ECLI:NL:GHSHE:2022:4051

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
200.307.633_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eenhoofdig gezag over minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om de vernietiging van de beschikking waarin de vader eenhoofdig gezag over hun vier minderjarige kinderen is toegewezen. De kinderen zijn geboren in 2008, 2009, 2011 en 2013. De ouders zijn gescheiden en de kinderen wonen bij de vader. De moeder stelt dat het eenhoofdig gezag niet in het belang van de kinderen is en dat er geen ernstige contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag. De vader daarentegen stelt dat de kinderen nu rust hebben en geen omgang meer willen met de moeder. Het hof heeft de zaak aangehouden om de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de situatie van de kinderen en de vraag of het gezamenlijk ouderlijk gezag moet worden gehandhaafd. De beslissing van het hof om de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 24 mei 2023 is genomen om de resultaten van het onderzoek af te wachten. De zaak is van belang voor de toekomst van de kinderen en de ouders, waarbij de communicatie tussen hen een cruciale rol speelt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 november 2022
Zaaknummer: 200.307.633/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/350227 FA RK 18-5254
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 8 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 7 maart 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag over de kinderen alsnog af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift bij het hof ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Mercanoğlu;
-de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
[minderjarige 1] heeft hiervan gebruik gemaakt en hij heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met de voorzitter gesproken, in aanwezigheid van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
[minderjarige 2] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties A tot en met Z en AA tot en met QQ, ingekomen ter griffie op 25 april 2022 en op 22 juni 2022;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde
pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 oktober 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 11 februari 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] geboren. Tot aan de datum van de bestreden beschikking waren partijen gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. Na de echtscheiding zijn de kinderen bij de moeder gaan wonen.
3.2.
De kinderen zijn met ingang van 5 april 2018 onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 2 april 2021 is de ondertoezichtstelling laatstelijk verlengd tot 5 april 2022. Op die datum is de maatregel van rechtswege geëindigd.
Bij beschikking van 27 juli 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de kinderen uit huis geplaatst bij de vader. Deze beschikking is door dit hof bij beschikking van
24 december 2020 bekrachtigd. Op 28 juli 2020 zijn de kinderen feitelijk naar de vader verhuisd.
3.3.
Bij beschikking van 2 april 2021 heeft de rechtbank - met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan, dat is opgenomen in de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van
28 oktober 2015 - het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader bepaald. Deze beschikking is door dit hof bekrachtigd bij beschikking van 7 april 2022.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 juni 2021 heeft de rechtbank de bij beschikking van 15 januari 2019 vastgestelde zorgregeling gewijzigd en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld waarbij de opbouw en uitvoering van die regeling is overgelaten aan het beleid van de GI ter verwezenlijking van de doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling van de kinderen dient te worden gewerkt, in die zin dat de GI contact dient te laten plaatsvinden tussen [minderjarige 4] en [minderjarige 3] en de moeder, minimaal eens in de maand onder begeleiding van [instantie 1] (of een andere hulpverleningsinstelling).
Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geldt geen zorgregeling meer.
3.5.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank - voor zover in hoger beroep aan de orde - bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de vader alleen toekomt.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
Het is niet in het belang van de kinderen dat de vader met het eenhoofdig gezag wordt belast. Er zijn in deze zaak geen ernstige contra-indicaties voor het gezamenlijk gezag van partijen.
Een goede communicatie tussen de ouders is niet noodzakelijk voor een gezamenlijke gezagsuitoefening. De moeder wijst in dit verband op de mogelijkheid van een solo parallel ouderschap.
Doordat de vader met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast en de GI als tussenpersoon is weggevallen, komt de moeder steeds meer buitenspel te staan. Dit is niet in het belang van de kinderen. De kinderen zitten weliswaar klem tussen de ouders, maar een wijziging van het gezag lost de loyaliteitsproblemen van de kinderen niet op. Het gevoel van de kinderen dat zij moeten kiezen tussen de ouders zal enkel worden versterkt omdat de moeder nu buitenspel wordt gezet.
