Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
hierna aan te duiden als de vader,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/305156 / KG ZA 22-172)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties tevens houdende de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de inventarisatielijst procesdossier eerste aanleg en hoger beroep;
- het H16-formulier met aanvullende producties van de advocaat van de vader van 4 oktober 2022;
- het H16-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 11 oktober 2022;
- het H16-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 12 oktober 2022;
- de door de advocaat van de man tijdens de mondelinge behandeling bij het hof overgelegde spreekaantekeningen.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [persoon A] .
3.De beoordeling
- [kind] (hierna te noemen: [kind] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
- de moeder te veroordelen om de vader minimaal eenmaal per week, althans een frequentie als door het hof te bepalen, en verder zo vaak als nodig, schriftelijk op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden die de kinderen aangaan;
- indien de moeder haar informatieplicht veronachtzaamt, te bepalen dat zij een dwangsom verbeurt van € 100,-, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat de moeder hiertoe in gebreke blijft vanaf de datum van het arrest, subsidiair na betekening van het in deze te wijzen arrest, zulks met een maximum van € 5.000,-, althans een bedrag dat het hof juist en proportioneel acht,