, de vader dagelijks informeert over de toestand van [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en N.E.J.M. Stoof en is op 24 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.