ECLI:NL:GHSHE:2022:4013

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.313.148_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot informatieverstrekking door de moeder aan de vader in een co-ouderschapsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat was aangespannen door de vader tegen de moeder. De vader vorderde dat de moeder hem wekelijks schriftelijk op de hoogte zou stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot hun kinderen, met een dwangsom als sanctie bij niet-naleving. De moeder, die de kinderen onder haar hoede heeft, voerde aan dat er geen spoedeisend belang was voor deze informatieplicht en dat de communicatie tussen hen al via de Raad voor de Kinderbescherming (GI) verliep. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders gebrekkig was en dat beide ouders niet in staat waren om adequaat informatie te delen. Het hof wees de vordering van de vader af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de moeder haar informatieverplichting niet nakwam. De kosten van het geding werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof bekrachtigde het eerdere vonnis van de rechtbank Limburg, dat de moeder toestemming had verleend voor de aanmelding van hun kind op school, maar de vordering van de vader in reconventie had afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Zaaknummer 200.313.148/01
arrest van 22 november 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als de vader,
advocaat: mr. S.L. Smits-Emons te Echt,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de moeder,
advocaat: mr. A.M. Holmes te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 juli 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 7 juni 2022, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen de moeder als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en de vader als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/305156 / KG ZA 22-172)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met producties tevens houdende de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord;
  • de inventarisatielijst procesdossier eerste aanleg en hoger beroep;
  • het H16-formulier met aanvullende producties van de advocaat van de vader van 4 oktober 2022;
  • het H16-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 11 oktober 2022;
  • het H16-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 12 oktober 2022;
  • de door de advocaat van de man tijdens de mondelinge behandeling bij het hof overgelegde spreekaantekeningen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022.
Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door [persoon A] .
2.3.
De gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de GI) is als informant, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft [kind] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
  • [kind] (hierna te noemen: [kind] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
3.2.
[kind] en [kind 2] zijn erkend door de vader. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
3.3.
[kind] en [kind 2] zijn op 11 september 2018 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling van [kind] en [kind 2] is laatstelijk verlengd tot 21 maart 2023.
3.4.
Met ingang van 2 september 2022 blijven de kinderen conform een co-ouderschapsregeling bij de ouders, inhoudende dat zij wisselend een week bij de moeder en een week bij de vader verblijven, waarbij het wisselmoment op vrijdagmiddag na school plaatsvindt.
De procedure in eerste aanleg
3.4.
De moeder heeft in eerste aanleg bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd de moeder vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om [kind] na de zomervakantie van 2022 te laten beginnen op het [scholencollege] te [vestigingsplaats] en hem op die school in te schrijven, alsmede om de vader te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
De vader heeft in eerste aanleg in conventie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de moeder in haar vorderingen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang, althans haar deze te ontzeggen, dan wel haar vorderingen af te wijzen als onjuist dan wel niet bewezen.
De vader heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder te veroordelen om de vader - naar de
voorzieningenrechter begrijpt uit de desgevraagd door de vader ter zitting gegeven
toelichting: via de GI - minimaal eenmaal per week schriftelijk op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden die de kinderen aangaan, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat de moeder hiertoe in gebreke blijft vanaf de datum van het vonnis, subsidiair na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zulks met een maximum van
€ 5.000,-, althans een bedrag dat de voorzieningenrechter juist en proportioneel acht.
Daarnaast heeft de vader gevorderd de moeder te veroordelen in de kosten van dit geding, zowel in conventie als in reconventie.
3.6.
De moeder heeft in eerste aanleg bij vonnis in reconventie gevorderd de vordering van de vader af te wijzen nu daartoe geen (spoedeisend) belang staat.
3.7.
Bij vonnis in kort geding waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter in conventie, uitvoerbaar bij voorraad, de moeder toestemming verleend, welke die van de vader vervangt, voor de aanmelding van [kind] bij het [scholencollege] te [vestigingsplaats] voor het schooljaar 2022/2013 en in reconventie het gevorderde afgewezen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De procedure in hoger beroep
3.8.
De vader heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd en gevorderd om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis (deels) te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • de moeder te veroordelen om de vader minimaal eenmaal per week, althans een frequentie als door het hof te bepalen, en verder zo vaak als nodig, schriftelijk op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden die de kinderen aangaan;
  • indien de moeder haar informatieplicht veronachtzaamt, te bepalen dat zij een dwangsom verbeurt van € 100,-, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat de moeder hiertoe in gebreke blijft vanaf de datum van het arrest, subsidiair na betekening van het in deze te wijzen arrest, zulks met een maximum van € 5.000,-, althans een bedrag dat het hof juist en proportioneel acht,
onder veroordeling van de moeder in de kosten van beide instanties met de bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen arrest worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het arrest wettelijke rente is verschuldigd en de (na)kosten indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan.
