ECLI:NL:GHSHE:2022:3993

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
200.307.323_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor indienen verzoek geslachtsnaamswijziging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van de minderjarige [minderjarige]. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de vrouw toestemming had verleend om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen. De man voerde aan dat de geslachtsnaamswijziging in strijd was met het belang van de minderjarige en dat hij geen kans had gehad om met de minderjarige over deze wijziging te spreken. De vrouw daarentegen stelde dat de minderjarige zelf de wens had geuit om zijn geslachtsnaam te wijzigen, omdat hij lijdensdruk ervoer door zijn huidige naam. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven en heeft vastgesteld dat de minderjarige volhardt in zijn wens om zijn geslachtsnaam te wijzigen. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige zwaarder weegt dan het belang van de man om via de geslachtsnaam een band te houden met de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de man in zijn verzoek afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 november 2022
Zaaknummer: 200.307.323/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/388872 FA RK 21-3907
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P.V. Hübner,
tegen
[de vrouw],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld.
Betreffende
de inmiddels meerderjarige
[inmiddels meerderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [inmiddels meerderjarige] ,
en
de minderjarige
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] of de minderjarige.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 25 februari 2022, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vrouw de door haar verzochte vervangende toestemming voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging ten behoeve van de minderjarige kinderen te ontzeggen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2022, heeft de vrouw verzocht de man in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren c.q. het verzoek van de man af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 november 2021;
- een V-formulier met het procesdossier in eerste aanleg van de advocaat van de man d.d. 15 april 2022.
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de raad gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man (via telefonische verbinding), bijgestaan door mr. Hübner;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Bronsveld;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
De man en de vrouw hebben met elkaar een affectieve relatie gehad en samengewoond. De onjuiste weergave van dit feit in de bestreden beschikking, waarop grief 1 van de man ziet, is hierbij hersteld.
3.2.
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- de inmiddels meerderjarige [inmiddels meerderjarige] (hierna te noemen: [inmiddels meerderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] of de minderjarige), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna gezamenlijk: de kinderen.
3.3.
De man heeft de kinderen erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit. Zij hebben over [inmiddels meerderjarige] gezamenlijk het gezag uitgeoefend tot zijn meerderjarigheid.
3.4.
De kinderen wonen bij de vrouw. Sinds januari 2015 hebben de man en de kinderen geen contact meer met elkaar.
Omvang van het geschil
3.5.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming verleend voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging ten behoeve van [inmiddels meerderjarige] en [minderjarige] , in welk verzoek de vrouw zal verzoeken de geslachtsnaam van de kinderen te wijzigen in ‘ [achternaam van de vrouw] ’.
3.6.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
Het hof is van oordeel dat – nu [inmiddels meerderjarige] inmiddels meerderjarig is – de man geen belang meer heeft bij zijn verzoek in hoger beroep met betrekking tot [inmiddels meerderjarige] . Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling dit ook bevestigd. Het hof zal het verzoek van de man met betrekking tot [inmiddels meerderjarige] daarom afwijzen.
3.8.
Het hof zal hierna beoordelen het verzoek van de man in hoger beroep met betrekking tot minderjarige [minderjarige] .
Standpunten
3.9.
De man voert in zijn beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling
– samengevat – het volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om aan de vrouw vervangende toestemming tot het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van de minderjarige te verlenen. Aan de mening van de minderjarige is daarbij een te zwaar gewicht toegekend. De wens van de minderjarige om zijn geslachtsnaam te wijzigen heeft als doel de man definitief uit zijn leven te bannen. Die wens is puur ingegeven door de vrouw. Tijdens de relatie van partijen had de man een goede band met de minderjarige en hij heeft hem nooit wat aangedaan. Na de relatiebreuk heeft de vrouw haar negatieve gevoelens over de man overgedragen op de minderjarige en de minderjarige op de hoogte gebracht van wat er in het verleden van de man is gebeurd. De man heeft de minderjarige daarover niet zelf kunnen spreken. Dat hij al zeven jaar geen zichtbare rol van betekenis meer speelt in het leven van de minderjarige, komt doordat hij hierin door de vrouw is tegengehouden. Hij krijgt nauwelijks informatie van haar over de minderjarige en hij heeft ook geen kans gehad om over het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam met de minderjarige in gesprek te gaan.
Als de geslachtsnaam van de minderjarige wijzigt, verliest de man zijn band met de minderjarige helemaal. Geslachtsnaamswijziging heeft ook invloed op de identiteit van de minderjarige. De minderjarige wijst niet alleen zijn vader af, maar ook zichzelf. De man maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de minderjarige. Het is tegenstrijdig dat, enerzijds, er al acht jaar geen contact is geweest en, anderzijds, de minderjarige zou lijden onder het gebrek aan verbintenis, het gekwetst zijn en zich in de steek gelaten voelen. Dit levert juist een contra-indicatie op voor het verlenen van de verzochte vervangende toestemming. De man acht een raadsonderzoek door de raad naar de relatie tussen de minderjarige en hem en de wens van de minderjarige om zijn geslachtsnaam te wijzigen, geïndiceerd.
