In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1961, werd beschuldigd van medeplegen van aan zijn schuld te wijten zwaar lichamelijk letsel en van het opzettelijk overtreden van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. De zaak betreft een arbeidsongeval waarbij een werknemer zwaar lichamelijk letsel opliep doordat hij met zijn arm bekneld raakte in een ontladingsmachine. De verdachte en medeverdachten hebben een onveilige werksituatie gecreëerd door werknemers arbeid te laten verrichten binnen de gevarenzone van de machine, terwijl deze niet volledig buiten werking was gesteld, in strijd met de veiligheidsvoorschriften van de fabrikant. Het hof oordeelde dat de verdachte, als bedrijfsleider, verantwoordelijk was voor het creëren van deze onveilige situatie en dat hij de zorgplicht van de werkgever niet had nageleefd. De rechtbank had eerder een taakstraf van 25 uren opgelegd, subsidiair 13 dagen hechtenis. Het hof bevestigde de bewezenverklaring van de feiten, maar legde de taakstraf in geheel voorwaardelijke zin op, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof benadrukte dat de focus van de strafoplegging bij de rechtspersoon diende te liggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de aandacht voor veiligheid binnen het bedrijf na het ongeval. De uitspraak is gedaan in het kader van het economisch strafrecht, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van de feiten, die als eendaadse samenloop werden gekwalificeerd.