3.9.
De moeder heeft in onderhavige procedure gevorderd het door de vader (deels) bestreden vonnis te bekrachtigen, mitsdien de vader in al zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze vorderingen af te wijzen als zijnde onjuist, ongemotiveerd en/of onbewezen en met ontbreken van een spoedeisend belang, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure in beide instanties.
De standpunten
3.10.
De vader heeft aan zijn vordering het volgende ten grondslag gelegd. De moeder heeft als ouder waar de kinderen hun hoofdverblijf hebben meermaals verzaakt om de vader, via de GI, tijdig en volledig te informeren omtrent aangelegenheden die de kinderen aangaan, zoals afspraken op de school van de kinderen en medische aangelegenheden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de vader belangrijke momenten uit het leven van de kinderen heeft moeten missen, waaronder het afzwemmen en de Palmpasen mis van [kind 2] . Anders dan de voorzieningenrechter heeft geoordeeld laat de moeder wel degelijk structureel na om de vader via de GI te informeren. De vader krijgt hierdoor sterk de indruk dat de moeder hem opzettelijk belangrijke informatie onthoudt en te laat doet toekomen. Dit leidt regelmatig tot conflicten tussen partijen en dit is niet in het belang van de kinderen. Partijen hebben geen ouderschapsplan opgesteld. Normaliter worden er in het ouderschapsplan afspraken opgenomen over de wijze waarop ouders elkaar informatie verschaffen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen. Nu er geen ouderschapsplan is opgesteld en er niet op andere wijze is voorzien in een afspraak over de wijze waarop de ouders elkaar informeren, verzoekt de vader het hof een regeling vast te stellen inzake de informatieverstrekking ten aanzien van de kinderen door de moeder aan de vader. Het verbinden van een dwangsom aan de informatievoorziening is volgens de vader noodzakelijk omdat uit het verleden niet is gebleken dat de moeder uit eigen beweging aan de informatieplicht voldoet. Ten aanzien van de proceskostenveroordeling stelt de vader dat het aan de moeder te wijten is dat zij [kind] niet onverwijld bij het [scholencollege] heeft ingeschreven. Zij heeft meerdere keren belet dat de vader met [kind] samen de school heeft kunnen bezoeken. Hierdoor heeft zij de vader de kans ontnomen om een weloverwogen beslissing te kunnen maken omtrent de school en studie. Ook heeft zij nagelaten om een ingevuld aanmeldformulier aan de vader te doen toekomen. De moeder heeft nodeloos een kort geding aanhangig gemaakt, omdat de vader reeds had toegezegd [kind] in te zullen schrijven. Dit is uiteindelijk ook, conform afspraak, gebeurd.
3.11.
De moeder voert - samengevat - aan dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende grond aanwezig is om in kort geding de door de vader gevorderde periodieke informatieplicht op te leggen. Er is tussen partijen sprake van een jarenlange en aanhoudend hevige ex-partnerstrijd en de kinderen staan onder toezicht van de GI. De GI probeert regie te voeren, onder meer voor wat betreft het verstrekken van informatie over de kinderen van de ene partij richting de andere partij. Dit lukt niet altijd, onder meer vanwege de aanhoudende verbale agressiviteit van de vader. De vader grijpt alles aan om strijd te voeren. Om die reden zijn partijen parallel ouderschap overeengekomen en dient de communicatie te lopen via de GI. De moeder betwist te hebben nagelaten de vader en de GI te informeren. Daarnaast heeft de vader als gezaghebbend ouder met een co-ouderschapsregeling evenveel rechten als de moeder, waardoor hij net zoals de moeder informatie kan opvragen bij instanties. De GI gaat de afspraken met partijen over de communicatie opnieuw evalueren en na overleg met partijen sluitende en (nog) duidelijke(re) regels vaststellen over de onderwerpen waarover en het tijdstip waarop partijen de informatie aan de GI dienen door te geven. De GI is momenteel bezig zich te buigen over de te regelen onderwerpen behorende bij het ouderschapsplan. Oplegging van een periodieke informatieplicht, terwijl de vrouw de nodige informatie via de GI verstrekt en de wijze waarop die communicatie verder in de toekomst dient te gebeuren nader dient te worden geëvalueerd - welk traject in gang is gezet - is dan ook in het kader van een voorlopige ordemaatregel noch spoedeisend noch noodzakelijk. Ten aanzien van de proceskostenveroordeling stelt de moeder dat de vader gewoonweg heeft verzuimd [kind] tijdig aan te melden op het [scholencollege] , terwijl vast is komen te staan dat er geen beletselen bestonden om [kind] aan te melden. Het is niet aan de vrouw om ervoor te zorgen dat de man een aanmeldformulier krijgt. Het is aan de man daarin zijn eigen verantwoordelijkheid richting [kind] te nemen. Uit niets blijkt dat de man meermaals heeft aangegeven [kind] in te zullen schrijven op het [scholencollege] . Daarnaast heeft de vader een vordering in reconventie ingediend die niets te maken had met de vordering in conventie. De vordering van de moeder is toegewezen, terwijl de vordering van de vader door de voorzieningenrechter is afgewezen.
