ECLI:NL:GHSHE:2022:4047

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
200.275.463_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van vaderschap en kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap van een minderjarige, geboren in 2013 in België. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft gesteld dat de man de verwekker van het kind is, maar het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gepresenteerd die deze conclusie rechtvaardigen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een DNA-onderzoek te gelasten, omdat de stellingen van de moeder niet voldoende onderbouwd zijn. De bijzondere curator, aangesteld om de belangen van het kind te behartigen, heeft geadviseerd het verzoek van de moeder toe te wijzen, maar het hof volgt dit advies niet. De man is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd, maar het hof concludeert dat dit niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van de moeder om voldoende bewijs te leveren. De beslissing van de rechtbank Limburg, die eerder het verzoek van de moeder had afgewezen, wordt bekrachtigd. De bijzondere curator wordt ontslagen van zijn functie, en het hof wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 november 2022
Zaaknummer: 200.275.463/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/233750 / FA RK 17-1191
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A. Lasschuit,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] , Spanje,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
Deze beschikking gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , België, hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende wordt in deze procedure aangemerkt:
mr. [bijzondere curator], kantoorhoudende te [kantoorplaats] , in zijn hoedanigheid van bijzondere curator van [minderjarige] op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW), hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

6.De beschikking van 7 april 2022

Bij beschikking van 7 april 2022 heeft het hof op grond van artikel 1:212 BW
mr. [bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator van [minderjarige] . Aan hem is verzocht uiterlijk 5 mei 2022 een schriftelijk verslag van bevindingen uit te brengen en een standpunt aan het hof te doen toekomen met betrekking tot het verzoek van de moeder tot vaststelling van het vaderschap van de man. Verder is bepaald dat partijen na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator een termijn van vier weken wordt verleend om hun standpunt kenbaar te maken, waarna hen vervolgens een termijn van vier weken wordt verleend om op elkaars standpunt te reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

7.Het verder verloop van het geding in hoger beroep

7.1.
De bijzondere curator heeft op 17 mei 2022 zijn advies uitgebracht. Dit advies heeft de griffie van het hof op 18 mei 2022 aan partijen en de raad toegezonden.
Het hof heeft vervolgens een datum (30 september 2022) voor de voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald en hiertoe een oproep aan partijen en de raad verzonden.
De oproep is per aangetekende post in de Spaanse taal aan de man verzonden, met in de bijlage (nogmaals) de tussenbeschikking van 7 april 2022, het verslag van de bijzondere curator en de reactie van de moeder op dit verslag (alle bijlagen in de Nederlandse taal).
De (eerste) oproep heeft de man niet bereikt, zodat het hof de oproep met bijlagen op
9 augustus 2022 nogmaals per aangetekende post heeft verzonden. Deze oproep is op
14 september 2022 om 10.45 uur aan de man uitgereikt.
7.2.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 30 september 2022. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door mr. B. Heeren in zijn hoedanigheid van patroon van mr. Lasschuit (allen via een videoverbinding);
  • de bijzondere curator;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad (via een videoverbinding).
7.3.
De man is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
7.4.
Het hof heeft nog kennis genomen van de volgende stukken:
  • het V8-formulier van de bijzondere curator d.d. 2 juni 2022;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 14 juni 2022;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 12 augustus 2022.

