Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/392277 / HA ZA 21-699)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en productie 1;
- de antwoordmemorie in het incident.
3.De beoordeling
de man voldoet aan de vrouw over het jaar 2014 een bedrag van € 6.195,=;
over het jaar 2015 en volgende legt de man rekening en verantwoording af aan de vrouw en zal de helft van de netto-inkomsten delen met de vrouw (proces-verbaal);
partijen zullen in verband hiermee de partneralimentatie herberekenen, welke overeenstemming logischerwijs niet anders kan worden begrepen dan dat bij een herberekening van de draagkracht van de man zijn inkomen moet worden opgehoogd metde helftvan de netto-inkomsten uit de caravanstalling.”
vrouwvordert in eerste aanleg – samengevat – om de man te veroordelen om over de periode 2015 tot heden te verstrekken: de fiscale aangiften die door de man zijn gedaan en hadden moeten worden gedaan met betrekking tot de caravanstalling, de btw administratie met betrekking tot de caravanstalling, alle gegevens inzake de huurders van de caravanstalling, alle facturen en betalingsbewijzen betreffende de omzet en de kosten van de caravanstalling alsmede alle betalingsbewijzen, een en ander op straffe van een dwangsom.
manheeft verweer gevoerd.
rechtbankde man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 38.058,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, de man veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, begroot op een bedrag van € 1.872,38, het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
manis van de beslissing van de rechtbank in hoger beroep gekomen. In incident vordert de man voor de duur van de procedure in hoger beroep de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen. Ter toelichting voert de man het volgende aan.
vrouwconcludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de man althans het afwijzen van zijn vordering in het incident, met veroordeling van de man in de kosten van het incident. De man onderbouwt zijn stelling dat zijn financiële situatie slecht zou zijn niet. De vrouw weerspreekt dan ook dat de man niet in staat zou zijn haar vorderingen te voldoen. De man heeft de opbrengst van de caravanstalling die hij met de vrouw moest delen jarenlang zelf ontvangen. Van omstandigheden die ertoe leiden dat het belang van de man bij niet tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder zou wegen dan het belang van de vrouw, is niet gebleken. De vrouw heeft er alle belang bij dat de man eindelijk met haar tot afrekening van de door hem genoten opbrengsten van de caravanstalling overgaat. Dat belang prevaleert temeer omdat de man de vorderingen van de vrouw in hoger beroep slechts gedeeltelijk weerspreekt. Van welke feitelijke misslag in het vonnis sprake zou zijn wordt door de man niet gesteld. De man beroept zich niet op een kennelijke misslag en die is er ook niet.
hofoverweegt als volgt. Ingevolge artikel 351 Rv kan niettegenstaande de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in eerste aanleg de hogere rechter schorsing van de werking bevelen.