Uit de processtukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling is het hof het volgende gebleken.
[minderjarige] heeft, na eerst in twee crisispleeggezinnen te hebben verbleven, vanaf 21 oktober 2019 in een observatiepleeggezin van [instantie 2] verbleven. In het evaluatieverslag van 7 december 2020 heeft [instantie 2] het volgende geconcludeerd en geadviseerd over wat [minderjarige] in zijn opvoedsituatie nodig heeft:
“ [minderjarige] heeft, gezien zijn belaste verleden en het feit dat hij zichzelf een gedragspatroon heeft aangeleerd, als gevolg van ervaringstekorten in het verleden, nu extra strakke begeleidings- en opvoedingsregelmaat nodig. Dit bestaat uit een stevige structuur, begeleidingsstijl en bejegening, waarbij [minderjarige] wordt gereguleerd en wordt geco-reguleerd. Voorleven en ervaren van hoe je met jezelf omgaat en daarbij ook met de omgeving. Op deze manier kan [minderjarige] toekomen aan het leren omgaan met verschillende emoties, deze erkennen en tonen, zonder deze enkel om te zetten in boosheid. [minderjarige] moet het vertrouwen krijgen vanuit de omgeving om zichzelf te leren kennen en daarbij zelfvertrouwen op te doen om vol te houden en om te leren ervaren.
Om dit bovenstaande te kunnen realiseren is er een zeer stabiel opvoedingsklimaat nodig, waarbij de volwassenen zelf volledig zijn gereguleerd en daarbij in staat zijn om niet enkel zichzelf, maar ook [minderjarige] te reguleren. Dit vraagt een zeer kalm brein, waarbij de opvoeders erg stabiel kunnen blijven in hun ‘window of tolerance’. Anders gezegd mogen de opvoeders dus enkel reageren in rust en weloverwogen, om zo [minderjarige] te leren en te laten ervaren wat regulatie is. Hiervoor is kalmte, rust en structuur de basis voor [minderjarige] , van waaruit hij in veiligheid kan gaan ervaren en leren hoe je de gevoelens die je ervaart om kunt zetten in gedrag. Op dit moment kan dit enkel worden gedaan door zeer bewuste, trauma-sensitieve professionals met veel ervaring in de zorg. Een specialistische kleinschalige gezinsvorm is noodzakelijk om het dunnen ijs van zijn ontwikkelingsstappen, wat [minderjarige] heeft opgebouwd, verder te verdikken zodat hij de beste ontwikkelingskansen krijgt in zijn ontwikkeling. Wordt dit niet geboden, dan komt [minderjarige] te kort en zullen de gedragsproblemen toenemen, aangezien [minderjarige] in de basis nog te onveilig is en snel terug kan vallen in oude, negatieve gedragspatronen.”
Uit dit verslag blijkt dat [minderjarige] voor zijn problematiek een specifieke, professionele opvoedaanpak nodig heeft, die aan hem wordt geboden in het gezinshuis. Hij krijgt in het gezinshuis de nodige structuur, rust en stabiliteit en [minderjarige] heeft zich daar goed ontwikkeld. De moeder kan [minderjarige] niet bieden wat hij gezien zijn specifieke ontwikkelingsbehoeften over een langere periode nodig heeft. Niet gebleken is dat zij in de afgelopen jaren een dusdanige ontwikkeling heeft doorgemaakt, die daaraan tegemoet komt.
[minderjarige] gaat weliswaar een keer per veertien dagen een weekend naar zijn ouders en op extra dagen tijdens vakanties/feestdagen, maar evident is dat een terugplaatsing niet mogelijk is.