3.12.
De raad heeft partijen geadviseerd op zoek te gaan naar een manier waarop ze elkaar op de hoogte kunnen stellen van de belangrijke informatie omtrent de kinderen zonder daarbij met elkaar in conflict te raken. De informatievoorziening loopt nu via de GI, maar partijen moeten alvast gaan nadenken over hoe zij dit gaan vormgeven als de ondertoezichtstelling niet verlengd wordt.
De motivering van de beslissing
3.13.
Het hof overweegt als volgt.
3.13.1.
Het hof stelt voorop dat het spoedeisend belang blijkt uit de aard van de vordering.
3.13.2.
Op grond van artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd.
3.13.3.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat tussen partijen inmiddels een co-ouderschapsregeling geldt, waardoor de kinderen evenveel tijd doorbrengen bij de vader als de moeder. De vader krijgt daardoor van de kinderen mee wat er in hun leven speelt en kan als gezaghebbende ouder bij instanties informatie over de kinderen opvragen. De informatieverplichting van de moeder ziet daarom met name op de informatie die zij krijgt omdat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben.
3.13.4.
Het hof heeft moeten constateren dat de communicatie tussen beide ouders zeer slecht is en doorspekt van wantrouwen. Ten gevolge van deze slechte oudercommunicatie en dit wantrouwen voldoen beide ouders, in de ogen van de andere ouder, niet aan de informatieverplichting of werkt de andere ouder niet mee aan het op adequate wijze ontvangen van informatie omtrent de kinderen.
Beide ouders zijn kennelijk op dit moment niet in staat te voldoen aan de verplichting om de informatie over de kinderen die zij binnen hun co-ouderschap geacht worden op een voor de andere ouder begrijpelijke wijze met elkaar te delen, aan elkaar te doen toekomen en te ontvangen.
Dit is volstrekt niet in het belang van de kinderen en het hof acht het van groot belang dat de ouders daar hun verantwoordelijkheid in gaan nemen.
Gebleken is dat dit een belangrijk punt van aandacht is binnen de ondertoezichtstelling en dat de GI met ouders doende is die communicatie te verbeteren.
3.13.5.
De moeder is verplicht de vader informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de beide kinderen te verschaffen nu de beide kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben.
Gelet op het feit dat de ouders gezamenlijk gezag en een co-ouderschap hebben en de vader dus veel informatie zelf kan ophalen, gaat het met name om gegevens/informatie die de moeder ontvangt vanwege het feit dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar is bepaald en die de vader derhalve niet ontvangt. De moeder is verplicht de vader van deze gegevens/informatie onverwijld op de hoogte te stellen.
3.13.6.
Uit hetgeen de vader op de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht en de voorbeelden die hij heeft gegeven om aan te tonen dat de moeder in haar informatieverplichting tekort schiet, kan het hof niet afleiden dat de moeder niet aan de verplichting voldoet om de informatie, die zij uit hoofde van het feit dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar is bepaald ontvangt, onverwijld door te geven aan de vader.
3.13.7.
Dit leidt er toe dat het hof de vordering van de vader om wekelijks schriftelijk informatie te verschaffen reeds op grond hiervan zal afwijzen. Dit geldt derhalve ook voor de door de vader gevorderde dwangsom.
Proceskosten
3.14.
Partijen hebben over en weer verzocht om een proceskostenveroordeling, maar het hof ziet, gelet op de onderlinge relatie van partijen, geen aanleiding om één van partijen te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het hof zal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt. Gelet hierop ziet het hof ook geen aanleiding om de beslissing in eerste aanleg ten aanzien van de proceskosten te vernietigen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 juni 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom-van Drunick en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 november 2022.
griffier rolraadsheer