3.10.
De vrouw voert in haar verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Grief 2 van de man ziet niet op de gronden waarop de bestreden beslissing is genomen. Mishandeling van de minderjarige door de man is niet aan de beslissing ten grondslag gelegd, maar de lijdensdruk die de minderjarige door het voeren van zijn huidige geslachtsnaam ervaart en zijn intrinsieke wens tot wijziging van die naam. De grief kan reeds daarom niet slagen. Als het hof van oordeel is dat wel is gegriefd tegen de gronden van de bestreden beschikking, kan de grief evenmin slagen.
De minderjarige heeft een volledig andere beleving van de rol die de man heeft vervuld als vader dan de man heeft. De minderjarige heeft veel meegemaakt met de man. Door wat hij heeft meegemaakt, was het in het verleden niet mogelijk dat de man met hem zou spreken. De minderjarige wil zelf de geslachtsnaamswijziging en geeft dit al lange tijd aan. Hij ervaart lijdensdruk door het voeren van zijn huidige geslachtsnaam. De man miskent dat een geslachtsnaamwijziging ervoor kan zorgen dat de minderjarige rust krijgt ten aanzien van een door de minderjarige als traumatisch ervaren periode in zijn leven. De geslachtsnaamswijziging is ook in het belang van de minderjarige, zodat tussen hem en zijn broer [inmiddels meerderjarige] gelijkheid ten aanzien van de geslachtsnaam kan ontstaan. [inmiddels meerderjarige] zal een verzoek tot wijziging van zijn geslachtsnaam indienen als de minderjarige daarvoor ook toestemming heeft; ze willen dit samen doen.
3.11.
De raad adviseert het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en heeft ter onderbouwing het volgende naar voren gebracht.
De wens van de minderjarige tot wijziging van zijn geslachtsnaam is zo diep in hem verankerd, dat de raad verwacht dat die wens niet meer weggaat. De overtuiging van de minderjarige dat hij door een geslachtsnaamswijziging een deel van zijn verleden afsluit, blijft voorop staan. Wanneer het verzoek wordt afgewezen, zal dat geen verandering brengen in de gedachten/gevoelens van de minderjarige over de man; het zal de minderjarige alleen doen verharden in zijn wens. De raad hoopt dat toewijzing ook ruimte geeft aan de minderjarige om een neutrale beleving over de man te krijgen.
De motivering van de beslissing
3.12.
Het hof overweegt als volgt.
3.12.1.
Het hof is, anders dan de vrouw aanvoert, van oordeel dat de man met zijn tweede grief zich verzet tegen de gronden van de bestreden beslissing en zal de grief hierna beoordelen.
3.12.2.
Het hof acht zich, voor zover de man heeft verzocht om een onderzoek door de raad, op grond van de stukken en mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek te gelasten.
3.12.3.
Artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning kan worden gewijzigd.
In het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamwijziging (hierna: het Besluit) zijn met betrekking tot de gronden waarop de geslachtsnaamwijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en de behandeling van dergelijke verzoeken nadere regels gesteld.
Artikel 3 lid 1 van het besluit bepaalt, dat de geslachtsnaam van een minderjarige op eensluidend verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger wordt gewijzigd.
Artikel 3 lid 4 onder c van het besluit bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.
3.12.4.
Nu de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige van mening verschillen over de vraag of een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige al dan niet moet worden ingediend, is er sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Dit betekent dat het hof weliswaar rekening houdt met de omstandigheid dat artikel 3 van het besluit het primaat legt bij de mening van de minderjarige van 12 jaar of ouder, maar dat dit binnen het toetsingskader van artikel 1:253a BW niet van doorslaggevende betekenis hoeft te zijn.
3.12.5.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is om aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen tot het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van de minderjarige. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
Uit het kindgesprek met de minderjarige bij het hof is gebleken dat de minderjarige ook in hoger beroep volhardt in zijn wens om zijn geslachtsnaam te laten wijzigen. Hij gebruikt in de praktijk al de achternaam van de vrouw, [achternaam van de vrouw] . Hij wenst dat die achternaam op zijn middelbare schooldiploma komt te staan en dat hij zich met die naam kan inschrijven voor een vervolgopleiding. De minderjarige ervaart lijdensdruk van zijn huidige geslachtsnaam en heeft de geslachtsnaamswijziging nodig om een deel van zijn verleden af te kunnen sluiten. Dit zwaarwegende belang van de minderjarige weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen het gestelde belang van de man om via de geslachtsnaam nog een band te houden met de minderjarige.
3.13.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking, voor zover het betreft de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging ten behoeve van [minderjarige] , bekrachtigen. Het meer of anders verzochte zal het hof afwijzen.
3.14.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 26 november 2021, voor zover het betreft de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging ten behoeve van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, E.M.C. Dumoulin en M.L.F.J. Schyns is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.