ECLI:NL:GHSHE:2022:396

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20-002444-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wapenbezit, drugsdelicten en mishandeling van een ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, mishandeling van een ambtenaar en bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 30 oktober 2020, waarna de verdachte op 28 januari 2022 in hoger beroep ging tegen het vonnis van de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De politierechter had ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen. De verdachte voerde verweer tegen de bewezenverklaring van de feiten en stelde dat hij niet in staat was de taakstraf uit te voeren vanwege zijn gezondheidsproblemen. Het hof heeft de argumenten van de verdachte overwogen, maar oordeelde dat de opgelegde straffen passend waren, gezien de ernst van de feiten en het justitieel verleden van de verdachte. Het hof heeft de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten aangepast, maar bevestigde verder het vonnis van de politierechter.

Het hof benadrukte dat illegaal wapenbezit en het bezit van harddrugs ernstige misdrijven zijn die niet getolereerd kunnen worden in de samenleving. De verdachte had samen met zijn partner een aanzienlijke hoeveelheid wapens en drugs in hun woning, wat onaanvaardbare risico's met zich meebracht voor de veiligheid van anderen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een andere strafmaat. De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002444-20
Uitspraak : 28 januari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 30 oktober 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-223359-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte terzake het:
(feit 1)
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie,
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie, meermalen gepleegd;
(feit 2)
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie;
(feit 3)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
(feit 4)
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
(feit 5)
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en
(feit 6)
bedreiging met zware mishandeling,
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] , geheel toegewezen, zijnde een bedrag van € 361,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 26 april 2019 tot de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex 36f van het Wetboek van Strafrecht, met de bepaling dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast. De verdachte is voorts veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van het vonnis begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Door verdachte is verweer gevoerd tegen het bewezenverklaarde onder 5 en onder 6. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 1 en onder 2 en onder aanvulling van de wetsbepalingen met artikel 9 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 1 en onder 2 behoort te luiden als hieronder vermeld. Voor de volledigheid neemt het hof tevens de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 3, 4, 5 en 6 op.
Daarnaast heeft de politierechter volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, terwijl het hof op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, gehouden is tot een uitwerking van de inhoud van de bewijsmiddelen die worden gebezigd tot het bewijs van het tenlastegelegde.
Wat betreft de hiervoor staande onderdelen van het vonnis van de politierechter overweegt het hof als volgt.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring - zoals die zijn opgesomd in het vonnis van de politierechter - opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van de feiten onder 5 en 6.
De verklaring van de verdachte dat hij door de politie met geweld werd bejegend en dat hij daarom verbalisant [benadeelde 1] heeft mishandeld en verbalisant [verbalisant ] heeft bedreigd, wordt naar het oordeel van het hof weersproken door de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen.
Bespreking van het strafmaatverweer
Door verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij het niet eens is met de door de politierechter opgelegde straffen en dat hij de taakstraf niet kan uitvoeren omdat hij in de WAO zit en omdat hij kampt met ernstige stemmingswisselingen. Voorts is de verdachte van mening dat hij al voldoende is gestraft omdat hij vanwege deze zaak uit de verzekering is gezet waardoor hij zijn oldtimers heeft moeten verkopen.
Tevens heeft de verdachte gewezen op de aanleiding voor de huiszoeking, te weten een valse aangifte van bedreiging met een wapen, alsmede op de wijze waarop de politie de woning is binnengevallen. Ten slotte stelt de verdachte dat de verdovende middelen voor eigen gebruik zijn en dat zij die gebruiken tijdens door hen georganiseerde huisfeestjes en dat het vuurwapen van zijn vader is geweest en werd gebruikt bij het countrydansen.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde mishandeling van verbalisant [benadeelde 1] en de bedreiging van verbalisant [verbalisant ] heeft de verdachte aangevoerd dat de politie, terwijl hij meewerkte, gewelddadig is opgetreden tegen hem en dat hij toen boos is geworden. Hij heeft de wapens en de verdovende middelen zelf aan de politie overhandigd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en munitie in hun woning, te weten een vuurwapen, een alarmrevolver, twee busjes traangas en 136 stuks onverschoten en verschoten kogel/knalpatronen.