De problemen die de rechtbank in de bestreden beschikking constateert spelen tijdens de omgang tussen de moeder en de kinderen, maar rechtvaardigen geen wijziging van het gezag.
Zo draagt een wijziging van het gezag er niet aan bij dat de moeder beter kan aansluiten bij de kinderen. Bovendien zijn de constateringen van de rechtbank gebaseerd op onjuiste en onvolledige informatie van de gezinsvoogd.
De moeder betwist dat zij de kinderen belast met informatie die niet voor hen is bedoeld. De kaartjes die de moeder aan de kinderen stuurt bevatten geen dwingende vraag aan de kinderen om met de moeder en/of de grootouders (mz) contact op te nemen, zoals de gezinsvoogd heeft gerapporteerd.
De moeder betwist ook dat zij op 27 september 2021 een melding heeft gedaan bij de politie van ernstige verwaarlozing van de kinderen in de situatie bij de vader. Verder weerspreekt de moeder dat zij de kinderen op straat bewust opzoekt.
De moeder heeft elk jaar toestemming gegeven voor een vakantie. Wat betreft de zomervakantie van 2021 heeft de moeder geweigerd om een blanco toestemmingsformulier - zonder vermelding van de reisbestemming - te ondertekenen. Het aanvragen van nieuwe
paspoorten voor de kinderen in juni 2021 is moeizaam verlopen vanwege de vermissing van de paspoorten en niet omdat de moeder niet wilde meewerken.
Na de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader is er een vervreemdingsproces tussen de moeder en de kinderen in gang gezet. De moeder heeft sindsdien maar heel weinig contact met de kinderen gehad. Zij kan de kinderen alleen onder begeleiding zien. Uit een omgangsverslag van [instantie 2] van 10 augustus 2022 blijkt dat de kinderen graag meer bij de moeder willen zijn en dat de begeleidende instantie de omgang fors wil uitbreiden. Omdat de vader hier ondanks de wens van de kinderen bezwaar tegen heeft, is de moeder een procedure bij de rechtbank gestart. De mondelinge behandeling bij de rechtbank vindt plaats op 30 november 2022. [instantie 2] heeft inmiddels aangegeven te stoppen met de omgangsbegeleiding vanwege de vele discussies met de vader. [instantie 3] stelt als regievoerder geen duidelijke kaders. [instantie 1] , die de omgang tussen de moeder en de kinderen eerder begeleidde, was op de hand van de vader.
Doordat de vader met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast, is het vervreemdingsproces tussen de moeder en de kinderen, met name [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , verder doorgegaan. De vader weigert informatie over de kinderen aan de moeder te verstrekken. De maandelijkse verslagen van de vader over de kinderen zijn heel kort. De scholen en de hulpverlening sluiten de moeder buiten.
Met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaat het op school niet goed. Verder hebben de kinderen geen vrijetijdsbesteding of sport meer. Daarnaast hebben [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] nauwelijks contact meer met de grootouders (mz).
De moeder betwist dat er bij het niet-verlengen van de ondertoezichtstelling door de GI een zogenoemd borgingsplan is gemaakt.
3.8.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
De kinderen hebben nu rust. Zij willen geen omgang meer met de moeder. De vader probeert de kinderen hiertoe wel te stimuleren.
De bezoekmomenten tussen de moeder en de kinderen werden aanvankelijk door [instantie 1] begeleid. Dit verliep goed. De kinderen werden na de contacten goed opgevangen. Op een gegeven moment heeft de GI [instantie 1] de opdracht gegeven om een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van uitbreiding van de contacten tussen de moeder en de kinderen. Toen dit onderzoek klaar was, heeft [instantie 2] de begeleiding van de contacten overgenomen. De omgangsbegeleiding door [instantie 2] verloopt veel minder goed. De kinderen voelen zich niet veilig. Daarom duren de omgangsmomenten maar één uur. De samenwerking met [instantie 2] is nooit goed geweest. [instantie 2] heeft het verloop van de omgang op geen enkel moment aan de vader teruggekoppeld. De kinderen willen geen uitbreiding van de omgang met de moeder.