8.8. De verdere beoordeling van het geding in hoger beroep

Vaststelling van het vaderschap

8.1.
De bijzondere curator adviseert het hof om het verzoek van de moeder toe te wijzen. Naar de opvatting van de bijzonder curator is aan de wettelijke vereisten voldaan en is het in het belang van [minderjarige] dat hij in een familierechtelijke betrekking tot de man komt te staan. De bijzondere curator is van mening dat het verzoek kan worden toegewezen ook zonder nader bewijs in de vorm van een DNA-onderzoek.
De bijzondere curator is tot zijn advies gekomen op grond van de stukken en van de gesprekken met de moeder en met de broer van de moeder. Het is de bijzondere curator niet gelukt om met de man in contact te treden. De bijzondere curator is van mening dat veel waarde moet worden gehecht aan het verhaal van de moeder. Hij heeft ook geen redenen te twijfelen aan de authenticiteit van het verhaal van de broer van de moeder.
De bijzondere curator brengt ter onderbouwing van zijn advies het volgende naar voren.
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden, blijkt dat het verzoek van de moeder de man moet hebben bereikt. Ook wijzen deze stukken er sterk op dat de man in elk geval (dus ook zonder dat hij kennis heeft genomen van de stukken) kennis heeft genomen van het feit dat hij meer dan waarschijnlijk de biologisch vader is van [minderjarige] , althans in elk geval op de hoogte is van het standpunt dat de moeder van mening is dat de man de biologische vader is. De man heeft binnen de onderhavige procedure op geen enkele manier gereageerd en hij heeft de stelling van de moeder niet betwist. Op basis van artikel 149 Rv zou op zichzelf het verzoek van de moeder, immers niet betwist door de man, dan ook kunnen worden toegewezen.
Uit het gedrag van de man kan met enige voorzichtigheid worden afgeleid dat de man ergens wel weet dat hij de vader van [minderjarige] is. Door niet te reageren heeft de man bewust het risico gelopen dat zijn vaderschap in rechte wordt vastgesteld.
Met enige voorzichtigheid is de conclusie dat het verzoek van de moeder kan worden toegewezen, ook zonder het verlangen van nader bewijs door middel van een DNA-onderzoek. Gelet op de opstelling van de man is niet te verwachten dat de man vrijwillig aan een DNA-onderzoek zal meewerken. Het is zelfs denkbaar dat de man bereid is om het tot het verbeuren van dwangsommen te laten komen, hetgeen eveneens tot de nodige executieproblemen in Spanje zal leiden en waardoor er weer veel tijd zal verstrijken. De moeder is de procedure in 2017 gestart en het is niet in het belang van [minderjarige] om hem nog langer in onzekerheid te laten.
Het gegeven dat bij toewijzing van het verzoek van de moeder de man niet meer in hoger beroep kan gaan van de beschikking, staat er niet aan in de weg dat het verzoek wordt toegewezen.
8.2.
De moeder kan zich vinden in het advies van de bijzondere curator en zij verzoekt het hof om haar verzoeken in hoger beroep toe te wijzen.
8.3.
De raad sluit zich aan bij het advies van de bijzondere curator. Er is in de afgelopen jaren veel geprobeerd om de man te betrekken. De man heeft geen verweer gevoerd en hij heeft niet betwist dat hij de biologische vader van [minderjarige] is. De moeder is ervan overtuigd dat de man de vader is. Dan is het in het belang van [minderjarige] om het vaderschap vast te stellen zodat hij een juridisch vader heeft.
8.4.
Het hof overweegt als volgt.
8.4.1.
Aan het hof ligt eerst de vraag ter beantwoording voor of de moeder voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan voldoende aannemelijk is geworden dat de man de verwekker van [minderjarige] kan zijn. Het hof is van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
8.4.2.
De moeder heeft aangevoerd dat zij de man en diens broer in Kroatië heeft leren kennen in een bar, waar zij op dat moment met een vriendin aanwezig was. De moeder en de man zouden op enig moment de bar hebben verlaten en geslachtsgemeenschap met elkaar hebben gehad. Sindsdien heeft de moeder de man niet meer gezien. Een foto, waarop volgens de moeder, voornoemde vriendin en de man staan afgebeeld, heeft de moeder ter ondersteuning van haar stelling in het geding gebracht. Zij heeft voorts een brief van voornoemde vriendin (mevrouw [vriendin] ) van 6 maart 2020 in het geding gebracht.
Mevrouw [vriendin] onderschrijft weliswaar dat in de periode van conceptie van [minderjarige] de moeder in Kroatië in een ‘night club’ met een man aan de praat is geraakt en dat de moeder en die man gedurende circa een uur de club hebben verlaten, maar alleen deze verklaring in combinatie met de betreffende foto is onvoldoende om aannemelijk te achten, dat de man de verwekker van [minderjarige] is. De verklaringen van de broer van de moeder zijn louter gebaseerd op hetgeen de moeder hem heeft verteld, terwijl hij uit eigen wetenschap geen concrete en relevante feiten geeft over het mogelijk verwekkerschap. Een oom dan wel neef van de man heeft slechts laten weten dat de familie van de man zich niet wil bemoeien met deze kwestie en tegenover een mediator heeft de man evenmin een voor de beoordeling relevante mededeling gedaan. Het staat vast dat [minderjarige] ongeveer negen maanden na de vakantie in Kroatië is geboren en dat de moeder ervan overtuigd is dat de man de verwekker is. Die feiten alleen zijn echter onvoldoende om in rechte aannemelijk te achten dat de man de verwekker kan zijn. Weliswaar heeft de moeder zich ervoor ingespannen, met hulp van haar broer, met de man in contact te komen, maar dat is naar het oordeel van het hof van onvoldoende doorslaggevende betekenis. De omstandigheid dat de man niet in de procedure is verschenen en derhalve geen verweer heeft gevoerd, doet niet af aan het uitgangspunt dat het op de weg van de moeder ligt voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat de man de verwekker van [minderjarige] kan zijn.
8.4.3.
Samenvattend wordt geconcludeerd dat de moeder onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat de man de verwekker van [minderjarige] kan zijn, zodat het hof aan het gelasten van een DNA-onderzoek niet toekomt. Hieruit volgt dat het verzoek van de moeder om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] eveneens dient te worden afgewezen.
8.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hof evenals de rechtbank - hoewel op andere gronden - van oordeel is dat de verzoeken van de moeder dienen te worden afgewezen. Dat betekent dat het hof de beslissing van de rechtbank zal bekrachtigen.
8.6.
Ten aanzien van de opdracht die het hof aan de bijzondere curator heeft verstrekt constateert het hof dat deze is vervuld.
8.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

9.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van
10 december 2019;
ontslaat mr. [bijzondere curator] van zijn functie als bijzondere curator over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , België;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.M. Scheij, C.N.M. Antens en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022 door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.