Illegaal wapenbezit hoort niet thuis in de Nederlandse maatschappij en dient krachtig te worden bestreden. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van dergelijke wapens onaanvaarde risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Ook een oud wapen dat gebruikt wordt voor countrydansen mag men niet zonder vergunning voorhanden hebben. Ten overvloede merkt het hof op dat ook verschoten patronen onder de Wet wapens en munitie vallen als er nieuwe munitie van kan worden gemaakt.
Voorts heeft de verdachte zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs, te weten 1,2 gram MDMA, 91,5 pillen bevattende MDMA en 500 ml GHB. Daarnaast heeft de verdachte zich nog schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van bijna 40 gram hasjiesj en 343,75 gram hennep. Het hof overweegt dat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid en verslavend zijn en dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft.
Uit het dossier blijkt weliswaar niet van een dealerindicatie, maar de omstandigheid dat de verdachte (en zijn partner) de diverse verdovende middelen voor eigen gebruik in huis zouden hebben, maakt de strafwaardigheid daarvan niet anders.
Aan dergelijke ernstige feiten wordt door justitie zwaar getild.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Immers heeft hij verbalisant [benadeelde 1] met de elleboog in het gezicht gestoten. Tevens heeft de verdachte verbalisant [verbalisant ] verbaal bedreigd met zware mishandeling. Door aldus te handelen heeft de verdachte het ambtelijk gezag ondermijnd, heeft hij voornoemde verbalisanten gehinderd in de uitoefening van hun functie in het belang van de samenleving en heeft hij de lichamelijke integriteit van verbalisant [benadeelde 1] geschaad.
LOVS-oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat wordt door het hof rekening gehouden met de door de strafrechters in Nederland gebruikelijk opgelegde straffen bij het voorhanden hebben van wapens en munitie, het aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs en het mishandelen en bedreigen van politieambtenaren.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) wordt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden als oriëntatiepunt gehanteerd. Terzake het voorhanden hebben van een alarmrevolver, een busje traangas en kogel- en knalpatronen ligt doorgaans het opleggen van geldboetes in de rede. Voor het aanwezig hebben van harddrugs van een hoeveelheid van 50 tot 100 gram wordt een taakstraf voor de duur van 150 uur als passend beschouwd, terwijl voor een hoeveelheid softdrugs tussen de 300-500 gram doorgaans een geldboete wordt opgelegd.
Voor een mishandeling, bestaande uit een droge klap en een bedreiging (zonder wapen) worden eveneens geldboetes als passend beschouwd. Voor zover deze feiten zijn begaan tegen een politieagent gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening kan deze straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Alleen al voor het voorhanden hebben van een vuurwapen zou, gelet op voormeld oriëntatiepunt, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde zijn.
Al met al is de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf, niet te zwaar. De politierechter heeft daarmee in het voordeel van de verdachte reeds in voldoende mate rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Persoonlijke omstandigheden
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in 2006 onherroepelijk is veroordeeld door een strafrechter terzake van bedreiging.
Na het plegen van de onderhavige feiten is de verdachte op 18 november 2020 wederom met politie en justitie in aanraking gekomen en is hij wegens bedreiging van beroepsbeoefenaars, meermalen gepleegd, veroordeeld tot straf, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht thans van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de persoon van de verdachte en diens overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, waaronder in het bijzonder de omstandigheid dat de onderhavige zaak buiten de strafrechtelijke afdoening tal van nadelige gevolgen voor verdachte heeft gehad, zoals ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is toegelicht. Het hof ziet daarom aanleiding om af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles overziende is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde taakstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis en de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, in het onderhavige geval passend en geboden is, zodat deze straffen door het hof worden bevestigd. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds beoogd de verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
In hetgeen de verdachte heeft aangevoerd omtrent zijn stemmingswisselingen en zijn autoriteitsproblemen en dat hij daarom geen taakstraf zou kunnen verrichten, ziet het hof, gezien de ernst van de feiten, geen aanleiding om anders te beslissen. De reclassering wordt in staat geacht om voor de verdachte, daarbij rekening houdende met zijn beperkingen, passende arbeid en een rustige werklocatie te kunnen vinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het bewezenverklaarde en doet in zoverre opnieuw recht.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
meermalen gepleegd.
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of
ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling,
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, inclusief de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. M.M. Koevoets en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 28 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van der Bijl is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.