De begeleide bezoeken zijn soms niet doorgegaan vanwege ziekte van de kinderen of vanwege coronamaatregelen.
Er is geen communicatie tussen de ouders. De vader heeft geen behoefte meer aan ouderschapsbemiddeling gelet op het verleden.
[minderjarige 1] werkt heel serieus op school. In het begin van 2022 is hij een week ziek geweest. [minderjarige 2] heeft ADHD. Hij zat eerst op het speciaal onderwijs in Nederland en nu op een internaat in België. Hij leert daar onder meer koken en hij gedijt daar goed bij de geboden structuur en begeleiding.
[minderjarige 1] wil zich inschrijven bij een sportschool. [minderjarige 3] drumt veel. [minderjarige 4] zat eerst op voetbal en wil nu crosstraining gaan doen.
[minderjarige 1] gaat nog regelmatig naar de grootouders (mz). Hij is minder bang voor de moeder. [minderjarige 4] is nog wel bang voor haar.
De vader stuurt de moeder maandelijks een uitgebreid verslag over de kinderen.
3.9.
De GI heeft - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
De GI heeft geen verlenging meer van de ondertoezichtstelling gevraagd vanwege de slechte
samenwerking met de moeder. De moeder heeft altijd veel aanmerkingen op de GI gehad en weinig inzicht getoond. De raad heeft deze beslissing van de GI getoetst.
De moeder heeft de kinderen vaak belast met zaken voor volwassenen toen zij bij haar woonden. Door de uithuisplaatsing bij de vader hebben de kinderen rust gekregen. De
moeder vindt het nog steeds moeilijk om de strijd los te laten. Zij uit veel onterechte beschuldigingen naar de vader.
Rondom het aanvragen van nieuwe paspoorten voor de kinderen zijn problemen gerezen. De GI heeft op dat punt een schriftelijke aanwijzing gegeven. Er zijn veel incidenten met de moeder geweest. Zij heeft [minderjarige 1] op straat opgezocht. Het is voor de kinderen beter dat het gezag over hen alleen bij de vader ligt.
Een ondertoezichtstelling is een tijdelijke maatregel. Het is de gezinsvoogd niet gelukt om de ouders samen om de tafel te krijgen. Het communicatietraject is nu van de baan. De omgang tussen de moeder en de kinderen kan in het vrijwillige kader worden vormgegeven. Omdat [instantie 2] stopt met de omgangsbegeleiding, gaat [instantie 3] als regievoerder een andere instantie zoeken.
3.10.
De raad heeft - in het kort - het volgende verklaard.
De raad beschikt over onvoldoende informatie, met name over het recente verloop van de omgang tussen de moeder en de kinderen, om nu een verantwoord advies te geven.
De raad is akkoord gegaan met de niet-verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er een borgingsplan is opgesteld, waarin [instantie 3] een regiefunctie heeft gekregen. [instantie 3] moet nu een oplossing zoeken voor het stoppen van [instantie 2] . In het borgingsplan staat dat [instantie 2] een schriftelijk eindverslag moet uitbrengen aan [instantie 3] .
3.11.
Het hof overweegt het volgende.
3.11.1.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de vraag of het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen moet worden gehandhaafd dan wel of het gezag in het belang van de kinderen aan de vader moet toekomen.
3.11.2.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak zes maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.11.3.
Op grond van het voorgaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden tot
24 mei 2023 PRO FORMA.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.11.1 is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 24 mei 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans - Wijn, J.F.A.M. Graafland - Verhaegen en N.E.J.M. Stoof en is op 24 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.