De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. De verdachte ontkent stellig zich schuldig te hebben gemaakt aan mensensmokkel. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte en haar echtgenoot in de onder 2 en 3 van de tenlastelegging vermelde periodes niet met onbekende minderjarigen, maar met hun eigen kind(eren) hebben gereisd. Uit de stukken die door de verdediging zijn overgelegd met betrekking tot de school van de kinderen van de verdachte en medeverdachte blijkt dat voor hun kind(eren) verlof is aangevraagd voor die periodes. Ten aanzien van de verklaring die de verdachte op 27 november 2017 tegenover de Koninklijke Marechaussee heeft afgelegd, heeft de raadsman betoogd dat de verdachte onder de indruk was van de inval door de politie, vragen niet goed heeft begrepen, meerdere keren op het verschoningsrecht gewezen moest worden en dat het ging over zaken die een jaar eerder speelden. De verdachte heeft nimmer gezegd dat ze gesmokkelde kinderen bij zich had. Het waren haar eigen kinderen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de bovenstaande bewijsmiddelen, stelt het hof vast dat de verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging in de periode van 1 november 2016 tot en met 17 november 2016 (feit 2) respectievelijk 1 oktober 2016 tot en met 5 oktober 2016 (feit 3) twee onbekend gebleven minderjarige personen respectievelijk een onbekend gebleven minderjarige persoon behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en Griekenland, waarbij gebruik is gemaakt van de paspoorten van hun eigen kinderen.
Dat het bij de in de bewijsmiddelen genoemde vluchten vanuit Athene ( [nummer 3] en [nummer 5] ) zou gaan om de eigen kinderen van de verdachte en medeverdachte is voor het hof geenszins aannemelijk geworden. Weliswaar zijn door de verdediging ter terechtzitting in eerste aanleg en ook in hoger beroep stukken ingebracht waaruit zou kunnen blijken dat de kinderen in de hiergenoemde periodes verlof hadden, maar daaraan kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de kinderen zich ook daadwerkelijk in het vliegtuig hebben bevonden en zijn meegereisd met de verdachte en de medeverdachte.
Het hof acht de verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte 1] in dat verband heeft afgelegd ongeloofwaardig. Gevraagd naar de feiten die aan de verdachte ten laste zijn gelegd onder 2 en 3, heeft [medeverdachte 1] tegenover de Koninklijke Marechaussee – in relatie tot de vluchten van 3 en 5 oktober 2016 en 14 en 17 november 2016 – verklaard dat hij samen met zijn gezin naar Griekenland is gegaan om familie te bezoeken en kleding te brengen, twee dagen later met zijn echtgenote naar Nederland is gegaan terwijl de kinderen in het vluchtelingenkamp bij familie achterbleven, dat hij later met zijn echtgenote is teruggevlogen naar Griekenland en vervolgens samen met zijn vrouw en kinderen is teruggevlogen. Aanvankelijk verklaarde de medeverdachte (p. 439, 440) dat hij in beide perioden met zijn kind(eren) in één dag vanuit Nederland met de auto naar Athene is gereden. Een autorit van Nederland naar Griekenland is evenwel een reis van minstens 2.600 kilometer waar iemand zonder te stoppen al ruim 24 uur over doet (open bron: Google maps). Later stelt medeverdachte zijn verklaring bij. Hij is naar de havenplaats Ancona in Italië gereden en heeft van daaruit de boot naar Athene genomen. Die autoreis zou 16 uren of meer hebben geduurd (dossierpagina’s 464 en 465).
Evenals de rechtbank overweegt het hof dat de door de medeverdachte [medeverdachte 1] aanvankelijk beschreven gang van zaken fysiek vrijwel onmogelijk is en – mede gezien de wisselende verklaringen op dit punt – hoogst onaannemelijk is. Door de verdediging zijn ook geen stukken zoals tankbonnen of betalingsbewijzen van een wegrestaurant overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte en medeverdachte in de betreffende periode daadwerkelijk een autoreis naar Griekenland hebben gemaakt. Weliswaar zijn ter terechtzitting in hoger beroep foto’s overgelegd die volgens de verdediging in Griekenland zijn gemaakt en waarop kinderen te zien zijn, maar omdat niet valt vast te stellen op welke data en plaatsen deze foto’s zijn gemaakt vormen deze foto’s geenszins een ondersteuning voor de verklaringen van de verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] .
Voorts betrekt het hof bij zijn oordeel ook nadrukkelijk de inhoud van de verklaring van de verdachte tegenover de Koninklijke Marechaussee op 27 november 2017, waarin zij heeft erkend dat het niet haar eigen kinderen waren met wie zij vanuit Athene naar Nederland is gevlogen. Hetgeen door de raadsman omtrent dat verhoor ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd geeft het hof geen aanleiding te twijfelen aan de rechtmatigheid van het afgenomen verhoor noch aan de betrouwbaarheid van de inhoud ervan. Het hof bezigt die verklaring d.d. 27 november 2017 dan ook tot het bewijs.
Het verweer wordt verworpen.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde medeplegen overweegt het hof nog als volgt.
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden aangemerkt indien is komen vast te staan dat bij het begaan van dat strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] met een onbekend gebleven minderjarige respectievelijk twee onbekend gebleven minderjarigen vanuit Athene naar Nederland is gevlogen waarbij gebruik is gemaakt van de paspoorten van de kinderen van de verdachte. De verdachte heeft de kinderen samen met de medeverdachte begeleid en tijdens de reis onder haar hoede genomen. Naar het oordeel van het hof was haar rol cruciaal, omdat het vertrouwen wekt wanneer een man en een vrouw samen met kinderen als gezin reizen.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de mensensmokkel van drie onbekende minderjarige personen. Hiermee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de Nederlandse rechtsorde. Zij heeft zich niets aangetrokken van het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale doorreis door Nederland. Daar komt bij dat zij – gelet op de gebruikte paspoorten van hun eigen kinderen – jonge kinderen moeten hebben gesmokkeld, die niet zelfredzaam kunnen worden geacht, en waarvan op geen enkele wijze is gebleken hoe het ze na de smokkel naar Nederland is vergaan. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 november 2021, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is in beginsel zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof heeft echter oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof weegt in het bijzonder mee dat uit het dossier blijkt dat de verdachte een minder zwaarwegende rol heeft gehad in de gepleegde mensensmokkel dan haar partner (en medeverdachte) [medeverdachte 1] . Dit blijkt onder meer uit de verhoren van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] , waaruit het hof opmaakt dat zij tot op zekere hoogte is aangestuurd door medeverdachte [medeverdachte 1] . Hierin ziet het hof aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een maximale taakstraf.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is hieromtrent gebleken dat de verdachte niet werkt en – naar eigen zeggen als ‘huisvrouw’ – zich bezighoudt met de zorg voor haar kinderen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, alsmede een taakstraf voor de duur 240 uren, een passende en geboden straf is.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 19 december 2018 met het instellen van hoger beroep door de verdachte. Het hof wijst heden, 1 februari 2022, arrest. De behandeling in hoger beroep is daarom niet afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn. Gelet hierop stelt het hof vast dat de redelijke termijn met ongeveer 13,5 maanden is overschreden.
Nu geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, stelt het hof vast dat de totale overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en hoger beroep ongeveer 13,5 maanden bedraagt. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, alsmede een taakstraf voor de duur 240 uren, passend en geboden zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, alsmede een taakstraf voor de duur 192 uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.